Anatomie hoofdstuk 26 hormonen
Een hormoon heeft alleen invloed op de cellen die voor dat specifieke hormoon gevoelig
zijn. Deze cellen worden doelwitcellen genoemd. De doelwitcellen hebben receptoren op
hun celmembraan waarmee ze de chemische boodschap kunnen ontvangen. Als de
doelwitcellen onderdeel zijn van een orgaan, noem je dat orgaan een doelwitorgaan.
Een hormoon heeft altijd een sturende invloed op een stofwisselingsactiviteit van de
doelwitcellen. De hormonen kunnen een remmende of stimulerende werking hebben op de
cel activiteit.
Interne secretie = als hormonen aan het bloed worden afgegeven.
Peptidehormoon = eiwithormonen
Steroidhormoon = hormonen die uit een vetachtige stof bestaan.
Een hormoon wordt pas effectief als er een bepaalde concentratie van dat hormoon in het
bloed zit. De concentratie is afhankelijk van het evenwicht tussen de aanmaak en afbraak
ervan.
Een regelkring bevat de volgende stappen:
1. Huidige situatie wordt geregistreerd
2. Word vergeleken met de gewenste situatie
3. Indien nodig wordt de situatie bijgestuurd
4. De nieuwe situatie wordt geregistreerd
5. De nieuwe situatie wordt al of niet bijgestuurd
Remmende terugkoppeling = als 1 van de schakels in de regelkring wordt geremd in zijn
activiteit. Het gevolg is dat de volgende schakels ook minder actief worden.
Endocriene weefsels = hormoonproducerende weefsels interne secretie
Endocriene weefsel is in 3 groepen te verdelen
1. Hormoonklieren als afzonderlijke organen: hypofysevoorkwab, de schildklier, de
bijschildklier, bijnierschors
2. Hormoonklieren ingebed in een ander orgaan:
eilandjes van langer hands alvleesklier
endocrien weefsel in geslachtorganen
endocrien weefsel in de nieren
3. Hormoonproducerende cellen verspreid in organen: nierweefsel, maagwand, wand
van de twaalfvingerige darm.
, Anatomie hoofdstuk 27 hormoonklieren
Hypofyse = de centrale klier in het hormoonstelsel, omdat hij veel andere hormoonklieren in
het lichaam aanstuurt
De hypofyse staat onder controle van het zenuwstelsel via de hypothalamus.
Hypothalamus is doormiddel van zenuwvezels met de hypofyse verbonden.
Hypofysesteel = de dunne verbinding van de hypothalamus waar de hypofyse aan vast zit
Hypofyse bestaat uit 2 onderdelen
1. De hypofyse achterkwab (neurohypofyse)
- het produceren van hormonen door zenuwcellen, noem je neurosecretie. De
zenuwcellen zelf heten neurosecretorische cellen. De hypofyse achterkwab is zelf
geen hormoon klier maar slaat het hormoon op en geeft het af als er behoefte naar
is. De twee hormonen die door de hypofyse achterkwab worden afgegeven zijn
1. Antidiuretisch hormoon (ADH) = word aangemaakt bij een stijging van de
osmotische waarde in het bloed. Door te veel zout in het bloed of te weinig water.
Het is werkzaam in de nieren en zorg voor verminderde uitscheiding van water door
de nieren.
2. Oxytocine = stimuleert de samentrekking van de gladde spieren van de
baarmoeder. Hierdoor komen de weeën op gang en begint de bevalling. Ook
stimuleert het de gladde spieren van de melkklieren toeschietreflex
ook is het, het knuffelhormoon
2. De hypofysevoorkwab (adenohypofyse)
- bestaat voornamelijk uit endocrien weefsel. De hypothalamus beïnvloed de
hypofysevoorkwab via de bloedsomloop.
Twee hormonen die aansluitend in de hypofysevoorkwab terecht komen.
1. Releasing hormones (vrijmakende hormonen) stimuleren de hormoonproductie
door de hypofysevoorkwab
2. Inhibiting hormones (remmende hormonen) remmen de hormoonproductie
door de hypofysevoorkwab.
De hypofysevoorkwab produceert zeven verschillende hormonen verdeelt in 2
groepen
1. Glandotrope hormonen= zijn hormonen die andere hormoonklieren in het lichaam
reguleren.
- schildklierstimulerend hormoon (TSH) dit hormoon zet de schildklier aan tot de
aanmaak van schildklierhormonen
- bijnierschorsstimulerend hormoon (ACTH) dit hormoon stimuleert de bijnierschors
tot de aanmaak van bepaalde bijnierschorshormonen
- follikelstimulerend hormoon (FSH) bij vrouwen stimuleert dit hormoon de
eierstokken tot de ontwikkeling van eifollikels en de vorming van oestrogeen. Bij
mannen bevorderd FSH de aanmaak van zaadcellen.
- luteïniserend hormoon (LH) = zorgt voor de eisprong en vorming van progesteron.
Bij mannen stimuleert het de aanmaak van testosteron.
3. Effecthormonen:
- groeihormoon (STH) = het stimuleert de eiwitaanmaak en de celstofwisseling van
alle weefsels. Celdeling en celgroei bevorderd.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper zoedevos1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.