Vraag:
Sinds 1 januari 2018 werkt mevrouw Janet Coronels gedurende 24 uur per week als instructrice op een
slipschool van ANK B.V., die op het test- en trainingscentrum in Almere is gevestigd. Zij begeleidt voor EUR 70,-
per uur cursisten die zich hebben ingeschreven voor een slipcursus, die door ANK B.V. is ontwikkeld en een
vaste opzet heeft. Janet woont in Emden (Duitsland).
Janet krijgt van de aanvangstijden schriftelijk bericht, nadat hierover met de locatiemanager telefonisch overleg
heeft plaatsgevonden. Janet declareert maandelijks haar honorarium, exclusief reis- en onkostenvergoeding, bij
ANK B.V.
Tijdens de begeleiding van de cursisten draagt Janet casual-kleding met daarop het logo van ANK B.V. De
cursusinhoud die door ANK B.V. aan haar ter beschikking is gesteld bestaat uit twee delen. Een praktijkdeel,
waarbij de cursisten het trainingscircuit opgaan voor een rij- en slipvaardigheidstraining. Daarnaast is er een
theoriedeel dat bestaat uit een door Janet verzorgde presentatie en een cursusmap. Aan het eind van de cursus
krijgen de cursisten een certificaat van deelname uitgereikt.
Bij brieven van 15 februari en 4 maart 2019 gericht aan de freelance (rij)instructeurs, waaronder mevrouw
Coronels, informeert ANK B.V. over de verplichting van ANK B.V. om vanaf 1 juli 2019 loonbelasting en sociale
verzekeringspremies over het door de freelance (rij)instructeurs gedeclareerde honorarium af te dragen. Om
één en ander in goede banen te leiden zal ANK B.V. overgaan tot het (maandelijks) verstrekken van
salarisoverzichten. Zoals aangekondigd houdt ANK B.V. met ingang van 1 juli 2019 belastingen en premies in op
de aan mevrouw Coronels verstrekte salarisoverzichten. Op deze overzichten staat als datum indiensttreding 1
januari 2018 vermeld.
Vanaf 1 januari 2020 hoort Janet van ANK B.V. niets meer. Janet neemt zelf enkele keren telefonisch contact op
met de locatiemanager. De locatiemanager deelt Janet mee dat er geen werk meer voor haar is bij ANK B.V. en
dat zij er ook niet op hoeft te rekenen dat als er werk is Janet zal worden gebeld. Janet denkt dat het niet ‘zo’n
vaart’ zal lopen. Na een welverdiende, maar dure vakantie staat zij ‘rood’.
In april 2020 heeft Janet diverse keren schriftelijke geprotesteerd bij ANK B.V. over het uitblijven van werk en
geeft zij aan nog steeds slipcursussen te willen verzorgen. Ondanks haar pogingen reageert ANK B.V. niet op
haar brieven. Zij waagt er nog een telefoontje aan en krijgt de locatiemanager te spreken op 1 mei 2020.
Tijdens het gesprek krijgt Janet te horen dat zij moet ophouden met de brieven, zij is toch niet ‘in dienst’! Janet
is het hier niet mee eens, omdat zij meent dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Janet laat het er niet bij
zitten en overweegt stappen te ondernemen.
Stel Janet wil haar gelijk halen. Wat dient Janet in een procedure tegen ANK B.V. bij de kantonrechter te stellen
en/of te bewijzen?
Antwoord a.d.h.v. stappenplan:
Stap 1: aangeven wat ze als eerste moet bewijzen + artikel:
- Rechtsvermoeden arbeidsovereenkomst (art. 7:610a BW).
Stap 2: vereisten opschrijven + toepassen op de casus:
- Tegen beloning van een ander ze krijgt er €70 per uur voor van de cursist.
- Arbeid verrichten voor een ander ze werkt als instructrice op een slipschool van ANK B.V. Ze werkt
dus voor Ank B.V.
- Gedurende 3 opeenvolgende maanden (wekelijks of tenminste 20-uur per maand) ze werkt er
meer dan 3 maanden en 24-uur per week werkt ze.
Stap 3: aangeven wat ze als tweede moet bewijzen + artikel:
- Rechtsvermoeden omvang (art. 7:610b BW).
Stap 4: vereisten opschrijven + toepassen op de casus:
- Ao tenminste 3 maanden geduurd ze werkt er sinds januari 2018 en ze krijgt pas in februari/maart
2019 een brief voor ontslag. Dat is dus langer dan 3 maanden.
- Omvang wordt vermoed gelijk te zijn aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie
voorafgaande maanden ze werkt 24-uur per week.
,Vraag:
Op basis van welke criteria en/of factoren zal de kantonrechter het geschil tussen Janet en ANK B.V.
beoordelen?
Antwoord a.d.h.v. stappenplan:
Stap 1: aangeven wat je deze vraag moet uitwerken:
- Art. 7:610 BW + jurisprudentie.
Stap 2: eerst uitwerken of er sprake is van een aok + jurisprudentie:
- Groen/Schoevers, Deliveroo, Gouden Kooi, Stichting Thuiszorg Rotterdam/PGGM.
- Art. 610 BW:
Loon (art. 7:617 BW ja, €70 per uur.
Persoonlijke arbeid (art. 7:659 BW) 24uur per week. Ze is instructrice bij een slipcursus bedrijf.
Dit moet ze persoonlijk verrichten (hier gaan we vanuit).
Gezagsverhouding (in dienst van de ander). Meer dan een enkele aanwijzing/instructie:
werkkleding, werkmateriaal, continuïteit van de werkzaamheden, rooster cursusinhoud,
aanvangstijden krijgt ze schriftelijk bericht van, per week (al vanaf 1 januari 2018), logo,
Art. 7:402 BW overeenkomst van opdracht er mag een enkele aanwijzing worden
gegeven.
Stap 3: jurisprudentie uitwerken:
- Feitelijke invulling/ hoe in de praktijk uitvoering wordt gegeven aan de overeenkomst belasting
worden door ANK geregeld, vanaf 1 juli 2019. Janet krijgt salarisoverzichten: ‘indiensttreding 1 januari
2018’.
- Bedoeling van partijen bij aangaan aovk freelancer.
- Gezagsverhouding Janneke werkt als instructrice voor Ank B.V. dat betekent dat Ank B.V. haar baas
is die haar de taken oplegt, een werkrooster geeft, materialen geeft indien nodig, etc.
- Maatschappelijke positie zij is werkneemster in dit verhaal.
Vraag:
Wat zou uw oordeel zijn, als u rechter was in de onderhavige zaak?
Antwoord a.d.h.v. stappenplan:
Stap 1: aangeven of er wel of geen sprake is van een aok:
- Ik denk dat er wel sprake is van een aok.
Stap 2: aangeven waarom:
- Ze krijgt namelijk loon, moet et persoonlijk verrichten gedurende een langere tijd.
Vraag:
Tijdens haar HBO-studie wordt Birgit een jaarcontract (eerste contract) aangeboden voor de functie van
telefoniste en baliemedewerkster bij accountantskantoor ‘Pecunia non olet BV’ (verder: PNO) voor 10 uur per
week voor de periode van 1 juli 2018 t/m 31 december 2018. In december 2018 weet zij met succes haar studie
accountancy af te ronden. Om die reden krijgt zij bij PNO een baan als junior accountant aangeboden, zodat zij
mee kan doen in het team die een fusie van een grote klant begeleidt. Haar contract loopt van 1 januari 2019
tot 1 juni 2019 (tweede contract).
Aan het einde van de looptijd van dit contract blijkt een van de collega’s van Birgit ernstig ziek. Op 1 juni 2019
krijgt zij daarom een nieuw contract (derde contract) aangeboden tot 1 september 2020. Een CAO is niet van
toepassing. Dient PNO het tweede contract met Birgit op te zeggen als zij niet tot verlenging wenst over te
gaan?
Antwoord a.d.h.v. stappenplan:
Stap 1: aangeven van wanneer tot wanneer het 2 e contract loopt:
- 2e contract loopt van 1 januari 2019 – 1 juni 2019.
Stap 2: aangeven wat voor een contract het is:
- Dit is een bepaalde tijd contract.
Stap 3: conclusie:
- Een contract voor bepaalde tijd loopt van rechtswegen af (art. 7:667 lid 1 BW).
- Contract voor bepaalde tijd kan niet zomaar tussentijds worden opgezegd, maar als het schriftelijk is
overeengekomen tussen de partijen, is het wel mogelijk (art. 7:667 lid 3 BW).
, Vraag:
Moet werkgever PNO Birgit informeren over verlenging van haar tweede contract? Zo ja, op welk moment? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord a.d.h.v. stappenplan:
Stap 1: aangeven wel of niet verlengen:
- Wel of niet verlengen? Aanzeggen.
- Art. 7:668 lid 1 sub a en sub b BW. Verlengen ja of nee en als je verlengt dan de voorwaarden.
Stap 2: voorwaarde opschrijven indien verlenging + uitzonderingen:
- Lid 1 uiterlijk een maand voordat ao bt eindigt. Moet schriftelijk.
- Uitzonderingen? Korter dan 6 maanden hoef je niet aan te zeggen. Art. 7:668 lid 2 onder b BW.
5 maanden (jan, feb, maart, april, mei).
Stap 3: conclusie:
- Aanzeggen hoeft dus niet!
Vraag:
Loopt het laatste contract van rechtswege af of is opzegging vereist?
Antwoord a.d.h.v. stappenplan:
Stap 1: contracten chronologisch opschrijven:
- 1e contract loopt van 1 juli 2018 – 31 december 2018 (6 maanden) (0 maanden tussenpauze).
- 2e contract loopt van 1 januari 2019 – 1 juni 2019 (5 maanden).
- 3e contract loopt van 1 juni 2019 – 1 september 2020 (15 maanden).
Stap 2: aangeven hoe bepaalde tijd contracten eindigen:
- Contracten voor bepaalde tijd lopen van rechtswege af. Opzegging geldt vaak voor contracten voor
onbepaalde tijd.
Stap 3: eerste vereiste uitwerken + toepassen op de casus + artikel:
- Art. 7:668a lid 1 sub b BW:
Tussenpozen mag niet langer zijn dan 6 maanden alle contracten doen mee voor de tweede
voorwaarde. Ze zitten allemaal in de keten van contracten.
Meer dan 3 contracten? Er zijn maar 3 contracten. Hier is dus niet aan voldaan.
Conclusie er is geen contract voor onbepaalde tijd ontstaan.
Stap 4: tweede vereiste uitwerken + toepassen op de casus + artikel:
- Tussenpozen mag niet langer zijn dan 6 maanden alle contracten doen mee voor de tweede
voorwaarde. Ze zitten allemaal in de keten van contracten.
- 36 maanden moeten zijn overschreden 1 januari 2020 gaaf we van 36 maanden uit.
Hiervoor was het 24 maanden.
Wanneer wordt de 24-maanden grens overschreden? 1 juli 2018 na 1 januari 2020 wordt de
24-maanden grens wordt overschreden (op 1 juli 2020).
Omdat de 24-maanden grens in 2020 wordt overschreden, gaan we uit van 36 maanden (er is
geen overgangsrecht).
- 26 maanden 6 + 5 + 15 (alle maanden bij elkaar opgeteld) geen overschrijding van de 36
maanden. Er is dus geen contract van onbepaalde tijd tot stand gekomen.
Stap 5: conclusie:
- Geen onbepaalde tijd contracten.
Vraag:
Pieter de Hoog werkt sinds 1 juli 2017 op basis van een contract voor bepaalde tijd van een half jaar als
medewerker aan de Klantenbalie bij Superb. Hij functioneert goed en om die reden zag de directeur de heer
Calvado nooit aanleiding om met Pieter een functioneringsgesprek te voeren. Pieter, die ambitieus is, heeft
gesolliciteerd op een functie van bedrijfsleider bij een kledingzaak. Op 1 januari 2020 heeft Pieter gehoord, dat
hij is aangenomen voor die functie: op 1 april 2020 zal hij bij zijn nieuwe werkgever moeten beginnen. Pieter
zegt daarom bij brief van 31 januari 2020 zijn baan bij Superb op tegen 31 maart 2020. Hij geeft aan zijn
vakantiedagen nog te willen opnemen.
De heer Calvado is furieus: hij geeft aan dat Pieter zijn arbeidsovereenkomst niet eens kán opzeggen, omdat
het een contract voor bepaalde tijd betreft. Bovendien, zo zegt Calvado, al zóu Pieter kunnen opzeggen, dan
kan Pieter in elk geval niet al op 1 april 2020 bij zijn nieuwe werkgever beginnen, omdat op die datum zijn
contract bij Superb nog niet is geëindigd.
Heeft de heer Calvado gelijk of niet? Bespreek beide argumenten van Calvado.