Les 1
Begrippen
Anatomie: de bouw van het lichaam
Fysiologie: op celniveau
Pathologie: ziektes
Klinisch redeneren: analyse gericht op de vragen en problemen van een patiënt.
Hiervoor heb je je zintuigen nodig
anamnese: basis vragen stellen, informatie verzamelen
Verpleegkundig plan:
anamnesediagnoseplanning van de resultatenplanning van
interventieuitvoeringevaluatie
Les 2
Parameters en normaalwaarde
Reactiepatroon AVPU/EMV:
A Alert E Eye 1-4
V Verbaal M Motorisch 1-6
P Pijn V Verbaal 1-5
U Geen reactie 15 normaalwaarde
Bij een A ben je alert, bij een V dan reageer je op aanspreken, bij een P reageer je op pijn en
bij U vind er geen reactie plaats. E staat voor eye (oog) score van 1-4. M staat voor
motorisch, score van 1-6. V staat voor verbaal, score van 1-5. Normaalwaarde is 15, bij het
optellen van EMV score.
Oriëntatievermogen: je weet de tijd, plaats, persoon etc.
Pupil reactie: bij veel licht wordt de pupil kleiner, en bij weinig ligt groter.
Pijnscore: normaalwaarde is 1-5.
Ademfrequentie: normaal gesproken 12 tot 18 keer per minuut ademhalen.
Ademhalingspartoon: regelmatige ademhaling. Apneu is even stoppen met ademen.
Ademgeruis: normaalgesproken geen geluid. Wheezing is een piepende ademhaling.
Streedor kan er moeilijk lucht door.
Saturatie SpO2: de hoeveelheid zuurstuf die door een weefsel word opgenomen.
Normaal is dit 95 tot 100%.
Kleur: bleek is niet goed, door o.a. bloedarmoede, schrik. Mensen zien rood als ze
koorts hebben en als ze zich hebben ingespannen. Mensen zien blauw als er te
weinig zuurstof in hun bloed is. Ze zien geel bij een leverontsteking.
, NIBP; MAP: de normaalwaarde van de bloeddruk is 120 over 80. (non invasive
bloodpresure). MAP is de gemiddelde druk in aderen, normaalwaarde boven de 60.
Bovendruk is systole en onderdruk is diastole. Je berekend de MAPS als volgt:
MAP = diastolische bloeddruk + 1/3 * (systolische bloeddruk - diastolische bloeddruk)
Hartfrequentie; pulsaties: normale hartslag 60 tot 80 slagen per minuut.
Hartritme: normaal gesproken regelmatig.
Halsvenen / CVD: is de druk in de centrale aders. Het geeft informatie over de
pompfunctie van het hart. In de hals worden de halsvenen dikker is niet goed.
Normaalwaarde CVD is 5 mmHg.
Capillaire refilltijd: normaal gesproken als je op je op je vinger drukt (5sec) word hij
even wit en daarna weer licht roze. Dit duurd 2 seconde. Bij meer dan 2 sec is er
slechte doorbloeding.
Diurese: hoeveel ml er word geplast per uur. Normaalwaarde is gewicht/2 ml.
Huidturgor: normaal gesproken gaat de huid weer terug op zijn plek als je er eventjes
aan trekt. Geeft aan of het vocht in orde is.
Acute gewichtsveranderingen: onbewust veel afvallen is niet goed.
Kerntempratuur: normaalwaarde is 3
7 graden. Boven de 38.5 graden is er sprake van koorts.
Peristaltiek / defecatiepatroon: ontlastingspatroon, verschilt per persoon.
Peristaltiek zijn de geluiden die de darmen maken.
,Abcde methode:
airway (ademweg, in en uit ademen), breathing (ademhaling), circulation (doorbloeding),
disability (bewust zijn), environment (omgeving).
Les 3
Diffusie: de verplaatsing van moleculen van een hoge concentratie (veel botsingen)
naar een lage concentratie (weinig botsingen). Hierdoor raken de moleculen
uiteindelijk gelijk verdeeld. Diffusie speelt bij veel processen een rol, bijvoorbeeld bij
de verdeling van O2 en CO2 in de longen. Hierdoor worden kleine anorganische
stoffen, de meeste gassen en in vet oplosbare stoffen getransporteerd (alle cellen).
Stoffen verplaatsing
Osmose: diffusie alleen dan door een semipermeabel membraan (laat alleen water,
dus niet voor opgeloste stoffen). Water stroomt naar de oplossing met de meeste
opgeloste deeltjes. Osmose speelt bijvoorbeeld een rol bij de celmembranen, die
hebben ook een semipermeabel membraan, waardoor water wel in en uit de cel kan,
maar opgeloste zouten proteïnen en andere stoffen niet. Hierdoor wordt dus alleen
water getransporteerd. Waterverplaatsing
Filtratie: het passieve transport, kost geen energie, met het concentratieverval mee.
Hiermee word water en kleine ionen (in bloedvaten) getransporteerd.
Actief transport: kost wel energie (ATP), tegen het concentratieverval in of tegen
ladingsverschil in. Hiermee worden N, K, Ca en Mg ionen getransporteerd. ATP word
gemaakt in de mitochondriën.
o Natrium kalium pomp: natrium word naar buiten gepompt en kalium naar
binnen door transportmembranen (soort deur).
o Bulktransport: fagocytose (opeten). Excytose (uitpoepen).
Intracellulair: het vocht in de cellen (cytoplasma). Hierin zitten ionen en stoffen die
nodig zijn voor de cellen.
Extracellulair: het vocht buiten de cellen. Dit word ook wel het interne milieu
genoemd. Hierin zitten afvalstoffen.
o Intercellulair: vocht dat tussen de cellen.
, o Intravasculair: vocht in de bloedvaten.
Transport voedingsstoffen en afvalstoffen: de voedingsstoffen komen binnen in je
mondholte, vervolgens gaan ze naar de slokdarm, dan de maag, dan de dunne darm,
dan de pancreas (alvleesklier), dan de lever en de galblaas, en tot slot de dikke darm.
Colloïd osmotische druk (COD): de zuigkracht in het bloed, word bepaald door
eiwitten. Hoe hoger het molecuul gewicht, hoe groter de zuigkracht. Als je weinig eet
gaat je COD omlaag.
Als COD gelijk is aan de druk, worden het vocht niet meer terug opgenomen. COD is
normaal 25, de druk (RR) gaat normaal van 35 naar 15.
Kristalcolloïd osmotische druk: de zuigkracht die word veroorzaakt door zouten in
een oplossing.
Perifeer oedeem: overmatige ophoping van vocht in een bepaald lichaamsdeel. Komt
vaak voor in de enkels, voeten, benen, buik en longen.
Hypoproteïnemisch oedeem: te weinig bloedeiwitten vocht gaan nog wel uit
bloedbaan, maar kunnen niet meer terug (normaal wel).
Katabolisme: afbraak
Anabolisme: opbouw (ezelbrug denk aan anabolen, opbouw spieren).
Benodigdheden: zuurstof, brandstof (glucose, door insuline in cel), energie (ATP,
komt warmte en CO2 vrij).
Interstitium: tussenruimte.
Homeostase: het interne milieu in balans houden, door stoffen op te nemen en af te
scheiden.
Biologische regelmechanisme:
Hydrofiel: lost op.
Hydrofood: lost niet op.
Isotoon: concentratie is gelijk