3 HAVO hoofdstuk 4 Reacties en energie
4.1 Verbranding
A1
Bij een verbrandingsreactie reageert een brandstof met zuurstof. Hierbij komt energie vrij, het is
dus een exotherme reactie. Vaak moet je de verbranding op gang helpen, omdat de
ontbrandingstemperatuur nog niet bereikt. In je lichaam zorgen enzymen ervoor dat je voedsel bij
37 °C kunt verbranden.
B2
a II: zuurstof
b III: ontbrandingstemperatuur
c I: brandstof
d II: zuurstof
B3
Een kaars gaat niet vanzelf branden omdat de ontbrandingstemperatuur pas bereikt wordt als je
deze aansteekt. Omdat een verbranding exotherm is, komt er genoeg warmte vrij bij het branden van
de kaars om de temperatuur boven de ontbrandingstemperatuur te houden.
A4
I juist
II onjuist
III juist
B5
a koolstofdioxide en water
b koolstofmono-oxide, koolstof (roet) en water
c In een kleinere ruimte is minder zuurstof aanwezig. Het zal sneller opraken, waarna de
volledige verbranding een onvolledige verbranding wordt.
B6
a Wit kopersulfaat (kleurt blauw met water). Alternatief: custardpoeder (kleurt geel met water).
b Waterdamp ontstaat niet alleen bij de verbranding van waterstof, maar ook bij de verbranding
van verbindingen met waterstofatomen.
c Methaan bevat koolstofatomen. Bij de volledige verbranding van methaan ontstaat
koolstofdioxide. Dit wil Semma aantonen door de reactieproducten van de verbranding door
helder kalkwater te leiden.
B7
a koolstofdioxide en water
b koolstof (roet), koolstofmono-oxide en water
c De vlammen zijn geel (door gloeiend roet), dus er is onvolledige verbranding.
d Er wordt meer acetyleengas gevormd, zodat er zuurstof uit de melkbus wordt verdreven. Er is dan
te weinig zuurstof aanwezig voor een snelle en volledige verbranding.
e Dan heb je ook meer zuurstof nodig. Dat kan in een grotere melkbus.
e
Uitwerkingen Chemie Overal 8 editie 3 havo – hoofdstuk 4 2022 Noordhoff Uitgevers (c)
1
, B8
a Koolstof, fosfor en waterstof (want in de reactieproducten zitten verbindingen van deze
atoomsoorten met zuurstof).
b Zuurstof (want de zuurstofatomen uit de reactieproducten kunnen zowel uit de lucht komen,
maar ook uit de brandstof zelf).
B9
a 2 PbS + 3 O2 → 2 PbO + 2 SO2
b 2 PbO + C → 2 Pb + CO2
c In de eerste reactie staat zuurstof (O 2) voor de pijl, dit is een verbrandingsreactie; in de tweede
reactie staat geen zuurstof voor de pijl, dit is geen verbrandingsreactie.
B10
a H2S en O2
b H2O en SO2
c 2H2S+3O2→2H2O+2SO2
d diwaterstofmonosulfide
B11
a 2C2H6+7O2→4CO2+6H2O
b 2CH4+3O2→2CO+4H2O
c C4H4S+6O2→4CO2+2H2O+SO2
C12
a CH4+2O2→CO2+2H2O
b 1,0 gram methaan reageert dus met 4,0 gram zuurstof.
1,0 gram methaan komt overeen met 1,0 g : 0,65 g/dm3 = 1,54 dm3.
4,0 gram zuurstof komt overeen met 4,0 g : 1,3 g/dm3 = 3,08 dm3.
De verhouding methaan : zuurstof is dus 1,54 dm3 : 3,08 dm3.
Dit kun je vereenvoudigen tot 1,0 dm3 : 2,0 dm3.
Methaan en zuurstof reageren dus in de volumeverhouding 1,0 : 2,0.
c De verhouding 1,0 : 2,0 staat ook in de reactievergelijking. Dat is geen toeval!
d Stel dat de ruimte 100 dm3 is, dan zit er dus 10 dm3 methaan in. Dit reageert in de juiste
verhouding met twee maal zoveel, dus 20 dm3 zuurstof. In de ruimte van 100 dm3 zit behalve
methaan ook 90 dm3 lucht. Dit bestaat bestaat voor 21 volumeprocent uit zuurstof. 21% van
90 dm3 is 0,21 × 90 dm3 = 19 dm3 zuurstof, terwijl wel 20 dm3 nodig is. Er is dus al meer
methaan aanwezig dan er volledig kan verbranden. De juiste verhouding is dus al bereikt.
4.2 Ontleding
A13
a B één beginstof en meer dan één reactieproduct
b B is de beginstof altijd een verbinding
B14
a Nee, hier is sprake van een scheiding, niet van een reactie.
b Ja, uit één stof ontstaan twee stoffen.
c Nee, er reageren twee beginstoffen tot één reactieproduct.
Uitwerkingen Chemie Overal 8e editie 3 havo – hoofdstuk 4 2022 Noordhoff Uitgevers (c)
2