Hoofdstuk 2: Aetiology
Etiologie = de studie die de oorzaken van ziektes bestudeert.
Pathogeen = een factor die een ziekte kan veroorzaken.
Classificatie van pathogenen:
Interne factoren Externe factoren
- Genetisch: Afwijkingen of mutaties - Psychisch: trauma, druk
- Immuunsysteem: Afwijkingen of abnormale - Chemisch: Gifstoffen, zware metalen
responsen - Infectieus: parasieten, bacteriën, schimmels,
- Veroudering: Natuurlijke processen of virussen
vroegtijdige veroudering - Omgeving: Voedingsstoffen (tekort of
overmaat), temperatuur, hygiëne, radiatie (UV)
Een ziekte heeft:
- Een oorzaak
- een ontwikkelingsproces
- een laesie
- Klinische symptomen
Soorten ziektes:
1. Verkregen ziekten = ziekten die niet geërfd zijn of aanwezig zijn tijdens de geboorte, maar die zich
ontwikkelen na de geboorte (vb. longontsteking, HIV/aids, eczeem).
2. Congenitale ziekten = ziekten die voor of tijdens de geboorte al in het individu aanwezig is,
doordat pathogenen de ontwikkeling van het embryo of foetus hebben verstoord of die effecten op
de moeder hebben gehad tijdens of voor de zwangerschap of die de uterus of placenta hebben
aangetast. Klinische symptomen zijn pas later zichtbaar. (vb. hartafwijkingen)
! Erfelijke ziekten = ziekten die van ouders op nakomeling(en) worden overgebracht
3. Idiopathische ziekten = ziekten zonder bekende oorzaak
Simpele ziekten = ziekten met een simpele ontwikkeling; Pathogeen + weefsel = ziekte
Pathogeen reageert op een cel in het weefsel of in een orgaan pathogeen veroorzaakt afwijkingen
in de cel, schade in de cel of sterfte van de cel
Multifactoriële ziekten = ziekten met een ingewikkelde ontwikkeling (kennelhoest)
Factoren die naast een pathogeen ook ziekten kunnen veroorzaken:
- Veroudering: jong of oud
- Immuunsysteem: geen vaccinatie, verzwakt immuunsysteem
- Genen: fout of mutatie in DNA
- Andere ziekten
- Omgevingsfactoren: temperatuur, hygiëne, stress
- Sommige medicijnen
, Hoofdstuk 3: Celschade
Omkeerbare (sublethaal) celschade = schade (verlies celfunctie, veranderingen in structuur) waarvan
de cel zich kan herstellen als deze verwijderd is.
Onomkeerbare celschade = schade waarvan de cel zich niet meer kan herstellen als deze verwijderd
is.
Factoren die het type celschade beïnvloeden als reactie op een pathogeen
Factoren specifiek op het pathogeen Factoren specifiek op het doelwitweefsel
- Duur - Bloedtoevoer
- Grootte - Metabolische eigenschappen
Reacties van de cel op een pathogeen:
- Ontaarding (omkeerbaar)
- Necrose (onomkeerbaar)
- Veranderingen in celgroei, grootte en aantal (beide)
1. Ontaarding = ophoping van stoffen
- Cellulaire componenten: bestanddelen van oude cellen vormen vette, eiwitachtige of kristallige
deposito’s
- Hydropische verandering: schade aan celwanden zorgt dat de cel zich vult met vloeistof
- Vervetting: ophoping van vetten doordat het lichaam langdurig vet afbreekt of doordat cellen door
schade meer vet aanmaken
- Pigmenten:
● Endogene = geproduceerd door het lichaam (hemosiderin; afbreken rode bloedcellen of
galpigmenten)
● Exogene = onbekend voor het lichaam (tattoo inkt, koolstof)
- Eiwitten: ophoping geeft virale insluitsels
2. Necrose = dood van cellen or weefsels
Meest voorkomende oorzaken: afnemende bloedtoevoer, druk, brandwonden, trauma, gifstoffen,
pathogenen.
Het type necrose hangt af van:
- Eigenschappen van de geïnfecteerde cel
- Eigenschappen van het geïnfecteerde weefsel
- Oorzaak
- Andere factoren (enzymen, bacteriën, virussen)
Typen necrose:
1. Coagulatieve necrose:
- Komt voor in solide organen (lever, hart)
- Kwetsbare organen behouden hun structuur, maar worden bleek en hard de cellen behouden
alleen hun omtrekken ontstekingscellen verwijderen de dode cellen
2. Liquafactive necorse = het vloeibaar worden van van necrotische cellen en weefsel door krachtige
enzymen geproduceerd door ontstekingscellen en soms bacteriën