Latijn CE 2024
Inhoudsopgave
1. Algemene informatie over Livius en AUC
2. Grammatica
3. Gevraagde begrippen
4. De oorlogen op een rijtje
5. Stylistische middelen
6. Hoofdstuk 6
7. Hoofdstuk 8
8. Hoofdstuk 9
9. Hoofdstuk 10
10. Hoofdstuk 11
11. Hoofdstuk 12
12. Hoofdstuk 13
13. Hoofdstuk 14
14. Hoofdstuk 15
15. Ter vergelijking 1
16: Ter vergelijking 2
17: Info omtrent Examen
,1. Algemene informatie over Livius en AUC
Genre: historiografie Definitie en kenmerken van het genre
Het genre historiografie beschrijft de geschiedenis van de mensheid in al haar
facetten: politiek, religie, economie, volksaard, maatschappelijke verhoudingen
et cetera. Historiografen in de oudheid hechten vooral veel belang aan
geschiedschrijving als herinnering aan de glorieuze daden van voorouders; zij
leggen de nadruk op oorlogen en politieke ontwikkelingen. Kenmerkend voor
het genre in het algemeen zijn de verhalende vorm en het grote aandeel van
redevoeringen (in de directe en indirecte rede). Specifieke kenmerken van de
Romeinse geschiedschrijving zijn de traditie van ordening in jaarboeken
(annales), de politieke inslag, de moraliserende tendens en de concentratie op
Rome. Livius’ Ab urbe condita (AUC) is het omvangrijkste overgeleverde
Romeinse geschiedwerk.
Livius en de traditie van de geschiedschrijving
De Romeinse geschiedschrijving staat in de traditie van de Griekse
geschiedschrijving, zoals die door onder anderen Herodotus en Thucydides was
vormgegeven. Livius is daarnaast een schakel in een lange traditie van
Romeinse geschiedschrijving. Hij sluit aan bij de Romeinse annalisten
(jaarboekenschrijvers), die de geschiedenis van Rome van jaar tot jaar
beschreven. Hij gebruikt als bronnen archieven (annales maximi, senatus
consulta, familiearchieven) en het werk van oudere geschiedschrijvers. Ten
aanzien van zijn bronnen is Livius er soms toe geneigd de narratieve aspecten
van zijn geschiedwerk voorrang te geven boven de historische precisie.
Centrale thema’s van Ab Urbe Condita In AUC geeft Livius een verslag van de
opkomst van Rome en de vestiging van de heerschappij over Italië en de rest
van de mediterrane wereld. Livius benadrukt de Romeinse deugden en
kwaliteiten (virtutes) die volgens hem tot deze heerschappij hebben geleid:
dapperheid (fortitudo), wijsheid (sapientia), rechtvaardigheid (iustitia) en
mildheid (clementia). Zoals Livius zelf duidelijk maakt in zijn praefatio, hoopt
hij dat het kennisnemen van de heldendaden en de moed en dapperheid van
de Romeinen van weleer zijn lezers zal kunnen inspireren tot navolging: door
het hele werk heen is Livius bewust bezig met het presenteren van exempla,
nastrevenswaardige voorbeelden. Hij is een vaderlandslievende auteur met een
sterke neiging tot het idealiseren van de oude Romeinse moraal.
Karakter van Ab Urbe Condita
Livius presenteert zijn geschiedwerk als een verhaal met zichzelf als verteller.
Naast beschrijvingen van gebeurtenissen levert hij ook regelmatig commentaar
op de door hem beschreven gebeurtenissen. Hij vertelt over de handelingen
van historische personages, maar laat hen ook veelvuldig aan het woord. Via
de woorden van de personages maakt de lezer kennis met hun visie op de
gebeurtenissen, of in elk geval met de visie die Livius hun toeschrijft. In de
directe rede, met name in speeches, schetst Livius vaak de kern van het
karakter van zijn personages. Voor Livius zijn de morele kwaliteiten van de
,personages bepalend voor de loop van de geschiedenis. Structuur van Ab Urbe
Condita De structuur van AUC als geheel is chronologisch en volgt de oude
Romeinse annalistische traditie. Hierin worden de gebeurtenissen per jaar
ingedeeld en verteld, ook al strekten zij zich in feite over een langere periode
uit. Livius organiseert de jaren wel op een thematisch overzichtelijke manier in
boeken, en presenteert samenhangende boeken vaak in groepen van vijf of
tien; zo gaan de boeken 21 t/m 30 over de Tweede Punische Oorlog. De
gebruikelijke titel van het geschiedwerk, Ab Urbe Condita, is van later datum;
zelf noemt Livius zijn werk Annales.
Stijl van Livius
Livius’ stijl is in de oudheid wel beschreven met de term lactea ubertas
(‘romige overvloedigheid’). In tegenstelling tot enkele voorgangers van Livius,
die korte, zakelijke zinnen gebruikten, gebruikt Livius lange, soepel lopende
zinnen vol details. Een dergelijke zin wordt een periode genoemd.
Auteur Livius:
– Livius heeft allerlei werken geschreven, zoals brieven, dialogen en
filosofische traktaten, die echter geen van alle overgeleverd zijn. Wel
overgeleverd zijn delen van het omvangrijke werk Ab Urbe Condita. In 142
boeken behandelt hij de geschiedenis van Rome vanaf de stichting in 753 v.
Chr. tot de dood van Augustus’ stiefzoon Drusus de Oudere in 9 v. Chr.
– Livius schrijft het grootste deel van AUC ten tijde van het principaat van
Augustus. In die tijd bestond er na een langdurige periode van burgeroorlogen
een algemeen verlangen naar vrede en welvaart. Augustus voorzag in deze
behoefte nadat hij alle macht in handen had gekregen. Livius lijkt zijn
geschiedenis van Rome te schrijven als ondersteuning van de
hervormingspolitiek van Augustus, die tijdens zijn heerschappij een terugkeer
naar traditionele Romeinse waarden voorstond.
– In de periode van de republiek speelt de Tweede Punische Oorlog (219-201
v. Chr.) een belangrijke rol. Livius wijdt maar liefst tien boeken aan de oorlog,
die hij in veel opzichten als een kantelpunt in de Romeinse geschiedenis
beschouwt: Rome ontwikkelt zich tot een wereldspeler, maar wordt hierdoor
ook in toenemende mate kwetsbaar voor moreel verval. Centraal in Livius’
beschrijving van de oorlog staat het optreden van de Carthager Hannibal en de
Romein Scipio.
Algemene samenvatting van de Punische oorlog:
De Punische Oorlogen In de vijfde en vierde eeuw v.Chr. was Carthago een
grootmacht waarvan de machtspositie vooral op de vloot rustte. De Romeinen
sloten verschillende verdragen met de Carthagers, maar uiteindelijk brak in de
derde eeuw v. Chr. toch een militair conflict uit: de Eerste Punische Oorlog
(264-241 v. Chr.). De Romeinen wonnen deze oorlog. Carthago krabbelde na
enige tijd weer op en richtte zijn aandacht op Spanje. Onder leiding van
Hamilcar, de vader van Hannibal, werd geleidelijk een groot deel van het
Iberisch schiereiland door Carthago veroverd. Rome zag de toename van
Carthago’s invloed in Spanje met lede ogen aan. In 226/225 v. Chr. werd het
Ebro-verdrag gesloten waarbij vastgelegd werd dat de Carthaagse militaire
invloed zich niet ten noorden van deze rivier zou mogen uitstrekken. In 221 v.
,Chr. werd Hannibal op zesentwintigjarige leeftijd opperbevelhebber van de
Carthaagse troepen in Spanje. Hij viel in 219 v. Chr. Saguntum aan, dat kort
daarvoor een vriendschapsverdrag met Rome had gesloten, en veroverde de
stad in 218. Rome legde de verovering van Saguntum uit als een schending
van het Ebro-verdrag, hoewel moderne historici twijfelen of die uitleg wel juist
was. De Tweede Punische Oorlog (218-201 v. Chr.) was een feit. Hannibals
invasie van Italië wordt algemeen als een tactisch en logistiek briljant plan
beschouwd. Na zijn tocht over de Alpen versloeg hij de Romeinen onder andere
bij de Trebia en aan het Trasumeense Meer. Na de slag bij Cannae (216 v.
Chr.), waarbij volgens Livius bijna 50.000 Romeinen sneuvelden, leek Hannibal
heer en meester te zijn in Italië. De meeste bondgenoten bleven Rome echter
trouw, waardoor de Romeinen nieuwe legers konden oproepen. Hannibal had
nog wel succes met de verovering van Tarente, dat later echter weer door de
Romeinen werd terugveroverd. De omslag in de oorlog was de benoeming van
de pas vijfentwintigjarige Publius Cornelius Scipio als Romeins
opperbevelhebber in Spanje (niet toevallig in het midden van de boeken 21
t/m 30). Hij veroverde heel Spanje, waardoor Hannibal in Italië geïsoleerd
raakte. In 207 v. Chr. trok zijn broer Hasdrubal nog wel via de Alpen Italië
binnen, maar die werd bij de Metaurus verslagen voordat er een vereniging
van de twee Carthaagse legers kon plaatsvinden. In 204/203 v. Chr. verlegde
Scipio het strijdtoneel naar Noord-Afrika. Hannibal werd daardoor gedwongen
zich uit Italië terug te trekken om het Afrikaanse vaderland te verdedigen. De
definitieve uitschakeling van Carthago vond plaats in de slag bij Zama (202 v.
Chr.). Er werd een vredesverdrag gesloten met vernederende voorwaarden
voor Carthago. Na de Derde Punische Oorlog (149-146 v. Chr.) werd Carthago
verwoest en hield het op te bestaan. Carthago werd door keizer Augustus
opnieuw gesticht en de stad kwam in de keizertijd tot grote bloei.
2. Grammatica:
Gebruik van de tijden:
• Het praesens (kernbetekenis: gelijktijdig aan het heden). In een
verhalende passage kan het praesens gebruikt worden om een
gebeurtenis uit het verleden aan te duiden (praesens historicum).
• Het imperfectum (kernbetekenis: gelijktijdig aan een moment (of een
periode) in het verleden). In een verhalende passage duidt een
imperfectum meestal een voortdurende situatie in het verhaal aan. Soms
blijkt uit het vervolg van het verhaal dat deze situatie “mislukt” of niet
tot een einde gebracht wordt (poging). Het imperfectum wordt ook
gebruikt om kenmerken van personen of dingen uit het verleden te
beschrijven. Voorbeelden zijn een beschrijving van de achtergrond
waartegen het verhaal zich afspeelt of een gewoonte van een persoon uit
het verleden.
• Het perfectum (kernbetekenis: voortijdig aan het heden). In een
verhalende passage duidt een perfectum een gebeurtenis in het verhaal
aan.
Coniunctivus:
, • in hoofdzinnen: aansporing, verbod (coni. praes. en perf.), twijfel
(dubitativus van heden en verleden), vervulbare en onvervulbare wens,
mogelijkheid (potentialis van heden en verleden), irrealis van heden en
verleden.
• in conditionele bijzinnen: mogelijkheid, irrealis van heden en verleden. –
in betrekkelijke bijzinnen: finaal, causaal en consecutief/definiërend.
• in de indirecte vraag. – na de voegwoorden cum, ut en ne.
• in bijzinnen van de indirecte rede. Het gebruik van de coniunctivus in
causale bijzinnen die met quia en quod worden ingeleid (subjectieve
reden)
Argumentatieve begrippen
• A-fortiori-redenering Het verdedigen van een bewering/stelling door een
sterker voorbeeld aan te halen. (Als een volwassene deze steen niet kan
optillen, kan een kind dat al helemaal niet.)
• Analogie-redenering Het verdedigen van een bewering/stelling door een
vergelijkbare situatie aan te halen.
• Autoriteitsargument Het verdedigen van een bewering/stelling door te
verwijzen naar de mening van een belangrijk persoon of personen.
• Syllogisme Een redenering waarbij een conclusie getrokken wordt uit
twee premissen (stellingen), een algemene (premisse maior) en een
specifieke (premisse minor).
• Homerische vergelijking: Een vergelijking waarbij het beeld uitvoerig
wordt uitgewerkt.
3. Gevraagde begrippen:
Narratologische begrippen
• Alwetende verteller :
De vertellende instantie die complete kennis van alle gebeurtenissen,
achtergronden en het verloop van het verhaal heeft.
• Dramatische ironie:
Een of meer personages hebben minder kennis van de situatie dan de
lezer/toehoorder. .
• Retrospectie (flashback) De verteller of een personage verwijst naar
eerdere gebeurtenissen.
• Ringcompositie Afbakening van een tekstgedeelte door aan het einde
een tekstelement uit het begin (al dan niet letterlijk) te herhalen.
• Vertelperspectief Het perspectief van waaruit de lezers de
gebeurtenissen van het verhaal zien; dit perspectief kan bij de verteller
of bij een van de personages liggen.
• Verteltempo De verhouding tussen verteltijd en vertelde tijd.
• Verteltijd: de tijd die gebruikt wordt om het verhaal te vertellen.
• Vertelde tijd: de tijdsduur van de vertelde gebeurtenissen.
• Versnelling: de verteltijd is korter dan de vertelde tijd. Dit is
bijvoorbeeld het geval wanneer in een vertelling een samenvatting van
, gebeurtenissen wordt gegeven of wanneer er een sprong in de tijd wordt
gemaakt.
• Vertraging: de verteltijd is langer dan de vertelde tijd. Dit is bijvoorbeeld
het geval wanneer in een vertelling een beschrijving wordt gegeven van
een persoon of voorwerp
4. De Oorlogen op een rijtje
– 264-241; Eerste Punische oorlog: Romeinen winnen slag op zee
– 225-226; Ebro-verdrag
– 221: Hasdrubal wordt vermoord >> Hannibal wordt ooperbevelhebber
– 219; Hannibal valt Saguntum aan
– 218; Hannibal verovert Saguntum = oorlog
– 218-201: Tweede Punische Oorlog
– 2017; Slag bij Tarimeense meer: overwinning voor Carthago
– 216; Slag bij Cannae; Nederlaag voor Romeinen>> Mago, broer van Hannibal, brengt het bericht van de
overwinning en vraagt om versterkingen. Zorgt voor Discussie tussen Mago, Himilco en Hanno. Carthaags
senaat besluit wel om versterkingen te sturen.
– Na Cannae; Romeinse bondgenoten in Zuid-Italie lopen over naar Hannibal. Hannibal veroverde Capua en
Tarente >> later terug veroverd door Romeinen
5. Stylistische Middelen
- Vergelijking
- Alliteratie; De gelijkheid van begin medeklinkers bij twee of meer woorden die dicht bij elkaar
staan
- Anafoor; Herhaling van tekstelement aan het begin van opeenvolgende zinnen of versregels
- Antithese; Het dicht bij elkaar geplaatst staan van inhoudelijke tegengestelde begrippen
- Asyndeton; De opeenvolging van twee of meer tekstelementen zonder verbindingswoord
- Explicatief/adversatief
- Ex; 2e zin is uitleg van 1e zin (zonder want)
- Ad; 2e zin is tegenstelling 1e zin (zonder maar )
- Litotes; Ontkenning van begrip of tegendeel benadrukken
- Metafoor; De vervanging van begrip door een begrip dat een gelijkenis mee vertoont
- Metonym; Vervanging van een begrip door een begrip dat daarmee te maken heeft
- Pars pro toto; deel van geheel benoemen
- Materiaal ipv voorwerp zelf (ijzer>ferro)
- Paradox; schijnbare tegenstrijd
- Parrallellisme; ABAB >> De onderdelen van twee of meer grammaticaal en of inhoudelike
gelijkwaaardige tekstelementen staan in dezelfde vormen
-Polysyndeton; Twee of meer tekstelementen binnen zin zijn met elkaar verbonden door
nevenschikkende voegwoorden (et...et) (et...que)
- Tautologie; Het nevenschikkend herhalen van een begrip in andere woorden
- Pleonasme; Woord toevoegen met zelfde kwalificatie die al reeds in het begrip zelf zit
- Personificatie; Levenloze voorwerpen voorgesteld als levende wezens
- Sententia; algemeen geldende uitspraak
- Retorische vraag; Vraag waarbij niet bedoeling is dat er een antwoord op wordt gegeven >>
het antwoord is algemeen al bekend
, 6. Hoofdstuk 6: begin van de oorlog
Hannibal wordt aanvoerder
Nadat Hannibal naar Spanje was gestuurd, richtte hij meteen bij zijn aankomst de
aandacht van het hele leger op zich. De oude soldaten geloofden dat een jonge
Hamilcar aan hen was teruggegeven. Zij zagen dezelfde levendigheid in zijn gezicht
en dezelfde kracht in zijn ogen, dezelfde gezichtsuitdrukking en gelaatstrekken.
Vervolgens bracht hij in korte tijd bereikt dat de gelijkenis met zijn vader de meest
onbelangrijke beweegreden was om steun voor zich te winnen.
Nooit was een dezelfde karakter geschikt voor verschillende dingen, gehoorzamen en
bevelen.
Dus had je niet makkelijk kunnen onderscheiden, of hij bij de opperbevelhebber of bij
het leger geliefder was; En Hasdrubal wilde niet een ander iemand aan het hoofd
stellen, wanneer iets moedigs en krachtig gedaan moest worden. En niet waren de
soldaten met een andere aanvoerder/onder een andere leider meer vol vertrouwen of
durfden ze meer.
Hij had veel van moed om aan gevaarlijke acties te beginnen, Hij had zeer veel inzicht
tijdens de gevaren zelf. Door geen enkele inspanning kon of zijn lichaam vermoeid
worden of zijn geest overwonnen. Hitte en kou on hij gelijk verdragen . De
hoeveelheid eten en drinken werd niet door genot maar door natuurlijk verlangen
bepaald. De tijden van waken en slapen werden noch door dag noch door nacht
gescheiden. Dat wat aan tijd over was van werkzaamheden werd gegeven aan rust.
Deze werd noch met een zacht bed noch met stilte bereikt.
Velen zagen hem dikwijls met een korte soldaten mantel op de grond liggend tussen
de wachtposten en wachten van de soldaten. Zijn kleding onderscheiden hem
helemaal niet tussen zijn leeftijdsgenoten.
Maar zijn wapens en paarden werden bekeken. Van de Ruiterij en Infanterie was hij
veruit de beste. Als eerste ging hij het gevecht in, als laatste verliet hij het, nadat de
strijd geleverd was. Enorme fouten evenaarden deze zo groten kwaliteiten van de
man, onmenselijke wreedheid, meer dan Punische onbetrouwbaarheid, helemaal geen
achting voor waarheid, niet voor heiligheid, geen enkele vrees voor goden, geen enkel
respect voor een eed, geen enkel godsdienstig besef. Met deze natuurlijke aanleg voor
voortreffelijke eigenschappen en fouten heeft hij gedurende drie jaar onder
opperbevelhebber Hasdrubal dienst gedaan, waarbij geen enkele zaak achterwee is
gelaten die gedaan en gezien moest worden door een grote toekomstige aanvoerder.
Samenvatting;
Hannibal leek op zijn vader. Hij volgde zijn broer op en werd legeraanvoerder. De
soldaten zagen overeenkomsten bij hem en zijn vader. Zo was hij meteen geliefd bij
zijn leger. Later bleek dit niet eens nodig te zijn aangezien hij door zijn eigen kunsten
geliefd was. Hij had moed en inzicht tijdens gevaren. Zijn lichaam en geest waren
sterk. Door verschillende omstandigheden als hitte, kou, eten en drinken, slapen kon
hij niet verwoest worden. Hij sliep tussen zijn leeftijdsgenoten. Hij had geen voorrang,
sliep niet op een zacht bed maar net zoals de rest op de grond. Het slapen gebeurde
wanneer het kon. Tussen het lawaai op de grond. Hannibal was de beste in het veld.
Ging als eerst het gevecht in en kwam er als laatste uit. Hij geloofde niet en heeft