A-Anatomie
Kennisclip 1 – morfologie van dentine en glazuur
Glazuurafzetting gaat van occlusaal naar cervicaal.
Dentine-afzetting gaat van glazuurdentinegrens naar pulpa.
Lijnen van Retzius lopen van de glazuurdentinegrens naar het oppervlak van het glazuur. Deze laten
zien dat het glazuur in laagjes wordt afgezet. Op een horizontale doorsnede liggen de lijnen van
Retzius als ronde cirkels om het dentine heen.
Glazuurstaafjes doorsnijden de lijnen van Retzius. De richting van de staafjes varieert per laag, wat
zorgt voor stevigheid. Op een lichtfoto zijn daardoor de lijnen van Hunter-Schraeger te zien.
Dentinekanaaltjes lopen van de glazuurdentinegrens naar de pulpa. Hier liggen
odontoblastenuitlopers, waarvan de cellichamen in de pulpa liggen. Microtubuli liggen in de uitlopers
en kunnen eiwitten transporteren.
Peritubulair dentine ligt direct om deze uitlopers / kanaaltjes heen, en intertubulair dentine ligt daar
juist tussen.
Tuft en lamellen zijn onregelmatigheden in de afzetting van glazuur.
Bij de geboorte stopt de dentine-afzetting even, wat leidt tot de lijn van Owen.
Kennisclip 2 – morfologie van pulpa en cement
Predentine ligt tussen dentine en de odontoblasten en is niet gemineraliseerd. Pre-odontoblasten
liggen onder de odontoblasten en zijn een soort stamcellen.
Helemaal binnen in de pulpa ligt losmazig bindweefsel, zenuwen
en bloedvaten. De zone van Weil ligt tussen het losmazig
bindweefsel en odontoblasten en daar liggen minder cellen. In
deze zonde liggen veel zenuwvezeltjes: de plexus van Raschhow.
Sommige van deze zenuwvezels lopen ook de dentinekanaaltjes in.
In het cement bij de wortel liggen geen cellen, het is acellulair. Wel
wordt het in lagen afgezet, daardoor zijn incrementlijnen
(groeilijnen) zichtbaar.
Cementoblasten liggen bovenop het cement en cementocyten zijn zelf echt ingebouwd in de matrix.
Uitlopers hiervan lopen naar het doorbloede parodontaal ligament, maar
cellen dieper in het cement zijn dus dood.
Bij de glazuurcementgrens komen drie gemineraliseerde weefsels bij
elkaar:
- Bij 60% ligt het cement iets over het glazuur
- Bij 30% van de mensen sluit het precies goed aan
- Bij 10% van de mensen ligt er een stuk dentine vrij.
,Kennisclip 3 – afzetting van dentine
Tandvorming begint bij de tandkiem. Op een gegeven moment heb je
ameloblasten voor glazuur, dan de glazuurdentinegrens en dan de
odontoblasten. De dentale papil is de binnenkant van de tandkiem, waar de
fibroblasten voor de pulpa zich bevinden.
Differentiërende ameloblasten sturen een signaal, waardoor odontoblasten
zich gaan differentiëren. Als de odontoblasten dan een langere uitloper
hebben, gaan ze extracellulaire matrix afzetten: collageen en proteoglycanen.
De microtubuli zijn langgerekte kanaaltjes met als functie transport van eiwitblaasjes naar de
uitloper. In het golgi-apparaat worden blaasjes met eiwitten gemaakt, die worden langs de
microtubuli vervoerd.
Collageen gaat van de nucleus naar het endoplasmatisch reticulum, naar het golgi-apparaat, naar het
celmembraan. Daarna wordt het pre-gedeelte afgesplitst en wordt het collageen. Ze zijn zijdelings
gecrosslinked, maar wel een beetje versprongen, dat leidt tot de gestreepte structuur.
Zodra predentine is afgezet, begint de mineralisatie. Dit gaat als eerste peritubulair. Ondertussen
gaat de afzetting van ECM door, verplaatst de odontoblast meer naar de pulpa toe en wordt de
uitloper langer.
Matrix vesikels worden uitgescheiden door de uitlopers. Calcium-ATPase in een vesikelmembraan
zorgt ervoor dat er calcium het vesikel ingaat, waardoor de Ca2+ concentratie omhoog gaat. Alkaline
fosfatase doet hetzelfde voor PO43-.
Door de hoge concentratie Ca2+ en PO43- wordt hydroxyapathiet gevormd, na een tijd gaat het
blaasje kapot en ontstaan er kristallen. Dan kunnen ze spontaan verder groeien, omdat er in de ECM
genoeg calcium/fosfaat aanwezig is.
Ondertussen wordt er ook in de holtes van de collageenvezels mineralisatie geïnitieerd. Daar is
namelijk de optimale conditie om HAP kristallen te laten ontstaan en vandaar uit wordt de hele vezel
gemineraliseerd.
Initiatie van mineralisatie gebeurt dus in een blaasje of in een holte. Deze processen vinden naast
elkaar plaats.
De uiteindelijke rondjes noem je dan calcospherieten. Daartussen ligt interglobulair dentine, wat
minder sterk gemineraliseerd is.
Door de ontregelmatige afzetting van dentine ontstaat de granulaire laag van Tomes, tussen cement
en dentine.
Kennisclip 4 – afzetting van glazuur
Glazuurstaafjes omvatten de hele dikte van het glazuur, tot de glazuurdentinegrens. Glazuurstaafjes
ondersnijden de lijnen van Retzius altijd.
1 glazuurstaafje bestaat uit parallel gelegen kristallen en schuiner gelegen kristallen. Hierdoor heb je
rod en interrod glazuur.
,Ameloblasten liggen heel dicht tegen elkaar aan met tight
junctions. In het midden van de honingraatjes liggen dan het
Tomes-proces. Je hebt 4 ameloblasten nodig voor 1
glazuurstaafje.
De schuine kant van Tomes proces vormt het rod glazuur, en
de achterkant vormt het interrod glazuur.
Als het dan net is afgezet hebben we ongerijpt glazuur met
een lage HAP concentratie. Aan de snijkant (occlusaal) is het
glazuur als eerste gerijpt.
Bij rijping van glazuur moeten eiwitten worden verwijderd uit
de ECM om plaats te maken voor de kristallen. Secretorische ameloblasten hebben geplooid uiteinde
en scheiden HAP ionen en enzymen uit. Absorptieve ameloblasten hebben een glad uiteinde en
nemen eiwitfragmenten op. Ameloblasten hebben een cyclus, waardoor ze dus afwisselen van
secretorisch en absorptief.
Bij de top van de kroon is het glazuur eerder gerijpt dan cervicaal.
A – ZSO
Cellichamen van odontoblasten bevatten ER, een Golgi-apparaat, een nucleus en mitochondrien, het
bevindt zich in de pulpa. Odontoblast-uitlopers bevinden zich in het dentine en hebben microtubuli.
De pulpa begint met odontoblasten op het oppervlak. Vervolgens een celvrije zone van Weil, met
veel zenuwvezels: de plexus van Raschkrow. Verderop in de pulpa liggen meer cellen, inclusief
zenuwvezels en bloedvaatjes.
De lijnen van Owen zijn groeilijnen in het dentine. De granulaire layer van Tomes ligt naar apicaal, op
het dentine en net onder het cement.
- Peritubulair dentine ligt net naast het dentinekanaaltje
- Tertiair dentine wordt gevormd als gevolg van trauma of iets dergelijks
- Intertubulair dentine ligt tussen de tubuli.
- Primair dentine wordt het eerst gevormd. De buitenste laag heet ook wel manteldentine.
- Secundair dentine is een langzame voortzetting van dentine-afzetting, na de voltooiing van
de wortelformatie.
- De lijnen van Retzius ontstaan doordat het glazuur in laagjes wordt afgezet.
- Glazuurkwastjes / lamellen ontstaan door onregelmatigheden in de glazuurafzetting.
- De banden van Hunter-Schraeger worden zichtbaar door de verschillen van richting van de
glazuurstaafjes.
- Glazuurspoeltjes worden gevormd bij de glazuurdentinegrens, als odontoblasten gevangen
raken in een laag ameloblasten.
Verouderingsverschijnselen:
Pulpa volume neemt af en wortelkanaal wordt steeds dunner. De celdichtheid van de pulpa neemt
af. Afname van sclerotisch dentine en afname van gevoeligheid. Herstel van de pulpa-
dentinecomplex wordt steeds onwaarschijnlijker.
, B. Biochemie
Kennisclip 1 – speeksel en buffers
Functie van speeksel:
- Remineralisatie
- Remming van demineralisatie
- Buffers om zuren te neutraliseren
- Anti-microbieel
- Vertering
De grootste speekselklieren zijn de glandula parotis, submandibularis en sublingualis.
Gestimuleerd speeksel bevat meer mineralen dan ongestimuleerd speeksel. Het heeft dus ook een
hogere buffercapaciteit.
Speeksel spoelt suikers enz. weg: oral clearance. Je hebt ongeveer 0,8 – 2,0 ml speeksel in je mond,
en er ligt dus een film van 100 µm op elk stukje oppervlak. Een verminderde speekselproductie leidt
tot een hogere kans op cariës.
Anorganische componenten:
- Calcium; 1-2 mmol/L, in eiwit en ionen
- Fluoride
- Bufferionen:
o Fosfaat; 2-10 mmol/L (H3PO4, H2PO4-, PO43-, afhankelijk van pH)
De buffer: H2PO4- <-> HPO42- + H+
o Carbonaat; 3-28 mmol/L (H2CO3, HCO3-, afhankelijk van pH)
De buffer: CO2 + H2O <-> H2CO3 <-> HCO3- + H+
Eiwitbuffer: glycoproteïnen, muceus en sereus.
EiwitH+ + eiwit + H+
Bij een lage pH bufferen dus proteïnen, daarna bicarbonaat en
daarna fosfaat.
Speekseleiwitten:
- Mukeuze eiwitten >60% koolhydraten
- Sereuze eiwitten <50% koolhydraten
- Calciumbindende eiwitten: PRP’s, statherines
- Verteringsenzymen: 40% amylase (zetmeel)
- Antimicrobiële eiwitten:
o Lysozym (tast celwand aan)
o Lactoferrine (bindt ijzerionen)
o Peroxidase (vormt H-peroxide)
o Agglutinines (laat bacteriën samenklonteren)
o Imuunglobulines
o Cystatines en histatines (remmen groei van bacteriën)
De pellicle: