Anatomie en Fysiologie
Samenvatting hoofdstuk 1 Lichaam en uiterlijk
1.1 Opbouw en eenheid van het lichaam
Cel WeefselOrgaanOrgaanstelsel Organisme
Cel:
Hebben niet allemaal dezelfde functie, ze zijn gespecialiseerd en hebben daarom een bepaalde
vorm. Vorm en functie zijn altijd gekoppeld.
Spiercel zorgt voor beweging.
Zenuwcel zorgt voor doorseinen van berichten in de vorm van stroompjes.
Botcel zorgt voor stevigheid.
Weefsel:
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie.
Bv. Spierweefsel, zenuwweefsel en beenweefsel.
Orgaan:
Een groep verschillende maar samenwerkende weefsels. Een orgaan heeft een of meerdere
functies. Bv. hart zorgt voor de circulatie van het bloed.
Orgaanstelsel:
Een groep samenwerkende organen die belast is met het uitvoeren van een bepaalde functie. Bv.
verteringskanaal zorgt voor de vertering van ons voedsel zodat het in het bloed kan worden
opgenomen. Bevat organen zoals; slokdarm, maag en darmen.
Organisme:
Verschillende samenwerkende orgaanstelsels.
Stofwisseling:
Alle bewerkingen die stoffen ondergaan vanaf het moment van opname door de mond tot en
met de afgifte van afvalstoffen. Bv. de vertering in het verteringskanaal, de verbranding in de
cellen en de vorming van eiwitten.
Groei:
Volume vergroting van het lichaam. Cellen worden groter en er worden nieuwe cellen gevormd.
Bv. celdeling.
Prikkelbaarheid & prikkelverwerking:
Het lichaam reageert op prikkel van buitenaf zoals licht, geluid. Ook op prikkels van het lichaam
zelf zoals pijnprikkels. Door het neurologisch stuurmechanisme worden we gewaar van deze
prikkels. Bv. we zien of horen iets.
, Beweging & voortbeweging:
Door spieren kunnen we lichaamsdelen beweging of ons geheel verplaatsen.
Voorplanting:
Hierdoor blijft het menselijk soort voortbestaan.
1.3 De cel : Fundamentele eenheid van het lichaam
Cytologie:
De leer van de cel. (Cytos = cel, Logos = kennis)
In de cel bevindt zich de kern (nucleus) dat wordt begrensd door het kernmembraan.
Kernmembraan zorgt voor uitwisseling van stoffen tussen kernplasma en celplasma door de
poriën.
Het protoplasma in de kern; kernplasma. (bevat kernlichaampjes en 46 chromosomen )
Het protoplasma buiten de kern; celplasma.
Celplasma
Kern membraan met poriën
Kernplasma
Kern Kernlichaampje
Celmembraan
1.3.1 Gewone celdeling / mitose
Door celdeling ontstaan nieuwe cellen. Oude cellen sterven af.
Jonge mensen: Cel productie groter dan afbraak.
Volwassenen: Cel productie en afbraak is in evenwicht.
Ouderen: Cel afbraak groter dan productie.
- Lichaamscel met 46 chromosomen in de kern
- De chromosomen hebben zich verdubbeld en er ontstaan twee nieuwe kernen en cellen
- De oude cel heeft zich gesplitst in twee nieuwe cellen, elk met 46 chromosomen
1.3.2 Reductiedeling / meiose
, Reductiedeling komt uitsluitend voor in de geslachtsklieren zoals; eierstokken bij de vrouw
en zaadballen of testes bij de man. Bij reductiedeling wordt het aantal chromosomen
verminderd tot de helft, 23 dus. Zo ontstaan voortplantingscellen / geslachtscellen. Bij de
vrouw eicellen genoemd en bij de man zaadcellen genoemd .
Verschil tussen mitose en meiose:
- Bij meiose worden chromosomen gehalveerd. Bij mitose niet.
- Bij meiose verloopt de celdeling in 2 stappen waardoor er ipv 2, 4 nieuwe cellen ontstaan.
1.4 Erfelijkheid
Kinderen vertonen gelijkenissen met ouders, dit komt door:
- De gelijksoortige omstandigheden waarin kinderen opgroeien. (sociale en milieufactoren)
- De biologische overdracht. (erfelijke factoren)
Genen:
Bevinden zich in de chromosomen. Via genen worden zowel positieve als negatieven
eigenschappen overgedragen zoals ziekten.
Genetica of erfelijkheidsleer:
Wetenschap die onderzoek doet naar de eigenschappen van de genen.
Meisje of jongen?
Dit wordt bepaald door de geslachtshormonen. Een embryo ontstaat wanneer een zaadcel met
23 chromosomen en eicel met 23 chromosomen samensmelten. Elk embryo heeft dus weer 46
chromosomen.
Geslachtscel vrouw: XX
Geslachtscel man: XY
Meisje ontstaat door X van moeder en X van vader.
Jongen ontstaat door X van moeder en Y van vader.
1.5 Weefsels
, Cel differentiatie:
Cellen gaan zich op verschillende manieren ontwikkelen. Ze gaan zich specialiseren waardoor er
verschillen in vorm en functie ontstaan.
5 Hoofdgroepen van verschillende weefsels:
Dekweefsel (epitheel)
Steunweefsel (bindweefsel, kraakbeen en been)
Spierweefsel
Zenuwweefsel
Transportweefsel (bloed)
1.5.1 Dekweefsels
Eigenschappen:
- Cellen van dekweefsel vormen een aaneengesloten laag zonder tussencelstof.
- Bevat geen bloedvaten waardoor het gevoed moet worden door de onderliggende laag
bindweefsel.
- Er bestaan twee soorten dekweefsels:
1. Buitenlaag van het lichaam: zoals opperhuid
2. Binnenbekleding van holle organen: zoals spijsverteringskanaal en bloedvaten
slijmvlies
- Eenlagig: op plaatsen waar de kans klein is op beschadiging zoals de maag.
- Meerlagig: op plaatsen waar de kans op beschadiging groot is zoals in de mond- en keelholte
en de slokdarm.
Functies dekweefsel:
Begrenzend
Resorptie: opnemen van verteerde voedsel vanuit darmkanaal naar het bloed.
Bv . het dekweefsel aan de rand van de darm heeft een belangrijke resorptiefunctie.
Secretie: afscheiden van stoffen. Men maakt onderscheid tussen slijmcellen en klierweefsel.
Slijmvlies:
Wanneer het dekweefsel de binnenbekleding vormt van inwendige organen die in verbinding
staan met de buitenwereld spreekt men van een slijmvlies. Bv. slijmvlies van verteringskanaal
of vagina. Wordt zo genoemd omdat er in dit vlies veel cellen liggen die slijm produceren wat
een goed glijmiddel is. Geeft bovendien bescherming tegen uitdroging en tegen inwerking
van zuren. Bv. maagwand produceert veel slijm om zich zo te beschermen tegen de zuren.
Klieren:
- Exocriene klieren klier met afvoerbuis
Bv. klieren van het verteringskanaal zoals speekselklieren, maagsapklieren en
darmsapklieren. Ook bv. zweetklieren.
- Endocriene klieren / hormoonklieren klier zonder afvoerbuis
Bv. Klier geeft gevormde hormoon direct af aan het bloed. Zoals de schildklier/bijnieren.
- Alvleesklier / pancreas is een voorbeeld van een gemengde klier. Het alvleeskliersap wordt
met een afvoerbuis afgevoerd naar de dunne darm om te helpen bij de vertering. De
alvleesklier produceert ook een hormoon; insuline, wat meteen aan het bloed wordt
afgegeven. Hormonen van de alvleesklier worden geproduceerd in de eilandjes van
Langerhans.
1.5.2 Steunweefsel
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper CarlavanBuggenum. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €20,49. Je zit daarna nergens aan vast.