Werkgroepaantekeningen
2018/2019
Handelsrecht RGBHA00010
Rijksuniversiteit Groningen
SAMENVATTING
Dit document bevat de uitwerking van de informatie die tijdens de
werkgroep-colleges van het vak Handelsrecht aan de Rijksuniversiteit
Groningen is gegeven. Tevens is de relevante besproken jurisprudentie
(ook hetgeen niet in de hoorcolleges is voorgeschreven) uitgewerkt en
toegelicht.
De werkgroepopdrachten zijn zoveel mogelijk aangevuld met de opmerkingen van de
docenten. Helaas zijn niet alle casussen besproken tijdens het werkgroep-college(s).
Daarom wordt op deze punten ook verwezen naar de standaardantwoorden zoals
gepubliceerd op Nestor.
Verder bevat het document de vragen zoals deze zijn gesteld in de literatuur.
Volledigheidshalve zijn de vragen geciteerd.
Bronnen:
- M.J. Kroeze/L. Timmerman/J.B. Wezeman, De kern van het ondernemingsrecht, Kluwer: Deventer, laatste druk
- A.M.J. van Buchem-Spapens (bewerkt door Th.A. Pouw), Faillissement, surseance van betaling en
schuldsanering, Kluwer: Deventer, laatste druk
- P.L. Wery, Hoofdzaken verzekeringsrecht (bewerkt door M.M. Mendel), Kluwer: Deventer, laatste druk
- P.G.F.A. Geerts, Bescherming van de intellectuele eigendom, Kluwer: Deventer, laatste druk
,Inhoudsopgave
WEEK 1 5
Werkgroep 1: vragen behorende bij hoofdstuk 1 5
Casus 1 5
Casus 2 7
Casus 3 8
Casus 4 9
Casus 5 10
Werkgroep 1: vragen behorende bij hoofdstuk 2 10
Casus 1 10
Casus 2 11
Casus 3 12
WEEK 2 13
Werkgroep 2: vragen behorende bij hoofdstuk 3 13
Casus 1 13
Casus 2 14
Casus 3 14
Casus 4 16
Casus 5 17
Casus 6 18
Casus 7 18
Casus 8 19
Werkgroep 2: vragen behorende bij hoofdstuk 4 19
Casus 1 19
Vervolg casus 1 20
Casus 2 20
Casus 3 21
Casus 4 21
Casus 5 22
Casus 6 22
Werkgroep 2: vragen behorende bij hoofdstuk 5 23
Casus 1 23
Casus 2 23
Casus 3 24
Casus 4 26
Casus 5 27
Casus 6 27
Casus 7 28
Casus 8 28
Werkgroep 2: vragen behorende bij hoofdstuk 7 29
Casus 1 29
Casus 2 29
Casus 3 30
Casus 4 31
Casus 5 31
, Vervolgcasus 5 32
Casus 6 33
Casus 7 34
WEEK 3 35
Werkgroep 3: vragen behorende bij hoofdstuk 6 35
Casus 1 35
Casus 2 37
Casus 3 38
Casus 4 39
Werkgroep 3: vragen behorende bij hoofdstuk 8 39
Casus 1 39
Casus 2 40
Vervolg Casus 2 40
Casus 3 41
Casus 4 41
Werkgroep 3: vragen behorende bij hoofdstuk 7 42
Casus 1 42
Casus 2 42
Casus 3 43
Casus 4 44
Casus 5 44
Vervolg Casus 5 44
Casus 6 45
Casus 7 46
Werkgroep 3: vragen behorende bij hoofdstuk 9 47
Werkgroep 3: casus personenvennootschappen (geplaatst op nestor) 50
Casus 1 50
Casus 2 51
Casus 3 51
Algemene aantekeningen 52
WEEK 4 56
Werkgroep 4: casus Faillissementsrecht (Nestor) 56
Casus 1 56
Casus 2 56
Casus 3 57
Casus 4 58
Casus 5 58
Casus 6 59
Casus 7 59
WEEK 5 60
Werkgroep 5: casus Verzekeringsrecht (Nestor) 60
Casus I 60
Casus II 60
Casus III 61
Casus IV 62
Casus V 63
Casus VI 63
, Vervolg Casus VI 64
Casus VII 64
Casus VIII 65
WEEK 6 66
Geen werkgroepcolleges 66
WEEK 7 66
Werkgroep 7: casus Intellectuele eigendom (Nestor) 66
Casus 1 66
,Week 1
Werkgroep 1: vragen behorende bij hoofdstuk 1
Casus 1
Notariskantoor Van der Vliet houdt een inloopdag voor ondernemers. Tijdens die dag
kunnen ondernemers vragen wat voor hun activiteiten de meest geschikte
rechtsvorm is. Als zij daarna binnen twee maanden die rechtsvorm voor hun
activiteiten willen oprichten, krijgen zij korting als zij van de diensten van
notariskantoor Van der Vliet gebruik maken. De jongste, overigens zeer kundige
kandidaat-notaris is belast met de advisering op deze dag. Welke adviezen zou hij in
de hieronder beschreven gevallen hebben gegeven?
Vraag 1: Pieter heeft geen geld. Om wat bij te verdienen, wil hij graag in zijn eentje websites
ontwikkelen. Hij wil geen schulden aangaan. Een computer en de benodigde software heeft
hij al.
Ik zou Pieter adviseren om een eenpersoons-BV of een eenmanszaak (of stichting op te
richten. Hierna alle mogelijkheden uitgewerkt:
- NV: Een NV kan hij niet oprichten, want hier is een startkapitaal voor nodig, art. 2:67
BW. De casus geeft al aan dat Pieter geen geld heeft. Het startkapitaal van €45.000
zou hij in aandelen moeten volstorten. Die € 45.000 komt uit zijn privé vermogen en
dus een schuld aangaan (hiervoor lenen).
- BV: voor de oprichting van een BV geldt niet een minimumkapitaaleis. De BV kan
worden opgericht met een aandeel met een nominale waarde van €0,01. Pieter
wordt dan volledige aandeelhouder van de BV. Hij hoeft niet bij te springen uit zijn
eigen vermogen als de BV verliezen draait. Aandeelhouder is in beginsel niet
persoonlijk aansprakelijk jegens de schuldeisers van de BV. Geldt ook voor
bestuurders. Zie artikel 2:203 lid 4 BW kan wel kosten na oprichting voor rekening
van de BV laten komen.
Een BV moet worden opgericht bij notariële akte (zo volgt uit art. 2:175 lid 2 jo. 2:4
BW). Deze notariskosten zal hij wel moeten betalen. Dit kost ongeveer € 300 tot
€ 400. Ook moet de oprichtingsakte + de statuten worden ingeschreven in het
Handelsregister. Is mogelijk dat de vennootschap de kosten van de notaris voor zijn
rekening neemt. Probleem: BV heeft geen kapitaal en dus kun je de notariskosten
niet betalen. Oplossing: meer geld uit het privévermogen storten in de aandelen
van BV
- Eenmanszaak: is ook een mogelijkheid, maar dan is hij wel persoonlijk
aansprakelijk voor de schulden die door hem of namens hem zijn aangegaan
(nadeel). Nadeel is dus dat geen afgescheiden vermogen is. Een eenmanszaak
dient in het handelsregister te worden ingeschreven op grond van art. 5 onder b
Hrgw 2007. Voordeel: onderneming maakt onderdeel uit van het privévermogen,
dus geen kosten. Aan de inschrijving in het Handelsregister zijn minimale kosten
verbonden.
- Vof: geen optie, omdat hiervoor een (maatschaps)overeenkomst moet worden
aangegaan. Je kunt immers geen overeenkomst met jezelf aangaan (meerzijdige
rechtshandeling).
- Coöperatie: geen optie, omdat hiervoor eveneens een (maatschaps)overeenkomst
moet worden aangegaan (artikel 2:53 lid 1 BW).
- Vereniging: geen optie, is eveneens een meerzijdige rechtshandeling. Pieter is
alleen.
- Stichting: ook een mogelijkheid. Pieter zou in dat geval een salaris krijgen, maar dit
zal niet erg nuttig zijn voor hem.
,NB: inschrijving in handelsregister: zie artikel 5 Hrgw 2007 à moet gaan om “onderneming”.
Wat hieronder valt is te lezen in artikel 2 Hrgb 2008. Voor een eenmans-bv à zie artikel 7.
Vraag 2: De heer Janssens heeft een groothandel in medisch geïndiceerde
vervoersmiddelen (rollators, elektrische auto’s, rolstoelen). De groothandel wordt gedreven
in de vorm van een eenmanszak. De drie dochters van Janssens werken in de zaak. Na zijn
overlijden wil Janssens de zaak overdoen aan zijn dochters. Hij weet alleen niet goed hoe hij
de zak over drie personen moet verdelen. Bovendien zijn de dochters bang voor
aansprakelijkheidsrisico’s.
Ik zou de heer Janssens adviseren een BV op te richten. Hierna de opties uitgewerkt:
- BV: Ik zou de heer Janssens adviseren een BV op te richten. Deze kan namelijk
worden opgericht door één persoon. Daarnaast is een voordeel dat in beginsel de
bestuurders niet aansprakelijk zijn. Dit is anders wanneer de BV niet is ingeschreven
in het Handelsregister (zie hiervoor artikel 2:75 jo 2:180 lid 2 BW). De dochters van
Janssens kunnen allemaal 1/3e van de aandelen volstorten. Op grond van artikel
2:18 BW kan de bestaande eenmanszaak worden omgezet in een bv. Dit moet bij
notariële akte en daarvoor zal Janssens dus naar de notaris moeten.
Het volstorten van de aandelen kan ook in natura, zodoende brengt Janssens de
bestaande maatschap dan in in de nieuwe bv. Hoef je alleen een beschrijving te
maken van de eenmanszaak. Hij kan alleen de activa leveren en de schulden in zijn
privévermogen te houden. Als de inbreng voltooid is, wordt de BV eigenaar van de
eenmanszaak. Voor ruil krijgt de voormalige eigenaar aandelen in de BV. De BV is
de werkgever van de dochters en dan kunnen Jansen en de drie dochters een
koopovereenkomst sluiten, waarbij ze elk 1/3 van de aandelen krijgen. Jansen wordt
dan ontslagen als bestuurder en een van de dochters wordt nieuwe bestuurder. Ook
kan hij zeggen dat pas na de dood de aandelen naar de dochters over gaat.
- Vof: is ook een mogelijkheid waarbij de dochters arbeid verrichten en Jansen
eenmanszaak houdt. Zodoende zijn ze allemaal vennoot en allemaal hoofdelijk
aansprakelijk. Dat willen ze niet en is dus een nadeel.
NB: in de casus is sprake van een eenmanszaak met werknemers. Omzetting zoals bedoeld in
artikel 2:18 BW kan niet, want een eenmanszaak is geen rechtsvorm en kan daarom niet worden
omgezet in een bv.
Vraag 3: Walter d’Haene wil samen met wat rijke vriendjes in onroerend goed handelen. Een
deel van de financiële middelen verschaffen zij zelf. Voor de slagkracht van de onderneming
zou het goed zijn als het eigen vermogen aanzienlijk groter was. Zij willen daarom op zo kort
moeilijke termijn aandelen op de effectenbeurs plaatsen.
Ik zou Walter en zijn vrienden adviseren een NV op te richten en vervolgens aandelen aan
toonder uit te geven. Hiermee kan hij de Beurs op. Hierna de opties uitgewerkt:
- BV: dit is geen optie, omdat hierbij alleen aandelen op naam uitgegeven kunnen
worden. Hiermee kan Walter niet de Beurs op. Op effectenbeurs kun je alleen
aandelen aan toonder aan de effectenbeurs kunnen worden genoteerd.
Ieder aandeel een stemrecht, dus dan worden ze in de aandeelhoudersvergadering
totaal overstemd.
- NV: deze aandelen kun je ook uitgeven op de effectenbeurs. Kun je gemakkelijk
aandelen verhandelen. Voorwaarden hiervoor zijn: bij notariële akte opgericht art.
2:64 lid 2BW jo. art. 2:4 BW, verplichting tot het inschrijven in het Handelsregister,
art. 2:69 lid 2 BW en het storten van een minimumkapitaal van €45.000 (zie 2:67 lid 2
BW).
Wat ze kunnen doen is aandelen op naam aan zichzelf uitgeven en daar bijzondere
zeggenschapsrechten aan koppelen (2:92 lid 3 BW). De rest van de aandelen kunnen ze
aan toonder uitgeven om kapitaal aan te trekken.
NB: Bij een Beursvennootschap (lees: nv) kunnen aandelen op naam ook via een onderhandse
akte worden geleverd en daarmee ‘vrij verhandelbaar’ (zie artikel 2:86c BW). Uitgangspunt op de
,Beurs is namelijk dat enkel aandelen die vrij verhandelbaar zijn, toegelaten zijn. Bij een bv geldt
geen vrij verhandelbaarheid om twee redenen, te weten:
1. Vaak blokkeringsregeling in de statuten opgenomen (zie artikel 2:195 BW à “aanbiedingsregeling”
is een voorbeeld van zo’n blokkeringsregeling).
2. Aandelen overdragen moet in beginsel bij notariële akte. Je moet dus langs de notaris en dat kost
tijd.
Zie in aanvulling op bovenstaande ook artikel 8a Giraaleffectenverkeerwet.
Resumerend, is het uitgangspunt bij aandelen op naam: notariële akte, maar voor
Beursvennootschappen geldt het regime van artikel 2:86c BW.
Vraag 4: Inez Dul heeft een supermarkt: de Marktwinkel B.V. Zij doet de inkoop alleen.
Regelmatig betaalt zij te hoge prijzen. De leveranciers zeggen haar dat ze maar ergens
anders naar toe moet gaan als het haar niet bevalt. Via een oproep in een tijdschrift voor de
detailhandel komt zij in contact met andere zelfstandige winkeliers. Zij besluiten hun
krachten op inkoopgebied te bundelen en gezamenlijk te onderhandelen met leveranciers.
Omdat het gaat om grote contracten heeft het de voorkeur voor hun samenwerkingsverband
iets te regelen.
Ik zou Inez Dul adviseren een coöperatie op te richten. Deze rechtsvorm mag namelijk winst
verdelen onder haar leden (artikel 2:53a BW). Het doel van de coöperatie is namelijk
voorzien in de stoffelijke behoeften van de leden door het sluiten van overeenkomsten met
haar leden (artikel 2:53 lid 2 BW). Dan wordt er voorzien in de stoffelijke behoefte. In casu is
inkoop tegen een lagere inkoopprijs de stoffelijke behoefte waarin wordt voorzien.
Een voordeel van deze rechtsvorm is dat er geen hoofdelijke aansprakelijkheid geldt.
Ander voordeel: bestuurder van coöperatie doet inkopen en dit hoeven de winkeliers niet
meer te doen. Op die manier ook voorzien in de stoffelijke behoefte. Winkeliers betalen wel
wat meer, want de bestuurder moet ook betaald worden.
Daarnaast is een vof of bv ook een optie.
Vraag 5: Burton van Soest heeft geen directe familie. Wel heeft hij een aanzienlijk
vermogen. Hij wil voorkomen dat dit na zijn dood ten goede komt aan zijn verre achterneef.
Bovendien zou hij het fijn vinden als zijn naam nog eens voortleefde na zijn dood. Hij wil zijn
vermogen daarom na zijn dood ook aanwenden ter ondersteuning van minderjarige
daklozen.
Ik zou Burton van Soest adviseren een stichting op te richten. Oprichting dient te geschieden
bij notariële akte (artikel 2:286 lid 1 BW). Kan bij uiterste wilsbeschikking (art. 2:286 lid 2
BW) à dan wordt na het overlijden door de notaris de stichting opgericht. Stichting mag
uitkeren aan daklozen, want ideële en sociale strekking. Stichting kan daarnaast ook
investeren in aandelen en zo nog jaren bestaan.
Daarnaast is ook een bv oprichten + een testament opstellen een optie.
Casus 2
De studenten Wimpy en Wappy zitten krap bij kas. Om wat geld bij te verdienen
besluiten zij hun diensten aan te bieden als verhuizers. Wimpy heeft een
tweedehands VW-busje en Wappy is erg sterk en kan goed sjouwen. Uit
commerciële overwegingen kiezen zij een pakkende naam: Verhuiscentrum De
Sjouwer. Zij willen de zaken groots opzetten. Daarvoor zijn wat investeringen nodig
(opknapbeurt VW-busje, advertentiecampagne, verzekering) die alles bij elkaar
€ 1000 belopen. Samen kunnen ze het bedrag net bij elkaar krijgen. Omdat er nu al
veel geld in hun onderneming willen ze de zaken wat officiëler gaan aanpakken.
,Vraag 6: In welke rechtsvorm moet Verhuiscentrum De sjouwer worden opgezet? Geef
advies over de voor hen mogelijke rechtsvorm(en) en tevens over de voor hen meest
geschikte rechtsvorm.
- NV: niet aanraden, omdat er een startkapitaal van € 45.000 euro moet worden
ingebracht.
- BV: dit is van dwingend recht op grond van art. 2: 25 BW. Voordelen van deze
rechtsvorm zijn: kan door meerdere personen worden opgericht, kan al worden
opgericht met een aandeel met de nominale waarde van €0,01, ze kunnen vermogen
aantrekken door aandelen uit te geven (art. 2:191 lid 1 en 206 BW) en aandeelhouders
zijn in beginsel niet aansprakelijk voor de schulden van de BV.
- Vof: bij de Vof ontleent iedere vennoot aan de wet (art. 17 lid 1 K)
vertegenwoordigingsbevoegdheid. Hierdoor zijn Wimpy en Wappy beide bevoegd
om namens de Vof te handelen. Betreft een samenwerkingsovereenkomst en is
vormvrij. In vergelijking met de BV hebben de jongens in deze vorm meer vrijheid.
Ze treden duidelijk kenbaar naar buiten door een gemeenschappelijke naam.
Een nadeel is dat voor schulden van de vof alle vennoten hoofdelijk verbonden zijn
(art. 18 K).
Casus 3
Op enig moment heeft Bert Peters de groente- en fruithandel Peters verkocht en
overgedragen aan Wil Peters. Van de overdracht is nooit opgave gedaan bij de
Kamer van Koophandel. De vast hulpverkoper van groente- en fruithandel Peters
heeft ontslag genomen. Omdat de zaken niet al te best gaan en Wil Peters niet
zeker weet of hij over een paar maanden nog steeds een hulpverkoper nodig heeft,
leent hij via uitzendbureau Quick een hulpverkoper in. Deze hulpverkoper, een
zekere Kees van Dongen, werkt nu alweer drie maanden bij groente- en fruithandel
Peters. Wil Peters heeft echter nog geen enkele rekening van Quick voldaan. Quick
stelt na een aantal aanmaningen een onderzoek in en komt tot de ontdekking dat de
zaken van Wil Peters erg slecht gaan en dat hij geen verhaal biedt. Kees van
Dongen mag van Quick de volgende dag niet bij de groente- en fruithandel gaan
werken. Quick wil dat de bestaande nota’s, die inmiddels samen € 11 500 bedragen,
toch voldaan worden. Quick ontdekt dat in het handelsregister Bert Peters als
eigenaar van de groente- en fruithandel Peters staat ingeschreven en spreekt hem
aan. Beter Peter meent niet tot betaling gehouden te zijn, aangezien hij nooit een
overeenkomst met Quick heeft gesloten en hij bovendien niets meer met groente- en
fruithandel te maken heeft. Quick beroept zich op artikel 25 van de
Handelsregisterwet 2007.
Vraag 7: Zal de vordering van Quick ad € 11 500 tegen Bert Peters worden toegewezen?
(let op: dit is een oude tentamenvraag)
Bij beantwoording van deze vraag kunnen een aantal stappen worden doorlopen, te weten:
Stap 1: Wat van soort ondernemingsvorm is dit? Een eenmanszaak, omdat Bert als
eigenaar staat in geschreven in het Handelsregister (lees: in het handelsregister staat Bert
als natuurlijk persoon als eigenaar van de onderneming. Dit kan dan niets anders zijn dan
een eenmanszaak). Geen NV of BV, want dan was de NV of BV eigenaar. Vof en andere
vormen van (maatschaps)overeenkomsten valt af, want hij is in zijn eentje.
Stap 2: moet hij betalen aan Quick?
Artikel 25 lid 3 Handelsregister schrijft voor dat Bert diegene was die het feit heeft
opgegeven dat hij eigenaar was van de onderneming destijds. Dan kan hij door de
onjuistheid van die inschrijving niet tegenwerpen aan Quick. Was Quick op de hoogte dat
Bert niet langer de eigenaar maar Will? Als hij dat niet wist, wordt Quick beschermd. Bert
heeft dan zware bewijslast dat hij geen eigenaar was.
,Als Bert hierin niet slaagt, wordt de vordering toegewezen. Uitgangspunt: mensen mogen
uitgaan van de juistheid van het Handelsregister.
Op grond van artikel 25 lid 3 Handelsregister is ook Will aansprakelijk. Bert kan niet op Will
verhalen, want hij heeft geen geld.
NB: Op grond van artikel 25 lid 3 Hwrg zijn ze in beginsel beide aansprakelijk, maar omstandigheden
van het geval (Will heeft geen geld) zijn doorslaggevend.
Deze tentamenvraag was gebaseerd op het in het boek genoemde Damen/Geho-arrest. Hierin
oordeelde de Hoge Raad dat: “niet relevant is wanneer het handelsregister wordt geraadpleegd. Er vindt
alsnog derdenbescherming plaats”.
Casus 4
Tien garagebedrijven in de regio Groningen werken samen in de Stichting
Behartiging Belangen Garagebedrijven Regio Groningen. De eigenaren van de
garagebedrijven hebben zitting in de ledenraad van aangeslotenen van de Stichting.
In de statuten van de Stichting is bepaald, dat de bevoegdheid tot benoeming en
ontslag van de bestuurders van de Stichting en de bevoegdheid tot statutenwijziging
berusten bi de ledenraad van aangeslotenen. Een jurist die in contact komt met de
Stichting wijst het bestuur van de Stichting erop dat ziens inziens de opzet ervan niet
in overeenstemming is met de wet.
Vraag 8: In hoeverre heeft de jurist gelijk met zijn opmerking dat de opzet van de Stichting
niet conform te wet is? (let op: dit is een oude tentamenvraag)
Optie 1: de stichting kent een ledenverbod op grond van art. 2:285 lid 1 BW. Ledenraad
betekent niet dat de stichting leden heeft. Je moet kijken naar de bevoegdheden.
Ledenverbod houdt in dat ander bestuursorgaan beslissende invloed kan uitoefen op
bestuur. Dat is hier wel het geval. Bijv. ledenraad kan bestuurders ontslaan. Overtreden
ledenverbod dan loopt de de stichting het gevaar te worden ontbonden op grond van 2:21 lid
3 BW of art. 2:21 lid 1 BW.
Oplossing: bevoegdheden weghalen bij de leden. Dan wordt het een toezichthoudend
orgaan en dat is mogelijk.
Optie 2: de stichting omzetten in een vereniging (zie artikel 2:18 BW).
Vraag 9: Geef aan met welke juridisch complicaties de Stichting geconfronteerd kan worden
door haar eventueel niet juiste inrichting. Welke mogelijkheden heeft de Stichting om deze
complicaties te vermijden.
De stichting riskeert te worden ontbonden op grond van artikel 2:21 lid 1 sub c of lid 3.
Oplossingen:
- statuten wijzigen en de ledenraad opheffen
- de stichting kan zich omzetten naar een vereniging op grond van art. 2:18 lid 4 BW.
, Casus 5
Vera Linssen is net gekozen tot voorzitter van de OR van Sciencepublishers B.V.
Vera werkt daar als bureauredacteur. Omdat de verhouding tussen de leiding van de
onderneming en de OR de afgelopen jaren niet al te best is geweest, wil Vera
precies weten welke advies- en inspraakrechten de WOR toekent.
Vraag 10: Welke advies- en inspraakrechten heeft de OR van Sciencepublishers B.V.?
Hierbij zijn een aantal artikelen te noemen, te weten:
- 25 WOR
- 27 WOR
- 30 WOR
- 31 WOR
- 31a WOR
- 31 b WOR
- 31c WOR
Werkgroep 1: vragen behorende bij hoofdstuk 2
Casus 1
Geef telkens aan of sprake is van een niet-bestaande rechtspersoon, een
rechtspersoon die rechtens bestaat, maar die voor ontbinding vatbaar is op grond
van artikel 2:21 BW of een rechtspersoon die is opgericht zonder gebreken.
Vraag 1: Zoon E wil een stichting oprichten. De notaris verlijdt een akte van oprichting. De
moeder van E, die de kwajongensstreken van haar zoon meer dan zat is, vernietigt de
rechtshandeling tot oprichting op grond van handelingsonbekwaamheid van E.
Er is een notariële akte verleden op grond van artikel 2:286 lid 1 BW. Deze rechtspersoon is
opgericht zonder gebreken, want oprichting bij notariële akte is een ontstaansvoorwaarde
voor de stichting (artikel 2:4 BW). Er is een rechtspersoon ontstaan dat voor ontbinding
vatbaar is op grond van artikel 2:21 BW. Deze ontbinding kan uitgevoerd worden door de
rechtbank, maar niet door de moeder. De moeder zal zich dus moeten wenden tot de
rechter.
Conclusie: voor ontbinding vatbaar.
NB: ontstaansvoorwaarden rp (excl. de vereniging, want een informele vereniging is ook denkbaar)
à zie hiervoor artikel 2:4 BW: het uitgangspunt is een notariële akte. Indien een
oprichtingsvoorwaarde niet is voldaan dan is de rechtsvorm wel ontstaan, maar loopt risico op
ontbinding op grond van artikel 2:21 BW.
Vraag 2: De notaris heeft een akte van oprichting van een nv verleden. De bankverklaring
was op het moment van verlijden nog niet ontvangen, maar de bank heeft de notaris vlak
voor de oprichting telefonisch bevestigd dat de oprichter (en enig aandeelhouder) van de nv
op een rekening ten behoeve van de nv € 45 000 heeft gestort.
Het gaat hier om het storten van aandelen in de NV. Dit kan bij of na oprichting op grond
van artikel 3:93a BW. Op grond van lid 1 dient aan de akte van oprichting een of meer
verklaringen te worden gehecht dat het geld op desbetreffende rekening is gestort. Een
mondelinge mededeling volstaat niet. De NV ontstaat wel, geen bankverklaring afgeven is
een oprichtingsgebrek en niet een ontstaansvoorwaarde.
Conclusie: De nv bestaat rechtens, maar is voor ontbinding vatbaar ex art. 2:21 lid 1
onder a BW. Art. 2:93a lid 1 BW schrijft voor dat bij storting in geld aan de akte van
oprichting een bankverklaring moet zijn gehecht. De telefonische bevestiging is niet
voldoende. Art. 2:21 lid 2 BW geeft de rechtbank de mogelijkheid aan de bv een
termijn te vergunnen voor herstel van het oprichtingsgebrek. Hiervoor zal de notaris
een herstelakte moeten verlijden.