Hoorcollege Statistiek en Testtheorie
Week 1, Beschrijvende statistiek, variabelen (afhankelijk/ onafhankelijk),
objecten en meetniveaus
Onderzoek en statistiek is overal!
- 77% van alle Nederlanders boven de 12 jaar oud kocht in 2015 iets online (NRC, 2015)
- In 2014 was 9.8% van de treinen 3 minuten of meer te laat, in 2015 was dat 10.5%
(Treinreiziger.nl, 2016)
- In 2015 waren er bijna 98.000 winkels. Ruim de helft van de winkels is gevestigd in een
hoofdwinkelcentrum, ongeveer een vijfde in ondersteunende winkelcentra, een kwart in
verspreide winkels en 3 procent in grootschalige concentraties (woonboulevards e.d.)
(Detailhandel.info, 2016) → beschrijvende statistiek
Nationale Wetenschapsagenda (onderzoek wordt gedaan op)
- Universiteiten/Hogescholen
- TNO, onafhankelijk onderzoek orgaan in Nederland
- KNAW
- Onderzoeksafdelingen van (particuliere) bedrijven
- CBS
Waarom statistiek voor logopedisten?
Logopedisten kunnen bepalen of iemand een afwijkende spraak/taal/stem/gehoor heeft
- Keuze voor het meetinstrument
o Meetinstrumenten: bijv. articulatietest, taaltest, fonetogram, audiogram.
- Interpretatie
o Normwaarden geven aan wat wel/niet afwijkende scores zijn, maar hoe te
interpreteren?
- Toepassing
o Observatietechnieken: vaardigheidslessen, ‘klinisch(e) blik/oor’.
Tests bevatten een handleiding:
- Instructie voor afname van test;
- Beschrijving van de ontwikkeling van de test;
- Beschrijving van de normering van de test;
- Normtabellen met standaardscores.
Deze handleiding moet je kunnen hanteren:
- Waarde/toepasbaarheid van de test beoordelen;
- Individuele scores omzetten in standaardscores.
Statistiek in de logopedische praktijk
Voorbeeld : Koen van 1;6 jaar oud spreekt 3 woordjes (papa, mama, bal). Is dit normaal?
- Vergelijking nodig met ‘normale’ groep kinderen van dezelfde leeftijd; (zoekt een normgroep, in
leeftijdscategorieën)
o bijv.: Je neemt 100 kinderen van 1;6-jaar oud en op basis daarvan bepaal je wat het
gemiddeld aantal woorden zou moeten zijn op die leeftijd.
(test ontwikkelen en normeren)
- Kijken of Koen binnen het gemiddelde aantal woordjes valt; (ruwe score vergelijken met de
standaard / norm)
o bijv. gemiddelde is 10 woorden, met een variatie van 5 tot 15.
(gemiddelde, standaarddeviatie berekenen)
,Introductie wetenschappelijk onderzoek
- Zuiver wetenschappelijk onderzoek / fundamenteel onderzoek
o Je spreekt hiervan als onderzoek in de eerste plaats ten dienste staat van de
ontwikkeling van de wetenschap
o Prof. Verlinde - Alternatieve theorie zwaartekracht
- Toegepast / praktijkgericht onderzoek
o In de praktijk kunnen toepassen van wetenschappelijke kennis en methoden
o Werkt therapie A beter dan therapie B bij deze cliëntengroep?
In beide onderzoeken kun je op een bepaalde manier onderzoek verrichten:
- Kwantitatief onderzoek (ezelsbruggetje: zit de ‘n’ in van nummers)
o Hoeveel..?
o Hoe vaak..?
o Significant meer / minder…?
Kenmerkend voor kwantitatief onderzoek is dat er meestal veel losse gegevens worden verzameld door
onder andere ‘tellen en turven’, meten (bijv. lengte, IQ, kennis), observatie aan de hand van lijstjes en
het gebruik van vragenlijsten. De onderzoeker registreert zoveel mogelijk en probeert zo min mogelijk te
interpreteren. Het resultaat van zulk onderzoek bestaat dan meestal uit een samenvatting van die
gegevens in bijvoorbeeld gemiddelden, tabellen en grafieken. Zulk onderzoek levert min of meer ´harde´
uitkomsten op. Men zegt dat je met kwantitatief onderzoek ´weinig over veel´ te weten komt.
- Kwalitatief onderzoek (vooral onderzoek waarbij je gaat vragen)
o Hoe verloopt…?
o Hoe denken mensen over..?
o Wat motiveert studenten om…?
Bij kwalitatief onderzoek denk je al gauw aan onderzoek ‘aan’ mensen. Instrumenten voor kwalitatief
onderzoek zijn dan ook onder andere het diepgaand interviewen, open observaties, bijwonen van
bijeenkomsten en het zelf deelnemen aan groepsprocessen. De resultaten van kwalitatief onderzoek
laten zich vaak beschrijven in termen van inzicht en begrip. Het gaat om min of meer ´zachte´
uitkomsten met veel reikwijdte. ´Veel over weinig´ dus.
Kwantitatief vs. Kwalitatief
- Meetbare gegevens kwantitatief onderzoek
o Score op een test / instrument
o Waarde van iets
o Aantal keren dat iets voorkomt
o Etc.
- Meetbare gegevens kwalitatief onderzoek
o Ervaringen
o Meningen / oordelen
o Etc.
Kwalitatief onderzoek vindt dan ook wel plaats als verkennende voorfase van een kwantitatief
onderzoek, bijvoorbeeld om na te gaan waarnaar je in een enquête moet vragen.
- Zijn voorstelling heeft dagelijks 10.000 bezoekers → kwantitatief
- Zijn voorstelling is succesvol → kwalitatief (een oordeel dat het succesvol is)
- Het kind heeft een afwijkende score op de taaltest → kwantitatief
- Het kind is niet gelukkig, omdat hij niet kan zeggen wat hij wil → kwalitatief
,Beschrijvende statistiek: voorbeeld
Een directeur van een middelbare school merkt dat veel leerkrachten ziekteverzuim hebben vanwege
stemklachten. Hij wil dit onderzoeken op zijn school en nodigt een logopedist uit.
- Bij wie/ wat wordt er iets gemeten?
o Leerkrachten object
- Wat wordt er gemeten bij … ?
o Stemklachten variabele
▪ Wel/geen stemproblemen
▪ Ernst van het stemprobleem
Object = datgene wie of wat onderzocht wordt, hoeft geen persoon te zijn
Variabele = kwaliteit/eigenschap toebehorend aan het object.
Soorten statistiek
Beschrijvende statistiek
Ordening van gegevens, stand van zaken, overzicht. Deze statistiek helpt om van een aantal ‘losse’
gegevens een overzichtelijk geheel te maken. Hierbij worden gegevens geordend aan de hand van
frequentietabellen en weergegeven in de vorm van maten van centrale tendentie (het gemiddelde, de
mediaan en de modus) en spreiding (range en standaarddeviatie).
- Aantal leerkrachten met/zonder stemproblemen
- Aantal mannen/vrouwen met/zonder stemproblemen
Inductieve / toetsende statistiek
Uitgaande van steekproefgegevens conclusie trekken die algemeen gelden. De inductieve statistiek
helpt om uitgaande van steekproefgegevens conclusies te trekken over de populatie.
- Scoren mannen slechter dan vrouwen?
- Scoort de school slechter dan het landelijk gemiddelde?
Variabelen: discreet en continue
Discrete variabele:
- Variabele waarbij tussen twee denkbare meetwaarden van de onderliggende variabele niet
altijd twee andere meetwaarden denkbaar zijn; de meetwaarden verspringen als het ware
stapsgewijs. Voorbeelden van discrete variabele zijn geslacht, aantal kinderen en opleiding.
- Sommige tussenliggende waarden zijn in theorie niet mogelijk
Continue variabele:
- Variabele waarbij tussen elke twee denkbare meetwaarden van de onderliggende variabele in
principe altijd weer andere meetwaarden denkbaar zijn. Voorbeelden van continue variabele
zijn temperatuur, gewicht, lengte en stroomsterkte.
- Alle tussenliggende waarden zijn in theorie mogelijk
Variabelen
Datgene wat we in een onderzoek willen meten of manipuleren, heet variabele. Meetbare gegevens of
algemene kenmerken.
Het middel dat je gebruikt om variabelen te meten, noem je het meetinstrument. Een meetinstrument
kan een liniaal, thermometer of weegschaal zijn, maar bijvoorbeeld ook een vragenlijst.
, Kwalitatieve variabelen: niet telbaar (discrete variabelen)
- Nominaal
o de waarde is een naam/ categorie → zelfstandig naamwoord
o op nominale meetniveau is de volgorde van de meetwaarden niet van belang. Meten
met een nominale schaal komt neer op het indelen van objecten in categorieën.
- Ordinaal
o categorieën in een rangorde
o je meet met een ordinale schaal als de schaalwaarden een volgorde met betekenis
kennen. In tegenstelling tot meetwaarden van nominaal niveau mag je de volgorde hier
niet veranderen.
Kwantitatieve variabelen: telbaar (continue variabelen)
- Interval
o de schaal kent geen vast nulpunt
o na een meting met een intervalschaal kun je meetwaarden van elkaar aftrekken en dat
verschil vergelijken met andere verschillen tussen meetwaarden. Een voorbeeld van een
intervalschaal is die waarmee het intelligentiequotiënt (IQ) wordt gemeten.
- Ratio
o intervallen met een absoluut nulpunt
o Ratioschalen hebben wel een natuurlijk nulpunt. Voorbeelden van variabelen die je
meet op rationiveau zijn afstand, gewicht, tijdsduur en snelheid. Het gevolg van het
bestaan van een natuurlijk nulpunt is dat de verhouding (=ratio) tussen meetwaarden
kan worden berekend. Dat komt erop neer dat je meetwaarden door elkaar kunt delen.
Meetniveau ’s
Kwalitatieve variabelen: niet telbaar (discrete variabelen)
Omdat meetwaarden van nominaal en ordinaal meetniveau als getal geen betekenis hebben, worden
variabelen van deze meetniveau ’s samen wel kwalitatieve variabelen genoemd. Er komen in de
bijbehorende schalen normaal geen breuken, negatieve getallen en dergelijke voor.
Nominaal: de waarde is een naam/ categorie
Diersoorten, provincies, beroep, kleur
o Dichotoom: slechts 2 mogelijke categorieën zoals bij man/vrouw, ja/nee (het is of het
een of het ander).
Ordinaal: categorieën in een rangorde,
Rangorde in het leger, 5-punten schaal, opleidingsniveau cijfers
Volgorde mag niet veranderd worden!