Grondslagen 1 samenvatting
Belangrijke personen
Emily knappert: was een pionier op het gebied van het volksontwikkelingswerk en het
maatschappelijk werk. In 1890 zette ze een oprichting voor fabrieksmeisjes op. Was
geïnspireerd door Toynbee en opende in 1894 het wijkgebouw “geloof, hoop en liefde” in een
Leidsche arbeidersbuurt nabij de katoenfabriek. In 1899 opende ze een volkshuis in Leiden.
Knappert werd de eerste directrice van dit gemeenschapshuis. In 1909 begon zij met het
opzetten van vakantieactiviteiten, eerst voor fabrieksmeisjes. Voor jongens werden
afzonderlijke kampen georganiseerd. Knappert legde in haar werk het accent op de
geestelijke ontwikkeling van de deelnemers door kunstzinnige vorming en natuureducatie. Zij
was ook betrokken bij de oprichting van een school voor maatschappelijk werk in
Amsterdam, de latere sociale academie. Ze werd in de loop van de tijd een religieus
socialiste.
W.E van Wijk: directeur van clubhuis de Arend te Rotterdam bedoeld voor jongens van 13-
20 jaar uit de volkswijken die niet meer op school zaten doordat ze geld voor de familie
moesten verdienen. Het huis bood gezelligheid en huiselijkheid. Ook vonden ze (vervolg)
onderwijs belangrijk. W.E van Wijk bezorgde het clubhuis grote bekendheid, voornamelijk
door publikaties o.m. in het tijdschrift 'Volksontwikkeling' en het uitbrengen van maandelijkse
verslagen, die niet alleen aan de Arend-leden werden verstrekt maar ook aan donateurs en
de pers werden verzonden. In 1932 nam hij afscheid als directeur en werd opgevolgd door
G.H.L. Schouten.
Arnold Toynbee: Hij wilde de leefomstandigheden van arbeiders verbeteren. Hij moedigde
de vorming van vakbonden en coöperaties De sloppenwijken Whitechapel in Oost-Londen
had zijn speciale aandacht; hij hielp er bibliotheken voor de armen op te zetten. Zijn ideaal
was om studenten uit de midden- en hogere klassen niet alleen in de achterstandswijken te
laten wonen maar ook maatschappelijk werk en onderwijs te laten verzorgen. Hij maakte het
zelf niet meer mee, want Toynbee stierf al op 30-jarige leeftijd, maar hij inspireerde anderen
om van dit concept een wereldwijde beweging van universiteits-vestigingen in dit soort wijken
te maken. Het idee was vooral om de toekomstige elite de problemen van de Britse
samenleving onder ogen te brengen. Vooral belangrijk op een moment dat de
klassenverschillen nog zeer groot waren; sociale mobiliteit bestond nog nauwelijks en de
“rijken” hadden geen idee van de leefomstandigheden van de armen.
Een jaar na zijn dood werd de eerste Toynbee Hall geopend. Hier gingen studenten wonen,
niet alleen om jongeren uit lagere klassen te onderwijzen, maar ook om zich onder het volk
te bewegen en het volk leren te begrijpen. Hierin werd een gemeenschapshuis gesticht dat
tot doel had vorming en ontspanning te bieden aan de arbeidende bevolking. In navolging
van dit Engelse voorbeeld ontstonden ook in Nederland zogenaamde volkshuizen.
- Toynbee wordt algemeen gezien als de historicus die de term “Industriële
revolutie” door zijn lezingen in het Engelse taalgebied geïntroduceerd heeft.
Marie Kamphuis: Kamphuis bezocht regelmatig de Verenigde staten en maakte daar kennis
met nieuwe ontwikkelingen op haar vakgebied. Zij vertaalde de Amerikaanse ontwikkelingen
naar de Nederlandse situatie. Haar in 1950 uitgegeven boek Wat is social casework? Werd
een standaardwerk voor de opleiding van maatschappelijk werkers in de periode van 1950
tot omstreeks 1980. Ze legde de nadruk op de zelfredzaamheid van de mens. De kern van
social casework is het methodisch hulpverlenen aan personen en gezinnen.
Marie Muller – Lulofs: is een van de grondleggers van het sociaal werk in Nederland. Haar
bijdragen aan de modernisering van de armenzorg en de oprichting van de eerste School
voor Maatschappelijk werk vormden een belangrijke aanzet tot een verdere doordenking en
professionalisering van het sociaal werk. In 1890 nam Muller-Lulofs, samen met haar
echtgenoot en A.W. Mees, het initiatief tot de oprichting van de Vereeniging tot Verbetering
,van Armenzorg te Utrecht, die een einde moest maken aan de inefficiënte en willekeurige
werkwijze van de particuliere bedeling.
,Begrippen en bronnen
Bron 1
Begrippen
Practice-based professional: werken op resultaat uit de praktijk
Discretionaire ruimte: Binnen de wettelijke kaders je eigen inzicht te volgen en zelfstandig
kunnen beslissen over het toepassen van bevoegdheden.
Interprofessioneel samenwerken: Gezamenlijk verzorgen van zorg, je kijkt als team integraal
naar de patiënt, er wordt gewerkt met een gezamenlijk zorgplan.
Belang beroepscode: professionals sociaal werk handelen kritisch reflecterend en zijn gericht
op duurzame werking van hun professionele handelen. Hiermee maken ze ethische
afwegingen.
Beroepsidentiteit: wat het is en inhoudt.
Kernwaarden: participatie, inclusie, rechtvaardigheid, diversiteit en eigen
kracht/empowerment.
Normatieve karakter: gaat uit van de vooronderstelling dat elk professioneel handelen,
behalve technische en communicatieve kwaliteiten, ook een morele kant heeft (normatieve
professionaliteit). Anders gezegd: bij professioneel handelen spelen altijd ook normen en
waarden een rol.
Drie kerntaken: bevorderen van de eigen professionaliteit en de ontwikkeling van het beroep,
bevorderen van het sociaal functioneren van mensen en hun sociale context, versterken van
de organisatorische verbanden waarbinnen sociaal werk plaatsvindt.
(Peer)groep: Een peer groep is een groep mensen uit de samenleving, die een vergelijkbare
leeftijd, status, belang of belangstelling hebben en gemeenschappelijke gedragscodes. Een
peer groep wordt ook wel de 'vriendengroep' of 'vriendenkring' genoemd. Een peer groep kan
open of gesloten zijn.
Jeugdwet: de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en
zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen
en stoornissen
Participatiewet: Iedereen die kan werken maar het op de arbeidsmarkt zonder ondersteuning
niet redt, valt onder de Participatiewet. De wet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk
vinden, ook mensen met een arbeidsbeperking.
Wet Langdurige Zorg: De Wet langdurige zorg (Wlz) regelt zware, intensieve zorg voor
kwetsbare ouderen, mensen met een handicap en mensen met een psychische aandoening.
Ethische dilemma’s: een situatie waarbij iemand verschillende keuzen tot handelen heeft die
betrekking hebben op moraliteit. Deze beslissing kan uitmonden in onwenselijke situaties.
Een ethisch dilemma bevat altijd verschillende waarden.
Ill structured domain: een situatie waarin de actuele staat en de gewenste staat niet duidelijk
zijn, er kunnen geen methodes worden gevonden om de gewenste staat te krijgen.
Pedagogisch civil society: De burgers en hun eigen netwerk komen centraal te staan, als ze
hun eigen problemen niet kunnen oplossen kan een vrijwilliger helpen. Professionals komen
pas daarna, die wijzen op de zelfredzaamheid van personen.
Relationele autonomie: Door omgeving niet helemaal autonoom.
Residentiële omgeving: Chique omgeving, bestemd voor duurdere woningbouw
Sociaal kapitaal: Verwijst naar de sociale netwerken van individuen en al de hulpbronnen die
ze via deze netwerken kunnen mobiliseren.
Stakeholders: Alle personen en ondernemingen die betrokken zijn bij een onderneming.
Denk aan personeelsleden, leveranciers, afnemers, aandeelhouders, geldschieters en
dergelijke. Deze stakeholders hebben vaak tegengestelde belangen.
Autonoom: zonder bemoeienis van buitenaf kunnen handelen.
Samenvatting
- Minder mensen in instellingen met specialistische hulp, meer mensen die in hun
eigen omgeving blijven functioneren en die dus blijven participeren, ondersteund
door hun eigen netwerk.
, - Mensen alleen ondersteunen waar nodig om hun mogelijkheden te
(her)ontdekken, te waarderen en in te zetten.
- Leggen meer nadruk op signaleren en preventie.
- Veel verantwoordelijkheden en middelen zijn overgedragen naar gemeenten. Dit
betekent meer invloed van lokaal sociaal beleid, lokale prioriteiten en lokale
organisatiewijzen op het sociaal domein en sociaal werk.
- In de beroepspraktijk van sociaal werk draagt sociale technologie bij aan
efficiënte dienstverlening, signaleren, voorkomen, communiceren, interveniëren
en organiseren.
Het begrip sociale kwaliteit is normatief en relatief: er bestaat geen absoluut optimaal sociaal
functioneren dat leidt tot absolute sociale kwaliteit. Wat de een als acceptabel ervaart, vindt
een andere onaanvaardbaar.
Mensen functioneren op de volgende sociale contexten:
1: mensen en hun primaire leefomgeving
- Onder primaire leefomgeving verstaan we de dagelijkse thuisomgeving van
mensen. Ok een residentiële omgeving (tijdelijk, langdurig, vrijwillig of onder
dwang) wordt hier beschouwd als een primaire leefomgeving.
- Relationele autonomie brengt twee invalshoeken samen, mensen zelf richting
willen geven aan hun handen en dat ze willen participeren.
2: mensen en hun netwerken
- Netwerken zijn bijvoorbeeld familie, scholen, verenigingen, vrijwilligersverbanden,
cultuurgemeenschappen, werkomgevingen, instellingen waarin mensen verkeren.
Ook virtuele netwerken benaderd via social media, spelen een toenemende rol in
het sociaal functioneren van mensen. Mensen verbinden zich met vele netwerken
op het gebied van cultuur, sport, scholing, gaming, kleding, religie, arbeid
enzovoort. Deze netwerken zijn veelal niet geografisch afgebakend en ze kunnen
uiteenlopen van losse verbanden tot zeer gestructureerde organisatievormen.
Een netwerk kan ook de vorm hebben van een instelling waarin mensen tijdelijk of
langdurig verblijven.
- Met het begrip netwerk wordt een gelaagde en normatieve werkelijkheid bedoeld
die het gedrag en het welbevinden van individuen mede bepaalt. Netwerken
kunnen uitsluiten waar ze moeten insluiten (pesten) en ze kunnen onwenselijk
gedrag van mensen bevorderen en maskeren (criminele netwerken).
3: mensen en hun gemeenschappen
- Gemeenschappen zijn meer gedifferentieerde, lossere, complexere en/of
omvangrijke verbanden. Denk aan straten, buurten, wijken of steden met
gedifferentieerde cultuurgemeenschappen.
- Professionals sociaal werk versterken bestaande gemeenschappen om het
sociaal functioneren van mensen in die gemeenschap en van de gemeenschap
zelf te optimaliseren.
Het sociaal domein wordt ook wel een ill structured domain genoemd.
Raakvlakken sociaal werk met:
- Gezondheidszorg, ze bevinden zich beide in het centrum van het zorgdomein.
Want je bent pas gezond als je je mentaal ook goed voelt.
- Educatieve domein, sociaal werk raakt vooral in het jeugddomein en in de wijk
aan onderwijs en educatie.
- Juridisch domein, om mensen te helpen met hun problemen moet een sociaal
werker kennis en inzicht hebben in algemene wet- en regelgeving en vaak ook
specifieke wet- en regelgeving.