WEEK 1: Introductie in het bestuursrecht en het systeem van de Awb (week 4 februari 2019)
Hoorcollege Van Ommeren
Voorgeschreven stof:
Hoorcollege 1
Michiels H 1, par. 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4.
Leerdoelen:
Studenten hebben een globaal beeld van wat bestuursrecht is, waar het op gericht is en in welk
opzicht het verschilt van andere rechtsgebieden.
Bestuursrecht
Het heeft betrekking op het openbaar bestuur (overheidsinstanties), op hetgeen het openbaar bestuur
doet en op zijn relatie tot de burgers. Wat het bestuursrecht regelt, is samen te vatten in 5
hoofdvragen :
1. Hoe is het bestuur georganiseerd?
2. Welke bevoegdheden heeft het bestuur?
3. Aan welke rechtsnormen heeft het bestuur zich te houden?
4. Hoe kan het bestuur ervoor zorgen dat burgers zich aan de voor hen geldende rechtsnormen
houden?
5. Welke juridische bescherming is er voor burgers tegen beslissingen en handelingen van het
openbaar bestuur?
Studenten kunnen de relevantie van het bestuursrecht in een gegeven bericht aanwijzen.
Studenten kennen de structuur van de Awb en begrijpen wat bedoeld wordt met een gelaagd
systeem.
Studenten begrijpen de verhouding tussen de Awb en de bijzondere bestuursrechtelijke wetgeving
en wat in dit verband de betekenis is van het legaliteitsvereiste.
Legaliteitsvereiste
De overheid mag burgers iets verbieden of gebieden, inclusief het afstaan van geld en goederen, maar
alleen voor zover de wet dat uitdrukkelijk toestaat.
Specialiteitsvereiste
Wetten dienen een specifiek belang en geven aan een of meer organen nauwkeurig omschreven
bevoegdheden om dat specifieke belang te behartigen. Het zou namelijk gevaarlijk zijn als de overheid
`het algemeen belang´ moet behartigen, zonder dit nader te specificeren. ´Het algemeen belang´ is
immers zo weinig bepaald, dat de overheid zich daarachter altijd wel zou kunnen verschuilen om ook
slechte beslissingen te rechtvaardigen. Het bestuur mag bij het gebruik van een bevoegdheid,
toegekend in een bepaalde wettelijke regeling, dus slechts het belang behartigen waarvoor die regeling
speciaal is vastgesteld.
1
, Studenten kunnen uitleggen wat gelede normstelling is en kunnen dit verschijnsel illustreren aan de
hand van regelgeving.
Gelede normstelling
Een burger heeft in veel situaties met normstelling op meer niveaus tegelijk te maken, bijvoorbeeld met
een wet, een AMvB en een beschikking; het normenstelsel is (verticaal) geleed (uit meerdere
onderdelen bestaand).
Studenten kunnen vaststellen of een bepaling in de Awb van dwingend, regelend, aanvullend of
facultatief recht is en weten welke gevolgen dit heeft voor afwijkende lagere en bijzondere
wetgeving.
Dwingend recht
Afwijking van een bepaalde regelgeving in lagere wetgeving is niet toegestaan, voorbeeld art. 6:7 Awb.
Afwijking in andere wetten in formele zin is wel toegestaan. Het Awb is van aanzienlijk belang, vanwege
haar algemeenheid, maar zij gaat niet boven andere wetten in formele zin.
Regelend recht
De Awb staat afwijking in lagere wetgeving wel toe, voorbeeld art. 4:1 Awb.
Aanvullend recht
De regel is in beginsel te vinden in andere wetgeving, maar wanneer dat niet zo is, geldt de bepaling van
de Awb, voorbeeld art. 3:6 Awb.
Facultatief recht
Art. 3:10 Awb geeft voor gevallen, waarin voor het nemen van besluiten niet al bij wettelijk voorschrift is
bepaald dat deze afdeling geldt, aan andere regelgevers én bestuursorganen de bevoegdheid te bepalen
dat afdeling 3.4 moet worden toegepast. Dat mogen ze dus doen, maar het hoeft niet
(facultatief=onverplicht).
2