Spelling
Hoofdstuk 5
- Instructieprincipes: werkwijzen die een leerkracht hanteert om kinderen iets te leren/uit te
leggen.
o Algemene: manier van uitleggen die bij elk taalonderdeel kan worden toegepast, bv.
modelling oftewel het hardop voordoen van bijvoorbeeld spellen.
o Specifieke: maar om bij één onderdeel te gebruiken, bv. inprenting en aanleren van
analogieredeneringen/spellingsregels bij spelling.
-
-
Inprenting: leerling leert schrijfwijze uit het hoofd, maar er moet ook aandacht besteed worden
aan correcte uitspraak, betekenis, gebruik in zin, onthouden klankvolgorde, etc.
- Woorden bij inprenting: leenwoorden, beginnend met een s of z, beginnend met een f of v,
woorden met de au of ei en evt. bij vaste klankgroepen of clusters. Ou en ij zijn de ‘normale’
grafemen.
- Visueel dictee: veelgebruikte werkvorm bij inprenting, de leerlingen bekijken dan het woord
kort en nemen de schrijfwijze in zich op.
- Voor- en nadelen inprenting: makkelijk bij alle onveranderlijke woorden, maar zo leren
kinderen niet hoe je achter een juiste schrijfwijze moet komen en geeft hen weinig inzicht in
het spellingsysteem.
- Aanleren analogieredeneringen: het vergelijken met ‘grondwoorden’ die men al kent,
bijvoorbeeld op klank of betekenis.
- Woorden bij analogieredeneringen: woorden met voor- en achtervoegsels en bij woorden
volgens de regel van overeenkomst of klankclusterstrategie.
- Voor- en nadelen: is soms concreter dan een regel maar is vaak moeilijk onder te brengen
bij een goed grondwoord of er is geen grondwoord voor en voor bepaalde
spellingproblemen heb je dan heel veel grondwoorden nodig.
- Aanleren van regels: vaak gebaseerd op ‘hoor je X in situatie Y, dan schrijf je Z’, bv. hoor je
/luk/ aan het eind van een woord, schrijf je -lijk. Er zijn twee manieren voor het aanleren:
o Deductieve manier: regel vooraf aangeleerd en vervolgens moeten de kinderen dan
die regel toepassen in de gevallen die ervoor in aanmerking komen.
o Inductieve manier: leerlingen zelf een regel laten ontdekken a.d.h.v. voorbeelden.
- Algoritme: beslissingsschema waarbij een aantal stappen doorlopen worden om tot een
oplossing te komen, soms gebruikt bij aanleren van een spellingsregel zoals bij de
verdubbelings- en verenkelingsregel.
, - Voorwaarden gebruik algoritme: kinderen snappen verschil betekenisvolle en betekenisloze
klankgroepen, voor- en achtervoegsels kunnen herkennen, het kennen van de begrippen
medeklinkers, korte-, lange- en tweetekenklanken en klankgroepen kunnen verdelen.
- Schema voor
schrijven van
woorden: zoiets
soortgelijks vind je
bijna in elke
spellingsmethode
terug.
- Woorden bij
aanleren regels:
woorden bij de; zuivere uitspraak regel, verlengingsregel (t-klank aan het einde wordt een
d), verdubbelingsregel, verenkelingsregel en bij veel voor- en achtervoegsels zoals -nk en -
heid.
- Voor en nadelen regels: het geeft inzicht in de taal, kent vrijwel geen uitzonderingen en is in
vrijwel alle situaties bruikbaar maar kan voor sommige kinderen lastig zijn.
- Flexibele aanpak: vaak kan je verschillende instructieprincipes gebruiken, zodat je als
leerkracht meerdere aanpakken kan aanbieden en kinderen zelf kunnen kiezen.
- Activerend direct instructiemodel: bestaat uit terugblik, oriëntatie (inleiding), uitleg,
begeleide inoefening, zelfstandige verwerking, evaluatie, terug- en vooruitblik. Echter wordt
er vaak alleen maar gebruik gemaakt van introductie, instructie, verwerking en reflectie.
Hoofdstuk 6
- Werkvormen spelling: vaak instructie- en opdrachtvormen, een enkele keer spel- en
samenwerkingsvormen.
- Opdrachtvormen spelling: vaak dictees, invuloefeningen en fouten zoeken.
- Dictee: voornamelijk als controle middel, zijn verschillende vormen van die ingedeeld
worden naar;
o Groepering van leerlingen: klassikaaldictee met de groep, groepsdictee gegeven
door leerling/opname aan groepje, partnerdictee in tweetallen dictee van elkaar
afnemen en zelfdictee is individueel en vaak visueel.
o Manier aanbieden woord: auditief oftewel voorgelezen, visueel oftewel lezen en
erna schrijven of auditief-visueel oftewel horen en zien.
o Vorm van dictee: woorddictee met losse woorden, kerndictee met zinnen en dan
één woord eruit opschrijven en zinsdictee met hele zinnen.
o Doelstelling van dictee: oefendictee voor juiste schrijfwijze aanleren of
controledictee voor toetsing van spelling.