Hoofdlijnen van Nederlands burgerlijk procesrecht
H1. Inleiding
Materieel en formeel privaatrecht
Materieel: burgerlijk recht (je recht hebben).
Formeel: burgerlijk procesrecht (je recht halen).
Let op bpr bevat materiële bepalingen (bevoegdheden rechter) en br bevat formele bepalingen (vormvoorschriften).
Hoofdbeginselen en - kenmerken
Let op art. 6 EVRM: werkt rechtstreeks (art. 93 Gw) en heeft voorrang op nationaal recht (art. 94 Gw).
1. Hoofdbeginselen: fundamenteel voor behoorlijk civiel proces.
• Behandeling binnen een redelijke termijn (art. 6 EVRM en EHRM 25 juni 1987, NJ 1990, 23.).
• Hoor en wederhoor (art. 6 EVRM en 19 Rv); ook wel audi et alteram partem of gelijkheidsbeginsel (vgl. art. 1 Gw).
Let op beginsel komt tot uiting in opbouw civiele procedure: dagvaarding (hoor), conclusie van antwoord
(wederhoor), comparitie van partijen (hoor en wederhoor) en vonnis.
• Onpartijdigheid (art. 6 EVRM, 117 Gw en art. 36-41 Rv (wraking en verschoning)) (vgl. art. 1 Gw).
• Openbaarheid van behandeling en uitspraak (art. 121 Gw, 4 en 5 RO, 27 en 28 lid 1 Rv).
Let op uitz. art. 27, 803 en 818 lid 6 Rv en 4 en 7 lid 3 RO.
Let op partijen hebben recht op mondelinge behandeling van zaak en pleidooi mag zeer uitzonderlijk worden
afgewezen (art. 134 Rv); bij digitaal procederen is recht op pleidooi vervallen (art. 30k Rv).
Let op aan openbaarheid uitspraak is voldaan als de uitspraak vanaf de dag van de uitspraak in geschreven vorm ter
griffie aanwezig is en dat de griffier in beginsel aan eenieder die dat verlangt een afschrift verstrekt (art. 28 lid 1 Rv).
• Motivering van beslissing (art. 6 EVRM, art. 121 Gw, art. 5 lid 1 RO, art. 30 Rv) (vgl. beginsel van openbaarheid).
Let op motivering (1) geeft partijen inzicht in de door de rechter gevolgde gedachtegang die tot zijn beslissing heeft
geleid, (2) geeft hogere rechter de mogelijkheid om de juistheid van de beslissing van de lagere rechter te beoordelen,
en (3) waarborgt de kwaliteit van de rechtspraak en draagt daarmee bij aan de rechtsvorming en rechtsontwikkeling.
Let op uitz. art. 230 lid 2 Rv (verstekvonnissen) en verlof tot leggen conservatoir beslag hoeft, indien het verlof wordt
verleend, niet te worden gemotiveerd.
• Partijautonomie of lijdelijkheid van de rechter (art. 24 Rv en Hoge Raad van 15 mei 1998, NJ 1998, 625.)
- Procespartijen (pp.) bepalen of er wordt geprocedeerd en of er wordt doorgeprocedeerd.
- Rechter mag geen feiten aanvullen (à contrario art. 25 Rv: wel ambtshalve aanvullen van rechtsgronden).
- Niet-betwiste feiten moet de rechter voor waar aannemen (art. 149 Rv).
- Bepaalde rechtsregels mag de rechter niet ambtshalve toepassen, bijvoorbeeld beroep op verjaring en retentierecht.
Let op beperkt rechtelijk handelen (art. 23, 24 en 149 Rv) en verleent rechtelijke bevoegdheden/
verantwoordelijkheden (art. 20(1), 22, 25, 133, 139 121 Rv).
2. Hoofdkenmerken: van invloed op aard en kwaliteit van burgerlijke rechtspleging.
• Onderzoek en beslissing in twee (feitelijke) instanties
• Toezicht op de rechtspraak door middel van cassatie heeft als doel: (1) toezicht op wijze van rechtspreken, (2)
handhaven van eenheid in toepassing van recht en (3) bevorderen van de rechtszekerheid.
• Verplichte procesvertegenwoordiging
Let op partijen kunnen voor rechtbank/gerechtshoven alleen vertegenwoordigd door een advocaat verschijnen (art.
79 lid 2 en 353 lid 1 Rv); in cassatie alleen vertegenwoordigd door een advocaat bij de HR (art. 407 lid 3 Rv).
Let op uitz. kantonzaken (art. 79 en 80 Rv) en gedaagde in kort geding (art. 255 Rv).
Misbruik van procesrecht
Misbruik van procesrecht wil zeggen dat vordering gelet op evidente ongegrondheid daarvan in verband met betrokken
belangen van wederpartij achterwege had behoren te blijven (denk aan: (1) eiser baseert vorderingen op feiten (of
omstandigheden) waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, of (2) eiser baseert vordering op instellingen
waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat zij geen kans van slagen hadden.) Procederen zonder recht of belang
(geen belang geen actie, art. 3:303 BW) of in strijd met goede procesorde is dus niet snel misbruik van procesrecht!
!1
,H2. De diverse personen in het burgerlijk procesrecht
Diverse personen
1. Rechter
• Onafhankelijkheid (art. 6 EVRM en art. 117 Gw)
• Rechterlijke indeling (art. 2 RO): één HR, vier gerechtshoven (ressorten), elf rechtbanken (arrondissementen)
inclusief sector kanton.
• Meervoudige en enkelvoudige kamers (art. 6 RO, art. 15, 16 en 17 Rv)
- Enkelvoudig: één rechter (art. 15 lid 1 Rv), één kantonrechters (art. 47 RO ), en één voorzieningsrechter (art. 50 RO).
Let op enkelvoudige kamer kan naar meervoudige kamer verwijzen als zaak naar oordeel van enkelvoudige kamer
ongeschikt is voor beslissing en behandeling door een rechter (art. 15 lid 2 Rv)
- Meervoudig: drie raadsheren (art. 16 lid 1 Rv). Let op bij Boek 1 BW-zaken kan meervoudige kamer naar
enkelvoudige kamer verwijzen, tenzij behandeling in eerste aanleg door meervoudige kamer is geschied (art. 16 lid 2
Rv). Let op bij zaken omschreven in art. 63-65 RO kan meervoudige kamer enkelvoudige kamer vormen. Let op bij
zaken omschreven als in art. 66, 69, 70 RO bestaat de meervoudige kamer uit vijf personen (drie raadsheren en twee
deskundigen).
2. Advocaat (Advocatenwet (Advw), Advocatenorde (artt. 17-36 Advw; vgl. art. 134 Gw) en gedragsregels
(tuchtrechtspraak; art. 46-60aa RO).)
Let op adv. is procesvertegenwoordiger pp. (art. 111 lid 2 onder c en h, 121, 278 en 343 Rv). Bij rechtbank en hof
mogen pp. hun eigen zaak bepleiten, maar bij overige proceshandelingen dienen ze te worden vertegenwoordigd
door een advw. Let op rechtsbetrekking advocaat-client: opdracht (lastgeving). Adv. kan ovk om gewichtige redenen
opzeggen (art. 7:408 BW). Opzegging heeft rechtsgevolg nadat zij ter rolle kenbaar is gemaakt aan advocaat
wederpartij en rechter. Zaak wordt voortgezet maar pp. mag geen proceshandelingen verrichten tot pp. nieuwe
advocaat heeft gesteld. Let op Wet positie en toezicht advocatuur 2015 ziet bijvoorbeeld op kernwaarden (art. 10
Advw.) en geheimhoudingsplicht (art. 11a Advw.).
3. Gerechtsdeurwaarder (Gerechtsdeurwaarderswet (taken art. 2 GDW); vgl. art. 134 Gw.)
4. Procespartijen (pp.)
• Pp. zijn natuurlijke personen, tenzij handelingsonbekwaam (Boek 1 BW) en rechtspersonen (art. 2:1-3 BW).
Let op namen pp: eiser/gedaagde (dagvaarding), appellant/geïntimeerde (HB), eiser in cassatie/verweerder in
cassatie (cassatie), opposant en geopposeerde (verzet) en verzoeker/belanghebbende(n) (verzoekschrift), requirant en
gerequireerde (sommatie en aanzegging).
• Positie van pp. bij een materieel rechtsverhouding kan overgaan op een ander, maar wat zijn daarvan de gevolgen
voor de hoedanigheid van pp.? Let op onderscheid rechtsopvolging onder algemene titel (bv erfopvolging) of
bijzondere titel (bv cessie) en rechtsopvolging:
- tijdens geding: rechtsopvolgers kunnen geding schorsen en hervatten (art. 225 en 227 Rv) of voortzetten en
tussenkomen (art. 225 lid 2 jo 217 lid 1 Rv); als rechtspersoon ophoudt te bestaan, voortzetting door rechtsopvolger
op eigen naam zonder dat deelname oorspronkelijke procespartij vereist is.
- na vonnis: erfgenamen en rechtverkrijgenden (degene aan wie algehele vruchtgebruik van nalatenschap is
gelegateerd) van overledenen kunnen HB en cassatie instellen (artt. 341 en 403 Rv); cessionaris kan HB instellen (art.
332 Rv); pp. kunnen naam wijzigen nadat procedure in volgende instantie aanhangig is gemaakt mbv de volgende
regels: (1) procedure in volgende instantie dient in beginsel plaats te vinden tussen partijen uit vorige instantie, (2) als
procedure in vorige instantie aanhang is gemaakt, kan verschenen pp. naamswijziging verzoeken op grond dat een
vergissing is begaan in die aanduiding of partijwisseling heeft plaatsgevonden, (3) verzoek is toewijsbaar tenzij pp.
stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat zij daardoor onevenredig in haar belangen wordt geschaad (vgl. art.
122(1) Rv), en (4) als wederpartij niet in de door het rechtsmiddel ingeleide procedure is verschenen, beveelt rechter
dat zij wordt opgeroepen om zich over verzoek tot wijziging uit te laten (Arrest HR 13-12-2013, ECLI:NL:HR:2013:
1881, NJ 2015/307); rechten vonnis gaan over op rechtsopvolger (art. 6:142(1) BW; vgl. art. 236(2) Rv). Let op
executie beginnen of voortzetten pas mogelijk na betekening overgang aan geëxecuteerde (art. 431a Rv).
• Staatsverandering (meerderjarig worden, onder curatele worden gesteld en overlijden) is grond voor schorsing (art.
225 Rv; speciale regeling bij faillietverklaring zie art. 27-31 Fw). Beroep is niet-ontvankelijk als: (1) ingesteld door of
tegen wettelijke vertegenwoordiger van tijdens/na vorige instantie meerderjarig geworden persoon, of (2) beroep
ingesteld ten name van/tegen overleden partij. Beroep is wel ontvankelijk als: (1) meerderjarig geworden persoon
aan wettelijke vertegenwoordiger (ouders of voogd) volmacht verleent, (2) lasthebber van de partij/wederpartij van
staatsverandering niet op de hoogte is en dat redelijkerwijs niet kan zijn, (3) erfgenamen van de overleden partij op
de cassatiedagvaarding zijn verschenen en in omstandigheden van het geval geen te respecteren belang hebben, of
(4) het evident om een vergissing gaat.
• Formele en materiële pp.
- Formeel: degene die formeel als pp. optreedt.
- Materieel: partij wiens materiële belang bij de procedure betrokken is.
Let op materiële en formele pp. vallen meestal samen, maar kent uitz. minderjarigen, curandus, volmachtgever
(materiële pp.) worden vertegenwoordigd door ouders/voogd, curator of gevolmachtigde (formele pp.).
• Vennootschappen als partij
- Rechtspersonen (artt. 2:1, 2 en 3 BW): rechtspersoon is formele en materiële pp.; wordt vertegenwoordigd door
bestuur (art. 2:130 en 2:240 BW), ministers, commissaris van de koning (art. 176 Provinciewet), burgermeester (art.
171 Gemeentewet) of voorzitter waterschappen (art. 95 Waterschapswet).
!2
, Let op vennootschap onder firma en commanditaire vennootschappen hebben geen rechtspersoonlijkheid! In
praktijk worden zowel vennootschap als vennoten dagvaard, omdat vonnis anders slechts op vennootschappelijk
vermogen ten uitvoer kan worden gelegd en niet op privévermogen van vennoten.
• Procederen over collectief belang (algemeen/groepsbelang): art. 3:305 BW en art. 1013-1018 Rv jo 7:907-910 BW.
!3