ESG deel II
College 7: De wereld industrialiseert
Als je gaat kijken of mensen gelukkig zijn, komen geluk onderzoekers erachter dat als je ongeveer
meer dan 40.000 euro per jaar verdiend, je redelijk gelukkig bent. Het merendeel van de mensen
ontvangt geen toename in het geluksgevoel als dit is gehaald.
Op een gegeven moment steeg het welvaartspeil zó dat ook de gemiddelde mens ‘gelukkig’ kon
worden (dak boven hoofd, genoeg eten).
Een andere manier om dat onder worden te brengen is hoe modernisering van de economie werkt.
>
Nederland had eerst een hele bloeiende textielindustrie. Op een gegeven moment gaat die
verdwijnen want het gaat naar andere landen toe.
>
Economische ontwikkeling en groei in ontwikkelingslanden hebben met elkaar te maken.
Er is interactie tussen landen. Rijke landen aan grondstoffen importeren uit arme landen en het dan
weer verkopen aan de arme landen. Het moment dat je een aantal rijke landen hebt beïnvloed wat
andere landen gaan meemaken.
‘Vanaf de Great Divergence’
De Great Divergence betekent dat het westen onstuimig graat groeien en een groot gedeelte van de
rest van de wereld gaat daar niet in mee. Dat moet je ook kunnen meten, of dat echt zo is. Angus
Maddison heeft zo’n meting gedaan, op basis van BNP. Dat is vervolgens uitgerekend per capita
(hoofd van de bevolking), en later omgerekend in dollars (anders zou er veel inflatie te zien zijn) en
de wisselkoersen geschat op basis van koopkrachtpariteit.
Er is te zien dat het behoorlijk steeg, dat BNP.
In China ging het veel langzamer. Dat is de Great Divergence!
Wat gebeurde er in Engeland?
- Toename gebruik steenkolen (ontsnapt aan Malthusiaanse plafond)
- Stoommachines
- Kanalen, spoorwegen (steenkolen makkelijker te verplaatsen)
- Katoenindustrie (leading sector waarin moderne toepassingen hun effecten lieten zien)
>
Phyllis Deane: niet één revolutie, maar 7 deelrevoluties!
1. Demografische revolutie
2. Landbouw revolutie
3. Commerciële revolutie (markt, meer mensen kopen wat er geproduceerd wordt)
4. Transport
5. Katoen
6. IJzer en staal
7. Fossiele brandstoffen
Effect: afscheid van Malthus en Smith. Het hele idee dat alleen door handel en arbeidsdeling de
economie kan groeien wordt afgewezen.
Marx en North (instituties) blijven natuurlijk super belangrijk! Instituties hebben natuurlijk ook te
maken met consumenten.
Je hebt formele en informele instituties. Formeel is wetten en regels (eigendomsrecht,
handelstarieven). Informeel: gewoonte, gebruikten, omgangsvormen (ook vertrouwen!).
1
,Inzichten in het proces
- Fossiele brandstoffen
- Technologische ontwikkelingen
Achterliggende oorzaken:
- Steden
- Markten
- Landbouw modernisering
- Instituties, parlementaire stelsels (weg uit conservatieve ancien regime)
Nog meer achterliggende oorzaken:
- Hoge lonen
- Human Capital (kennis) (van theoretische kennis naar toegepaste kennis)
Joel Mokyr: gevestigde belangen, gene die het gemaakt hebben, gaan nieuwe ondernemers
tegenhouden omdat het ze bedreigt in hun welvaart.
Mokyr zegt: men heeft steeds meer kennis tot zijn beschikking en het wordt nu door veel meer
mensen beoefend, natuurwetenschappelijke verschijnseleen ga je verklaren en door te doen
ontdekken ze dingen die ze kunnen gebruiken.
In China ook productie landbouw!
Maar:
1. Minder internationale handel
2. Lager belastingdruk
3. Minder (toepassing van) technologische vernieuwing
4. Minder proletarisering op het platteland (want sommigen werden rijker en sommigen armer,
landlozen werden getrokken door de industrie)
Verspreiding:
België was het tweede land dat industrialiseerde. Daarna Duitsland en de VS en daarna Frankrijk,
Nederland en later Rusland.
‘Tweede Industriële Revolutie’
Duitsland
1850-1870, kort nadat Zollverein Duitsland tot één markt maakte, eerste industriële revolutie: zware
industrie, textiel.
Na 1870: Tweede Industriële Revolutie
- Elektrotechnische/chemische industrie
- Modern straal, methodes:
1856: Bessemer
1866: Siemens-Martin
1879: Thomas-Gilchrist
Heel geleidelijk werden stoommachines vervangen door elektrische machines.
Duistland
Algemeen:
1. Ten oosten van de Elbe minder egalitaire ontwikkeling, feodale verhoudingen ten westen
verdwenen
2. Continentaal stelsel (1806-1814), Britse concurrentie viel weg
3. Zollverein
>
2
, Industrie:
1. Industriebanken
2. Grote bedrijven: Siemens, AEG, BASF, Bayer
3. Staal: Elzas-Lotharingen, steenkool: Ruhrgebied
Verenigde Staten
Heel nieuw land met nieuwe dynamiek.
1. Civil War (burgeroorlog 1861-1865). In Noord-Amerika konden de kleine boeren zich ontplooien,
er was ruimte voor een opwaartse sociale mobiliteit van een middenklasse die het beter wilde
hebben
2. Homestead Act (wet, 1862, bestond eruit dat als je je als settler vestigde en dat land bebouwde
dan mocht je dat land houden)
3. Dynamiek vergeleken met Latijns-Amerika
4. Zowel expansie van landbouw als industrie (Noordelijke steden)
>
Klaus Bade, migratiehistoricus, ‘als er niet zo veel migratie naar Amerika was geweest dan had je veel
meer kans op een internationale arbeidersrevolutie.’
Nederland in de 19e eeuw
Niet zo dynamisch als je zou verwachten. Potgieter: satire over Jan Salie (alle fut was uit de
Nederlandse ondernemersgeest). Klopt niet helemaal.
Toen Bolton en Watt de stoommachine hadden uitgevonden in 1776 werd meteen dat jaar ook in
Nederland de Newcomen stoommachine ingevoerd, die werd in het werk gezet in Rotterdam om
water uit de polder te halen. Maar de boeren vonden dat te duur… Dus in 1791 was ie weer weg. Er
was ook niet echt een noodzaak want er was heel veel turf en er waren veel windmolens.
Nederland, waarom niet geïndustrialiseerd?
De norm is altijd geweest: het aantal stoommachines, want dat is modern. J.A. de Jonge ging
stoommachines tellen, die kwam erachter dat Nederland op die wijze pas heel laat industrialiseerde.
Maar dat was geen goede maatstaf. Nederland had veel diensten en een heel moderne landbouw.
Dus waarom industrialiseerde Nederland dan zo laat?
1. Erfenis Republiek:
- Lokale autonomie (markt was versnipperd)
- Veel diensten
- Lonen vrij hoog (je hebt ook arbeiders nodig voor industrialisatie dus als die lonen hoog zijn werkt
dat de industrialisatie tegen omdat niemand arbeider wil worden in de industrie)
2. Rol Willem I
- Belastingen
- Investering in infrastructuur
- Indië winstgevend gemaakt
- Maar: rijksfinanciën niet goed op orde gebracht
3. Industrialisatie elders
- Creëerde afzetmogelijkheden voor landbouw
3