Probleem 5: Hij toont zijn ware karakter
Basis: “Introduction to personality” Mischel; “Personality psychology” Larsen en Buss
Persoonlijkheid: psychologische eigenschappen en mechanismen die georganiseerd zijn binnen het individu en die de
persoonlijke stijl van interactie met de omgeving bepaalt.
Trait approach: het labellen, meten en classificeren van mensen door middel van stabiele karaktertrekken. Gedrag
beschrijven met traits, niet uitleggen
● consistente van eigenschappen
● combinatie en interactie tussen traits vormt persoonlijkheid
Er bestaan verschillende gedachten over karaktereigenschappen:
● Nomothetic approach: ieder persoon heeft dezelfde eigenschappen, maar in verschillende mate
● Idiographic approach: elk persoon is uniek, eigenschappen zijn individueel en betekenen voor iedereen iets
anders. (Allport)
Lichaam en persoonlijkheid
Er bestaan verschillende theorieën die persoonlijkheid proberen te verklaren aan de hand van lichamelijke kenmerken:
Hippocrates: Theorie van Temperament (370 B.C.)
Volgens Hippocrates zijn er vier verschillende TYPEN personen te onderscheiden op basis van lichaamsvochten:
● Choleric gele gal : prikkelbaar, boos, gewelddadig, geïrriteerd, impuslief
● Melancholic zwart gal. aarde: depressief, angstig, somber
● Sanguine bloed: optimistisch, vrolijk, actief, levendig
● Phlegmatic door slijm: kalm, nuchter, passief
kritiek: biochemistry zorgt voor tegenbewijs
Astrologie: Persoonlijkheid beïnvloed door de stand van sterren en planeten bij geboorte
kritiek: vage beweringen, geen wetenschappelijk bewijs
Forer: Barnum effect (1948): mensen hebben neiging om zichzelf te herkennen in vage beschrijvingen.
Wordt gebruikt bij horoscopen, projectieve technieken van freud, en astrologie: toepasbaar op iedereen
Phrenology (1796): contour van schedel komt overeen met hersenen
→ knobbel boven oor: sneller stelen
Sheldon: Somatotype theory (1940)
Volgens Sheldon bestaat er een correlatie tussen lichaamsbouw en persoonlijkheid. Hij onderscheidt drie
hoofdcategorieën. Persoonlijkheid wordt gescoord aan de hand van een 7 puntenschaal. VB: 7-3-1, deze persoon scoort
hoog op endomorphic, maar laag op ectomorphic.
Fysiek: Temperament:
Endomorphic: dik, zacht en rond Viscerotonic: relaxed, sociaal, houdt van eten,
gezellig
Mesomorphic: gespierd, sterk en Somatotonic: energiek, assertief, moedig,
rechthoekig agressief
Ectomorphic: lang, fragiel, grote Cerebrotonic: artistiek, zelfbeheerst, erg kalm,
hersenen en een gevoelig zenuwstelsel angstig, introvert
Er is wel wat steun voor deze theorie, maar dit kan het gevolg zijn van stereotypen. VB: dikke mensen zijn gezellig.
kritiek: Very weak empirical methodology Used to characterize criminals
Wetenschappelijke theorieën
, Gordon Allport: Trait theory idiographic approach :
● Elk mens is uniek, geen bepaalde typen mensen, want elke karaktertrek uit zich anders: daarom onmogelijk om
persoonlijkheid wetenschappelijk vast te leggen.
● Hij heeft kritiek geuit op statistische methoden en kwantitatieve metingen naar persoonlijkheid: hij heeft dus ook
geen factoranalyse gebruikt: in plaats daarvan testresultaten niet vergeleken met normgroep, maar met
onderlinge variabelen van individu zelf.
● Karaktertrekken worden gevormd in zenuwstelsel en verschillen in frequentie, intensiteit en situatie.
Situatie erg belangrijk: er wordt niet altijd hetzelfde gereageerd. Om gedrag te verklaren moeten situatie en
karaktertrekken begrepen worden.
Er zijn verschillende traits:
● Cardinal trait: diepgewortelde karaktertrek, beïnvloedt hele leven: stereotype
● Central trait: eigenschappen hoe je iemand omschrijft, beïnvloedt sommige gedragingen
vb: eerlijk, aardig: benamingen die in het woordenboek staan
● Secondary traits/ attitudes: niet stabiele karaktertrek, in specifieke situaties, houdingen, normen, waarden
vb: in werkgroep heel rustig, thuis niet
Functional autonomy:motivatie van gedrag kan veranderen.
vb werken om geld te verdienen omdat je eten nodig hebt, werk blijkt leuk en je gaat vervolgens naar je werk
omdat je het leuk vind.
Kritiek op Allport:
+ brede kijk op karaktertrekken
+ mensen uniek
- weinig wetenschappelijk onderzoek
- gebaseerd op eigen theorie, te veel focus op uniekheid
Hans J. Eysenck: Three factor theory nomothetic
Three factor theory of Personality (PEN): Clusterde traits tot supertraits door middel van factoranalyse. Model van
persoonlijkheid gebaseerd erfelijke trekken, sommige kunnen wel afgeleerd worden en weer nieuwe dingen aangeleerd.
● Psychotism: (deze heb je niet per se)
High-P scorer: een loner, kan zich niet goed inleven, kan wreed of onmenselijk zijn, ongevoelig voor pijn van anderen,
fysiek en verbaal agressief, koud, ongevoelig, mate waarin je jezelf bent
● Extraversion/ introversion: Extravert: sociaal, actief, levendig, ondernemend, dominant.
Introvert: op zichzelf, afstandelijk, serieus, georganiseerd, prefereren routine.
● Neuroticism/ emotionele stabiliteit: Low-N scorer: emotioneel stabiel, kalm, reageert langzaam op
stresssituaties, keert eerder terug naar zichzelf na een vervelende gebeurtenis.
High-N scorer: bezorgt, vaak bang, depressief, slecht slapen, hogere emotionele arousal, snel boos worden, lage
emotionele stabiliteit
Zijn model is hiërarchisch: verschillende levels:
● Super-trait
● Nauwkeurige trait
● Habitual act (gedrag) / responselevel: gewoonten/ gevoelens
● Specific acts: reacties
vb: Een persoon heeft supertrait extraversie, nauwkeurige trait sociaal, het gedrag is naar een feest gaan, de specific act is
dansen op het feest.
Schema waarin ook de vier typen van Hippocratis en twee dimensies van Eysenck zijn verwerkt:
Instabiel
Introvert Melacholic Choleric Extravert
Phlegmatic Sanguine
Stabiel