KT4 Leerdoelen
Themaweek
Zelfmanagement bij chronisch zieken
Zelfmanagement: de mogelijkheid van het individu om de symptomen, behandeling, fysieke en
psychosociale consequenties, en de veranderingen in levensstijl die inherent zijn aan het leven met
een chronische aandoening te managen.
Doel: het bereiken van een gedragsverandering. Dit begint met het aanleren van kennis en
zelfmanagement vaardigheden en vertrouwen krijgen in het eigen kunnen. De gedragsverandering
leidt tot een verbeterd vermogen tot zelfmanagement. Zelfmanagement draagt bij aan een betere
kwaliteit van leven en een hogere kwaliteit van zorg. Productieve interactie tussen een
geïnformeerde en geactiveerde patiënt en een voorbereid en proactief team, leidt tot verbeterde
uitkomsten op het gebied van zelfmanagement. Zelfmanagement komt veel voor bij: chronisch
zieken, mensen met Multi morbiditeit en mensen met een lage opleiding.
Zelfmanagement en de patiënt: de patiënt moet instaat zijn om preventief te handelen, het
herkennen van symptomen, weten wat te doen bij verergering van de symptomen, het uit kunnen
voeren van relevante handeling, hulp durven vragen en het aanpassen van de levensstijl.
Zelfmanagement verschilt per persoon en per ziekte.
Zelfmanagement en de verpleegkundige: Als verpleegkundige kan je aan de hand van bepaalde
factoren bepalen of iemand waarschijnlijk meer of minder moeite met zelfmanagement zal hebben.
Als verpleegkundige kan je mensen gezondheidsvaardigheden aanleren, denk hierbij aan: educatie,
ondersteuning medicatiemanagement, herkennen van symptomen, ondersteuning beslissingen,
relatie met de zorgverlener aangaan, hulp bij plannen (zorgplan) en problemen oplossen.
5A model: het ondersteunen van zelfmanagement is essentieel voor goede zorgverlening, het komt
niet bovenop de huidige zorg maar is een onderdeel ervan. Om zelfmanagement te ondersteunen
wordt er gebruik gemaakt van het 5a model.
Achterhalen: nodig de patiënt uit ervaringen en behoeften te benoemen.
Adviseren: verklaar de bevindingen van de patiënt en geef informatie op maat.
Afspreken: help de patiënt zelf haalbare doelen te stellen en kom tot gedeelde besluitvorming.
Assisteren: assisteer bij het omgaan met persoonlijke barrières en inventariseer behoefte aan extra
ondersteuning.
Arrangeren: maak samen een specifiek plan voor (vervolg) ondersteuning.
Kwalitatieve interviewtechnieken en data-analyse
Informatie kan je krijgen door middel van een interview. Deze vorm van dataverzameling is een
specifieke vraagstelling. Gesprekken met mensen leveren vaak rijke en gedetailleerde informatie op
over bepaalde onderwerpen. Er zijn verschillende type interviews:
- ongestructureerde (open) interviews (diepte interviews), semigestructureerde interviews en
gestructureerde interviews. In kwalitatief onderzoek wordt meestal gekozen voor de eerste 2. Er
worden aan aantal eisen aan interviews gesteld:
- een duidelijk verband tussen de onderzoeksvraag, de geïnterviewde en de interview thema’s.
- traceerbaarheid van de informatie uit interviews (geluidsopname maken).
- toestemming om de interviews te gebruiken en ernaar te verwijzen.
Nadat je het interview hebt afgenomen kan je ervoor kiezen om het interview te coderen. Drie typen
inductief codering:
,Fase 1: Open: Gehele transcript zin voor zin lezen en coderen. Het resultaat van de fase van open
coderen is een lijst met codes die zijn opgehangen aan de verschillende fragmenten.
Fase 2: Axiaal: Categorieën vormen: toevoegen/splitsen/etc. Resultaat: lijst met categorieën,
memobestand met reflecties.
Fase 3: Selectief: Verbanden leggen tussen categorieën/interpreteren. Resultaat: beschrijving
voornaamste categorieën, coherent verhaal tussen categorieën, antwoorden op de
onderzoektsvragen.
Bij inductief coderen hangt de codering af van de antwoorden die je van de geïnterviewde gekregen
hebt. Dit weet je van te voren nog niet precies. Dit type codering kan je dan ook niet voorbereiden,
en wordt ook wel open coderen genoemd. afkomstig van de stroming grounded theory.
- Transcripten worden woord voor woord nagelezen, en gecodeerd. Zoals je begrijpt is dit een zeer
tijdrovend proces. Om die reden ontstaan er vaak alternatieve codeerprocessen.
Deductief thematisch coderen
- Vanuit de theorie naar de data (topiclist is het uitgangspunt)
- Methode om patronen/thema’s te identificeren, te analyseren
en te rapporteren
- Betreft een wijze van organiseren van je data, en helpt om een
‘rijke’ beschrijving te geven van de resultaten.
- Pragmatischere aanpak dan open coderen (inductief)
Vragen die worden gesteld ten behoeve van een kwalitatief onderzoek moeten worden
geformuleerd volgens de PICO-regel. Deze regel bevat de volgende elementen
P: patiënt/probleem
I: interventie
C: co-interventie
O: outcome
Het zoeken naar kwalitatief onderzoek kan via verschillende systemen: Pubmed, MEDLIINE,
Psychinfo, CINAHL of NIVEL. Daarnaast moet je het kwalitatieve onderzoek beoordelen, dit kan
doormiddel van 3 hoofdvragen:
- Zijn de resultaten valide?
- Wat is het belang van de resultaten?
- Hoe helpen deze resultaten mijn cliënten?
Neuman Systems Model
NSM is een diagnostisch model, het beschrijft de samenhang tussen de stressoren en de coping van
de vijf variabelen.
Gebaseerd op bio-psychosociale model, holistische visie (patiënt is mens met al zijn aspecten).
Cliëntensysteem (individueel, familie, groep, gemeenschap): met basisstructuur, weerstandslijm,
normale en flexibele verdedigingslinie.
Verpleegkundige domein (ziekte, gezondheid, omgeving, verplegen).
Systeemtheorie, preventietheorie , stress- en copingtheorie
Fysiologische, psychologische, sociaal-culturele, ontwikkelings- en spirituele (zingeving)
variabelen
Fysiologisch: Hoe reageert het lichaam op invloeden van
buitenaf. Reactie op de leefstijl. Invloed van orgaansystemen
op elkaar. Ziekte, trauma, handicap.
, Psychologisch: Reactie op stress: input, throughput, output. Assessment (interpretatie, hoe
schatten we de ernst in?). Copingstijlen. Self efficacy. Locus of control: intern, extern, autoriteit.
Sociaal cultureel: Levensloop. Socialisatie
-Primair: opvoeding, familie.
- Secundair: wijk, school, werk.
- Tertiair: massamedia, religie, cultuur.
Economisch: Participatie aan maatschappij. Bijdrage aan de maatschappij: werk (betaald of
onbetaald). Werk, vrijwilliger. Onderlinge afhankelijkheid.
Spiritueel: mens als synergisme: mens is meer dan som der delen. Hoop, vertrouwen, zingeving.
Verbindende energie. Ervaring van verbondenheid met mensen, natuur, goddelijke. Kunst,
creativiteit.
Uit balans cliënt systeem bedreigt de gezondheid. Door bv. omgeving, mensen (+ alle factoren)
en/of wisselwerking tussen mens en omgeving.
Verpleegkundig leiderschap
The ability to influence peers to act en enable clinical peformance;
provide peers with support and motivation; play a role in enacting
organizational strategic direction; challenge processes; and to
possess the ability to drive and implement the vision of delivering
safety in healthcare.
Dit kan door bijvoorbeeld gebruik te maken van de
beïnvloedingstechnieken van Yukl.
Casus 1 deel 1
Intervention Mapping
Intervention mapping (IM) is een protocol om stapsgewijs op basis van evidence een
gezondheidskundige interventie te ontwikkelen en uit te voeren. IM bestaat uit een aantal stappen.
figuur 5.2 gezondheidsbevordering en zelfmanagement
IM is niet zozeer een nieuwe theorie of een nieuw model, maar een instrument voor het plannen en
ontwikkelen van een gezondheidskundige interventie, een instrument waarmee je op planmatige
manier een gezondheidskundige interventie kan ontwikkelen. Voor IM maak je gebruik van theorieën
en resultaten van onderzoek. Bij het toepassen van het protocol van IM werk je dus steeds evidence-
based.
ICF model
ICF (International Classification of Functioning) is een classificatie voor het beschrijven van het
functioneren van mensen inclusief factoren die op dat functioneren van invloed zijn. De ICF bestaat
uit 2 delen;
1. Functioneren en functioneringsproblemen
- Functies en anatomisch eigenschappen
- Activiteiten en participatie
2. Contextuele factoren
- Externe factoren
- Persoonlijke factoren
Met ICF kunnen zorgverleners aangeven wat het
probleem is en waarop de zorg of behandeling
zich richt. De ICF biedt een standaardtaal en een
schema voor het beschrijven van iemands functioneren vanuit drie verschillende perspectieven;