Begrippen Pedagoog in werkveld
Hoofdstuk 1 - Pedagogisch doen en denken
Meervoudigheid van opvoeding (tijd- en plaatsgebondenheid)
De meervoudigheid van de opvoeding houdt in dat de opvoeding afhankelijk is van de plaats en tijd.
100 jaar geleden werd er een andere vorm gegeven aan de opvoeding dan in de huidige tijd.
Hetzelfde geld voor de plaats; in andere landen wordt er anders met opvoeding omgegaan dan in
Nederland.
Opvoeden is een universeel verschijnsel; net zo gewoon als eten, drinken en het dragen van kleding.
Wat mensen eten en hoe ze maaltijden bereiden verschilt van tijd en plaats. Opvoeding is daarin net zo
divers.
Rechten van de kinderen (en het VRK)
In veel landen is wettelijk bepaald dat ieder opgroeiend kind recht heeft op bescherming, verzorging
en begeleiding.
Dit staat ook in het Verdrag voor de Rechten van het Kind.
Het recht op leven, op een naam, op opvoeding door de eigen ouders of op geschikt onderwijs is
daarin toegekend aan elk kind.
In het verdrag staat letterlijk: “ongeacht ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere
overtuiging, nationale, etnische of maatschappelijke afkomst, vermogen, handicap, geboorte of
andere omstandigheid van het kind of van een ouder of wettige voogd.”
3 ingrepen die de rol van ouders hebben beperkt
Ouders staan in Europese landen niet alleen voor de opvoedingstaak: ze kunnen niet onbegrensd hun
gang gaan en moeten een deel van hun taken afstaan aan buitenstaanders.
Er zijn 3 ingrepen die de rol van ouders in Nederland hebben begrensd.
Ingreep 1: Kinderwetje dat van Houten indiende. (Mijlpaal voor de vaderlandse wetgeving)
→ Kinderarbeid werd hiermee verboden. Kinderen onder de 12 jaar mochten niet meer in fabrieken
werken.
Het effect van de wet was beperkt doordat de naleving ervan niet werd gecontroleerd. Kort nadat dit
ontdekt werd, werd de arbeidsinspectie ingesteld. Dit maakte een effectief verbod op kinderarbeid
mogelijk.
Hiermee kregen kinderen het recht om door de staat beschermd te worden tegen economische
uitbuiting.
Ingreep: 2 De leerplicht
→ Op de grens van de negentiende en twintigste eeuw werd met een kleinst mogelijke meerderheid
de leerplicht ingevoerd.
Kinderen van 7 tot 13 jaar werden hiermee verplicht om naar school te gaan.
Net als het verbod op kinderarbeid kun je de leerplicht ook omdraaien naar een recht, namelijk het
recht om onderwijs te volgen en te leren.
Dit recht verplicht de staat om te voorzien in goed onderwijs.
Met deze twee ingrepen garandeert de staat op twee gebieden de kinderrechten.
Ingreep: 3 Enerzijds het kunnen ingrijpen in de ouderlijke macht, anderzijds dat wetsovertreders van 18
jaar en jonger op een gepaste manier bestraft en berecht zouden worden.
→ Het recht van kinderen om beschermd te worden tegen mishandeling en misbruik werd hiermee
erkend.
Primaire en secundaire opvoedverantwoordelijkheid (medeopvoeders)
De primaire opvoedingsverantwoordelijkheid ligt bij de ouders, de secundaire
opvoedingsverantwoordelijkheid is verdeeld.
De secundaire opvoedverantwoordelijkheid ligt bij de medeopvoeders.
Verschillende soorten medeopvoeders zijn: leraren, consultatiebureau, opvang voor niet-leerplichtige
kinderen, buitenschoolse opvang, sportclubs, bibliotheken, muziekscholen en alle mogelijke
adviesdiensten.
, Begrippen Pedagoog in werkveld
Vermaatschappelijking van de opvoeding
Vermaatschappelijking = de toename van algemeen of publiek belang op terrein dat eerst tot
privésfeer behoorde.
Definitie van internet: proces waarbij een groter deel van de samenleving de verantwoordelijkheid
gaat dragen
→ Opvoeding behoorde eerst alleen tot de privésfeer, maar wordt nu ook algemeen en publiek belang
(er worden meer partijen bij betrokken).
Doordat meerdere partijen bij de opvoeding betrokken zijn, hebben algemene belangen terrein
gewonnen op het privébelang.
In eigen woorden
De opvoed verantwoordelijkheid lag ooit voornamelijk bij de ouders. In de loop van de afgelopen tijd is
de invloed van medeopvoeders veel groter geworden.
Medeopvoeders hebben steeds meer invloed op de ontwikkeling van het kind.
Bijvoorbeeld de leraar van het kind op school, of de opvoedingsondersteuning waar het gezin mee te
maken kan hebben.
Stedelijke, geïndustrialiseerde samenleving (+ relatie opvoeding)
Vermaatschappelijking is onderdeel van een sociaal veranderingsproces.
Dit proces wordt gebaseerd op de verspreiding van stedelijke en industriële samenleving, waarin 3
opvallende veranderingen plaatsvonden:
- Overgang van agrarische economie
- De overgang van een autoritair geregeerde standenmaatschappij (ongelijkwaardige
groepen) naar parlementair-democratische rechtsvorm (iedereen voor de wet gelijk)
- Overgang van plattelandsleven naar stedelijke leefwijze
Technische benadering professionele opvoeding (+ eenzijdigheid ervan)
Relatie tussen begrippen, gezamenlijke vocabulaire vaklui en pedagogische blik
Relatie theoretisch erfgoed en pedagogische werkwijzen
, Begrippen Pedagoog in werkveld
Hoofdstuk 2 - Grondbegrip opvoeding
Opvoeding: een speciaal soort omgang
Opvoeding is volgens Langeveld een speciaal soort omgang. “Het gebied waarbinnen we opvoeding
aantreffen, is dat van de omgang tussen volwassenen en kinderen”.
- Er moet omgang zijn tussen volwassenen en kinderen
- Daarbij moet invloed worden uitgeoefend
- Die invloed is van volwassenen richting kinderen
De mens als animal educandum (relatie met zgn. wolfskinderen)
Langeveld noemt de mens een ‘animal educandum’. Hiermee wil hij zeggen dat wij allemaal
afhankelijk zijn van opvoeding.
(Animal betekent levend wezen, ‘educo’ betekent grootbrengen of opvoeden)
Argumenten van Langeveld:
- Niemand heeft zichzelf verwekt en gebaard.
- Elk van ons heeft als baby overal hulp bij nodig gehad. Dat bleef in de peuter- en kleutertijd
- Afhankelijkheid veranderde op school en in de pubertijd, maar verdween niet
Zeven gebieden van afhankelijkheid (eten, beschutting, bescherming, hygiëne, gehechtheid, kennis en
regels)
- Eten - iemand die eten koopt, klaarmaakt en zorgt dat het op tafel staat
- Beschutting - een huis, beschutting voor weersinvloeden, kleding
- Bescherming - bescherming tegen ziekteverwekkende microben, tegen heftige
schoonmaakmiddelen, keukengerei dat scherp is, verkeer en andere risico’s
- Hygiëne - wassen, verschonen, billen afvegen, tandenpoetsen, handen wassen
- Gehechtheid - behoefte aan erkenning, een veilige en vertrouwde basis in contact met
opvoeder. Liefkozing en aanmoediging.
- Kennis - voor opdoen van kennis is het kind afhankelijk van ouders en leraren (die al kennis
hebben)
- Regels - verwerven van een dag- en nachtritme, gedragsregulering in zindelijkheidstraining.
De noodzaak tot opvoeden (vergelijking met assepoester)
“De mens is afhankelijk van opvoeding”.
Het assepoester sprookje geeft diepgang aan het inzicht dat opgroeien onmogelijk is zonder
soortgenoten.
Elk kind is plastisch, zodat beïnvloeding mogelijk is. Ingrepen in de ontwikkeling zijn van nature mogelijk
en nodig; ingrepen komen zowel ten goede aan het kind, als aan heel het menselijke soort.
Een baby steunt nog volledig op anderen. Het opgroeiende kind krijgt van buitenaf cultuur aangereikt,
waardoor de afhankelijkheid afneemt. Het kind groeit dankzij cultuuroverdracht op tot een volwassen
individu dat op eigen benen kan staan en zelfstandig en zelfredzaam is.
→ Opvoeding is nodig om volwassenwording te realiseren.
Volwassenheid als ‘mondigheid’
De invloed van volwassenen op een hulpbehoevend kind, heet alleen ‘opvoeding’ als de mondigheid
van het kind erdoor toeneemt.
Langeveld: “door opvoeding daalt de afhankelijkheid en stijgt de weerbaarheid”
Iemand die tegenstand kan bieden (mondig is) is weerbaar.
Volgens Langeveld begint opvoeding pas echt als een kind taal beheerst en ‘nee’ kan zeggen.
Materiële en ideële dimensie van opvoeding en de ruimte
De materiële dimensie is volgens Kuipers het observeerbare gedrag van opvoeders. Het is dus het
gedrag wat je van de opvoeders kunt zien. Soms zie je dat gedrag indirect, bijv. door hoe een leslokaal
is ingericht.
Deze dimensie omvat het gedrag van de opvoeders en de resultaten daarvan,