100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting verplichte literatuur strafrecht en mensenrechten €12,46
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting verplichte literatuur strafrecht en mensenrechten

 10 keer bekeken  0 keer verkocht

Samenvatting van de verplichte literatuur en jurisprudentie van het mastervak strafrecht en mensenrechten.

Voorbeeld 4 van de 66  pagina's

  • 4 mei 2024
  • 66
  • 2023/2024
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (9)
avatar-seller
zoyvanderdoes
Samenvatting verplichte literatuur strafrecht en mensenrechten
Week 1

M. Lochs, ‘Geen coulance maar recht: de actieve raadsman bij het politieverhoor’,
Boom Strafblad 2021, afl. 4.
Op 21 mei 2021 velde het Hof van Discipline een oordeel over een klacht tegen een
advocaat die zich tijdens een politieverhoor niet aan de geldende regels zou hebben
gehouden. De advocaat onderbrak het verhoor 25 keer, beantwoordde vragen bedoeld voor
de verdachte, stelde volgens de verbalisanten onnodige verduidelijkingsvragen, las hardop
voor bij het opschrijven, en uitte herhaaldelijk neerbuigende opmerkingen naar de
verbalisanten. De Raad van Discipline oordeelde dat het optreden van de advocaat
tuchtrechtelijk laakbaar was. In beroep oordeelde het Hof van Discipline echter dat de
advocaat een aanzienlijke vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen en
actief de (verdedigings)rechten tijdens een politieverhoor te bewaken. Hoewel de advocaat
zich niet mag bedienen van ongeoorloofde middelen of het verhoor onevenredig verstoren
zonder voordeel voor de cliënt, oordeelde het Hof dat de advocaat voldoende had
aangegeven welke redelijke belangen van zijn cliënt werden gediend, zonder de grenzen van
betamelijkheid te overschrijden. Hierdoor wordt actief optreden van advocaten tijdens
politieverhoren door de hoogste tuchtrechter goedgekeurd. Deze uitspraak biedt duidelijkheid
over de tuchtrechtelijke toelaatbaarheid van dergelijk optreden en roept vragen op over de
normering van de rol van advocaten binnen Nederlandse strafvorderlijke regels tijdens
politieverhoren.

2.1 De aanloop naar de wettelijke regeling
De invoering van verhoorbijstand in Nederland kende een langdurige aanloop. De discussie
over het recht op rechtsbijstand voorafgaand aan en tijdens politieverhoren vond plaats in de
jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. Pas in 2009 oordeelde de Hoge Raad, naar
aanleiding van de EHRM-uitspraak in de zaak Salduz, dat elke verdachte voorafgaand aan
het politieverhoor het recht heeft een advocaat te raadplegen. In de jaren daarna werd
aangevoerd dat ook het recht op verhoorbijstand voortvloeit uit EHRM-uitspraken en de
Richtlijn 2013/48/EU betreffende het recht op toegang tot een advocaat. De Hoge Raad
keerde op 22 december 2015 om, aangezien er geen wetgevende regeling was en
Straatsburgse uitspraken de rechtszekerheid in het geding brachten. Het recht op
verhoorbijstand werd aanvaard, met gevolgen vanaf 1 maart 2016. De uitspraak leidde tot
discussie over de precieze inhoud van het recht op verhoorbijstand. Het College van
procureurs-generaal stelde beleidsregels op, waarin werd bepaald dat de raadsman voor en
na het politieverhoor opmerkingen mocht maken en vragen mocht stellen, maar zich tijdens
het verhoor afzijdig moest houden, behalve in specifieke gevallen. In afwachting van een
wettelijke regeling werden deze regels opgesteld. Een kort geding, aangespannen door
onder andere de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten, leidde tot prejudiciële
vragen aan de Hoge Raad over de verenigbaarheid van deze regels met de Richtlijn en
artikel 6 EVRM. De Hoge Raad oordeelde dat er geen huidige rechtsregel is die voorschrijft
dat een raadsman tijdens een politieverhoor de mogelijkheid moet hebben om vragen te
stellen aan de verdachte, opmerkingen te maken of specifieke adviezen te geven over het
zwijgrecht

2.2 De inhoud van de wettelijke regeling
Met ingang van 1 maart 2017 is de huidige wettelijke regeling in werking getreden ter
implementatie van de Richtlijn. Artikel 28d Sv bepaalt dat zowel aangehouden als niet-
aangehouden verdachten zich tijdens het verhoor kunnen laten bijstaan door een raadsman.
Het Besluit inrichting en orde politieverhoor regelt het verloop van en de bijstand tijdens het
politieverhoor. De verhorend ambtenaar heeft doorgaans de leiding over het verhoor, en de
raadsman mag in beginsel alleen voorafgaand aan en na afloop van het verhoor

,opmerkingen maken of vragen stellen. Hij mag geen vragen beantwoorden namens de
verdachte, tenzij met toestemming. In specifieke situaties mag de raadsman tijdens het
verhoor interveniëren, zoals het éénmaal verzoeken om een onderbreking voor overleg. De
regels benadrukken dat de raadsman zijn bevoegdheden niet onredelijk mag gebruiken en
de orde tijdens het verhoor niet mag verstoren. Als de raadsman de regels niet naleeft en na
minstens één waarschuwing van de verhorende ambtenaar doorgaat, kan hij uit de
verhoorruimte worden verwijderd. Het verhoor kan dan alleen doorgaan als de raadsman
terugkeert, de verdachte afstand doet van het recht op verhoorbijstand, of er een
vervangende raadsman is geregeld. Bij de totstandkoming van deze regeling was er
discussie over de vraag of de regels de raadsman te veel beperken in zijn mogelijkheden om
actief bijstand te verlenen, in lijn met de verplichtingen uit de Richtlijn. Ondanks kritiek en
voorstellen om beperkende bepalingen te schrappen, is de regeling in haar huidige vorm
ingevoerd en nog steeds van kracht.

2.3 Blik op de praktijk
Sinds de inwerkingtreding van de regels rondom de verhoorbijstand krijgt de concrete
invulling daarvan voornamelijk vorm in de praktijk. De Nederlandse Orde van Advocaten
heeft de Leidraad politieverhoor en het Protocol raadsman bij politieverhoor opgesteld, om
de raadsman handvatten te bieden voor zijn rol voorafgaand aan en tijdens het
politieverhoor. Deze documenten benadrukken dat de raadsman zich over het algemeen
terughoudend maar niet passief moet opstellen, en hij moet de mogelijkheid krijgen zijn rol
actief in te vullen indien noodzakelijk. Uit onderzoek naar de praktijk van verhoorbijstand
blijkt dat de huidige regels over het algemeen geen structurele problemen veroorzaken.
Advocaten hebben over het algemeen voldoende mogelijkheden om deel te nemen aan het
verhoor, maar er bestaat tegelijkertijd een wens onder sommige advocaten om actiever te
kunnen deelnemen. De praktijk in verhoorkamers varieert sterk en is afhankelijk van de zaak,
opstelling van politieambtenaren, assertiviteit van de raadsman, en soms 'coulance' van de
politie. De praktijk heeft nog niet geleid tot uitgebreide jurisprudentie over eventuele
beperkingen in de uitoefening van verhoorbijstand. Een geschil over de inhoud van
verhoorbijstand is slechts één keer aan de Hoge Raad voorgelegd na een
kortgedingprocedure in 2016. In dit geval draaide het vooral om de toegang tot
processtukken en gegevensdragers tijdens het verhoor, niet om de wijze waarop de
deelname van de advocaat was beperkt. De Hoge Raad gaf in deze zaak aan dat de
raadsman in elk geval de gelegenheid moet hebben tot het stellen van vragen, vragen om
verduidelijking, en het afleggen van verklaringen tijdens het verhoor. Er is echter nog steeds
discussie over de praktische uitvoering en interpretatie van de regels omtrent
verhoorbijstand.

3 De Europeesrechtelijke normering van verhoorbijstand
Het recht op bijstand van een advocaat voorafgaand aan en tijdens het politieverhoor is
vastgelegd in artikel 3 lid 3 van de Richtlijn. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat
verdachten het recht hebben op de aanwezigheid van hun advocaat tijdens het verhoor en
dat de advocaat daadwerkelijk kan deelnemen, waarbij de procedures in overeenstemming
moeten zijn met het nationale recht. Het Hof van Justitie van de EU heeft zich nog niet
uitgesproken over de interpretatie van deze vereisten. Het EHRM heeft uitgebreide
uitspraken gedaan over het recht op rechtsbijstand voorafgaand aan en tijdens het
politieverhoor. Het recht begon met de uitspraak Salduz t. Turkije en heeft geleid tot
uitbreiding van de rechten van verdachten in veel lidstaten. Het Hof ontwikkelde een
toetsingskader in de zaak Ibrahim e.a. t. Verenigd Koninkrijk, waarbij wordt beoordeeld of er
dwingende redenen zijn om het recht op rechtsbijstand te beperken en of de procedure als
geheel eerlijk blijft. De deelrechten van artikel 6 lid 3 EVRM, waaronder het recht op toegang
tot een advocaat, moeten worden beschouwd als minimumvereisten om de eerlijkheid van
het proces te waarborgen. Het EHRM benadrukt dat het aan de lidstaten is om te bepalen
hoe de toegang tot een advocaat in nationale procedures wordt geregeld, maar deze moet
praktisch en effectief zijn, niet slechts theoretisch. Om effectieve toegang te hebben, moet

,een verdachte contact kunnen hebben met een advocaat vanaf het moment van
vrijheidsbeneming en voorafgaand aan het eerste politieverhoor. De advocaat moet fysiek
aanwezig kunnen zijn bij het verhoor om daadwerkelijke bijstand te verlenen. In de zaak
Soytemiz t. Turkije oordeelde het Hof dat de aanwezigheid en actieve deelname van een
advocaat tijdens het politieverhoor een belangrijke waarborg vormt tegen dwang en voor het
beschermen van het recht van de verdachte om in vrijheid zijn proceshouding te bepalen.
Beperkingen aan het optreden van de advocaat tijdens het verhoor zijn sindsdien niet meer
behandeld in de Straatsburgse jurisprudentie.

4. Noodzaak tot herziening van de regeling van verhoorbijstand
De Nederlandse regeling met betrekking tot de rol van de advocaat tijdens het politieverhoor
komt volgens de auteur van de tekst over als te restrictief in vergelijking met het
Europeesrechtelijke kader, zoals uiteengezet in de Richtlijn en de uitleg van het EHRM. De
opvatting dat de raadsman tijdens het verhoor niet mag interveniëren en zijn verzoeken en
opmerkingen alleen tot de verhorende ambtenaren mag richten, lijkt in strijd te zijn met de
vereisten van daadwerkelijke en actieve deelname aan het verhoor. De tekst benadrukt dat
de Nederlandse regels niet adequaat lijken te voldoen aan het recht op verhoorbijstand, dat
tot doel heeft de rechten van de verdachte te waarborgen, met name het recht om zichzelf
niet te belasten. Het zwijgrecht tijdens het politieverhoor kan vaak niet vanzelfsprekend
worden geëffectueerd, en daarom is het cruciaal dat de raadsman zijn cliënt tijdens het
verhoor op dit recht kan wijzen en zo nodig om onderbreking van het verhoor kan vragen.
Hoewel een Straatsburgse veroordeling niet direct lijkt te dreigen, wordt betoogd dat dit geen
reden is om de huidige situatie te handhaven. Lidstaten hebben zich verplicht tot het naleven
van Unierechtelijke en mensenrechtelijke normen, en het streven naar doeltreffendheid van
het Unierecht vereist passende en doeltreffende maatregelen om deze verplichtingen te
waarborgen. Bovendien wordt voorgesteld om de regels te herijken in overeenstemming met
de zich ontwikkelende Europese jurisprudentie en om de normering van verhoorbijstand in
lijn te brengen met Europeesrechtelijke normen. Er wordt gewezen op de ervaringen in de
rechtspraktijk en het gebrek aan bevestiging van vrees voor verstoring van
opsporingsonderzoek door de aanwezigheid van een advocaat. Ten slotte wordt aangevoerd
dat de keuze voor een beperkte implementatie van verhoorbijstand leidt tot discussies over
de reikwijdte van toelaatbare bijstand en tot ongelijkheid in de praktijk. Een recente uitspraak
van het Hof van Discipline zou advocaten aanmoedigen zich actiever op te stellen tijdens het
verhoor. Om onnodige discussies en rechtsongelijkheid te voorkomen, wordt gepleit voor een
herziening van de wetgeving om de raadsman actieve bijstand tijdens het verhoor mogelijk te
maken.

5. Conclusie
De conclusie van de tekst is dat de regels met betrekking tot verhoorbijstand dringend
herzien moeten worden. De recente uitspraak van de hoogste tuchtrechter, die de
toelaatbaarheid van actief interveniëren door de raadsman tijdens het politieverhoor heeft
bevestigd, geeft aanleiding tot een aanpassing van de wettelijke regeling. Deze herziening
wordt nog meer gerechtvaardigd door ontwikkelingen in de Straatsburgse jurisprudentie,
waar het recht op de aanwezigheid en actieve bijstand van een advocaat tijdens het verhoor
nu als algemeen beginsel wordt beschouwd. De beperkingen van artikel 28d Sv en het
Besluit inrichting en orde politieverhoor worden gezien als strijdig met de vereisten van
Richtlijn 2013/48/EU, wat leidt tot daadwerkelijke deelname van de raadsman. De huidige
beperkingen zorgen voor onnodige discussies en rechtsongelijkheid

, M.A.P. Timmerman, ‘De betekenis van het grondwettelijke recht op een eerlijk proces
voor het huidige en toekomstige strafprocesrecht’, Delikt & Delinkwent 2023, afl. 10.
Inleiding
Sinds 30 augustus 2022 bevat artikel 17 lid 1 van de Grondwet het recht op een eerlijk
proces binnen een redelijke termijn. Deze bepaling waarborgt het recht op een eerlijk proces
voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter bij het vaststellen van rechten,
verplichtingen, of bij het beoordelen van de gegrondheid van een vervolging. De codificatie
van dit recht in de Grondwet wordt zowel juridisch als symbolisch als waardevol beschouwd,
met extra nadruk op mogelijke verbeteringen in de dialoog tussen internationale en nationale
rechterlijke instanties. De tekst onderzoekt de beoogde functies van artikel 17 lid 1 Gw, met
specifieke aandacht voor de impact op het Nederlandse strafprocesrecht, dat sterk wordt
beïnvloed door het recht op een eerlijk proces. De analyse richt zich op de betekenis van dit
grondwettelijk recht voor de modernisering van het Wetboek van Strafvordering en
onderzoekt de aandacht die het krijgt in relevante wetsvoorstellen en strafrechtelijke
jurisprudentie. Ten slotte wordt de waarneembare impact van artikel 17 lid 1 Gw op het
huidige en toekomstige strafprocesrecht geanalyseerd, waarbij aanbevelingen worden
gedaan aan de rechtspraktijk om de beoogde functies van deze grondwettelijke bepaling
tastbaarder te maken.

2.1 Parlementaire geschiedenis
De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel waarin het recht op een eerlijk proces aan de
Grondwet is toegevoegd, benoemt verschillende argumenten die de codificatie
rechtvaardigen. Deze omvatten juridische, symbolische, en dialoog-faciliterende aspecten.
De juridische meerwaarde wordt gezien in de ruimere reikwijdte van artikel 17 lid 1 Gw ten
opzichte van internationale equivalenten, waardoor het toepassingsbereik breder is dan dat
van het EVRM en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. De Grondwet
biedt een principiële toepassing van het recht op een eerlijk proces op alle nationale
rechterlijke procedures. Bovendien kan het nationale recht een andere inhoudelijke invulling
krijgen dan internationale equivalenten, waardoor het dient als handvat voor de wetgever en
de rechter om het recht verder vorm te geven. Naast de juridische meerwaarde wordt de
symbolische betekenis van de grondwettelijke codificatie benadrukt, waarbij het belang van
een constitutionele norm voor stabiliteit en het uitdrukken van fundamentele beginselen zoals
de rechtsstaat en grondrechten wordt erkend. De codificatie wordt ook gezien als een
bijdrage aan het vertrouwen van burgers in de rechtspraak. Verder wordt aangevoerd dat de
grondwettelijke codificatie een betere constitutionele dialoog tussen de Nederlandse rechter
en internationale rechterlijke instanties kan faciliteren. Hierdoor kan een effectieve uitwerking
van waarborgen voor een eerlijk proces plaatsvinden, wat als meerwaarde wordt
beschouwd.

2.2 Wetenschappelijke inzichten
De wetenschappelijke literatuur overweegt de meerwaarde van de grondwettelijke codificatie
van het recht op een eerlijk proces op verschillende niveaus. Juridisch gezien wordt
benadrukt dat het Nederlandse grondrecht een ruimere reikwijdte heeft dan vergelijkbare
internationale bepalingen, waardoor het toepasbaar is op alle civiele, bestuurs- en
strafrechtelijke procedures, ongeacht Unierechtelijke aspecten. De literatuur erkent ook het
juridische belang van een nationaal recht op een eerlijk proces voor rechtsvorming en
ontwikkeling door de Nederlandse rechter en wetgever, waarbij het nationale recht zelfs een
ruimere invulling kan krijgen dan internationale equivalenten. Symbolisch gezien wordt de
waarde van codificatie in de Grondwet erkend, met de Grondwet als juridisch-staatkundig
basisdocument voor Nederland, wat stabiliteit in de politieke praktijk bevordert en

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper zoyvanderdoes. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €12,46. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53340 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€12,46
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd