Week 5
De periode 509 – 338 v. Chr. was een roerig periode voor Rome. Rome had veel last van de Etrusken
en de Latijnen. Het lukte Rome uiteindelijk een van de belangrijkste Etruskische steden te veroveren
waarna het zich kon uitbreiden. Tussen ongeveer 220 en 150 v. Chr. werkte de Romeinse Republiek
zich in een serie van oorlogen. Romeinse bronnen spreken doorgaans van oorlog uit zelfverdediging.
Belangrijke tijden
753 v. Chr. Stichting van de stadstaat Rome
715 – 509 v. Chr. Tijd van de zeven koningen
509 v. Chr. Stichting van de Republiek
451 – 449 v. Chr. Wet van de Twaalf Tafelen
396 v. Chr. Val van Veii en begin expansie
264 – 241 v. Chr. Eerste Punische Oorlog: machtsuitbreiding Italië
218 – 201 v. Chr. Tweede Punische Oorlog: machtuisuitpreiding Spanje
197 v. Chr Eerste overwinning Griekenland: machtsuitbrijding in het Oosten
149 – 146 v. Chr. Derde Punische Oorlog: verwoesting Carthago en Corinthe
133, 123 – 122 v. Chr. Interne conflicten: landbouwherverdeling van de Gracchi
91 – 89 v. Chr. Bondgenotenoorlog
88 – 82 v. Chr. Burgeroorlog tussen Marius en Sulla
49 – 45 v. Chr. Burgeroorlog tussen Pompeius en Caesar
44 v. Chr. Moord op Caesar
44 – 31 v. Chr. Burgeroorlog tussen Octavianus en anderen
31 v. Chr. Slab bij Actium en annexatie Egypte
Samenvatting Handboek
Deel III, Rome
Hoofdstuk 12, De vroege Romeinse geschiedenis, 753-265 v. Chr.
12.1 De gebieden rondom het westelijk bekken van de Middellandse Zee
De Etrusken
De Etrusken leefden in stadstaten die verenigd waren in een los federatief verband. De stedelijke
kern van deze stadstaten waren de culturele en bestuurlijke centra; de Etruskische beschaving was
een duidelijk stedelijke cultuur. De Etruskische beschaving was een mengcultuur met oosterse,
Italische en Griekse elementen. Ze waren vooral beïnvloed door de Grieken.
Carthago
Carthago werd in de negende of achtste eeuw v. Chr. gesticht vanuit de Fenicische stad Turys, als een
van de steunpunten en handelsposten die de Feniciërs stichtten langs hun scheepvaartroutes in het
westelijke bekken van de Middellandse Zee. De Carthaagse welvaart berustte op de zeehandel in het
westelijke Middellandse Zee bekken. Carthago werd bestuur door een regentenstand van
grootgrondbezitters en rijke koopleden, aangevuld met enkele generaalsfamilies die van geslacht op
geslacht de commandanten van de legers en vloten leverden.
Week 5
1
,12.2 Het ontstaan van Rome
Van het tiende tot de zesde eeuw was er in Latium, waarin ook Rome in lag, een uniforme cultuur die
men op naam stelt van de Latijnse stam en die veel gemeen had met die van de Etrusken. Volgens de
Romeinse legende werd Rome in 753 v. Chr. gesticht door Romulus, die de eerste koning van Rome
werd. In de zevende en zesde eeuw werden Etruskische en Griekse invloeden sterker en pas toen
werd Rome een echte stad.
12.3 Staat en maatschappij in het vroegste Rome
Men neemt op grond van latere gegevens aan dat veel boeren, ook rijkere, afhankelijk waren van de
aristocraten of onder hun bescherming stonden. Zij werden cliënten genoemd. De aristocraten
werden patriciërs genoemd. Op grond van latere gegevens kunnen we vaststellen dat de koningen en
leger aanvoerden, rechtspraken en de plechtigheden voor de staatsgoden leidden. Ze werden
bijgestaan en geadviseerd door een raad van aanzienlijke familiehoofden, de Senaat, en konden een
volksvergadering bijenroepen, de comitia curiata. De comitia curiata bestond uit dertig curiae, die als
zodanig stemden. Een curia was een bundeling van een aantal gentes (dat wil zeggen groepen
families die dezelfde stamvader meenden te hebben en er gemeenschappelijke tradities op na
hielden). Een gens was een bundeling van een aantal familiae. In de familia had de pater familias (de
familievader) een absoluut gezag.
Het leger en de comitia centuriata
De gentes waren oorspronkelijk niet alleen bundelingen van families met sterke religieuze en
culturele tradities, maar ook militaire eenheden. Volgens de Romeinse overleveringen heeft de
voorlaatste koning (Servius Tullius) de indeling van de burgers bij de veranderde strijdwijze
aangepast en de burgers ingedeeld in vermogensklassen. Deze vermogensklassen noemde men
equites. Deze indeling in vermogensklassen werd ok gebruikt voor het opleggen van
vermogensbelasting en voor een nieuwe volksvergadering, de comitia centuriata, die net zo
ingedeeld was als het toenmalige leger. Er waren 5 vermogensklassen die elk onderverdeeld waren in
centuriae (afdeling van 100 man). De comitia centuriata verdrong geleidelijk de comtia curiata,
hoewel de laatste wel bleef bestaan.
12.4 de vroege republiek: staat en maatschappij
De periode van 509-265 v. Chr. wordt de vroege republiek genoemd. Volgens de Romeinse traditie
eindigde de koningstijd in 509. De laatste koningen legden steeds meer nadruk op de staat en de
gehele gemeenschap van de burgers, die de macht van de familiegroepen en hun leiders ondermijnd
moeten hebben. De Romeinse aristocratie verjoeg de Etruskische koning Tarquinius Superbus en
oriënteerde zich in de volgende halve eeuw steeds minder op Etrurië en steeds meer op de
stamverwante Latijnen. Het koningschap weer in Rome afgeschaft en de regering ging over op twee
jaarlijks wisselende magistraten (consuls). De religieuze taken van de koningen gingen over op de rex
sacrorum en de pontifex maximus. De paticiërs beheersten ook het maatschappelijke en
economische leven: talrijke boeren waren hun cliënten of waren door schulden in een nog duidelijker
vorm van afhankelijkheid geraakt. De geschiedenis van de Romeinse republiek werd tot de 3 de eeuw
bepaald door twee langdurige historische processen:
- De standenstrijd tussen de patriciërs en de plebjers
- De Romeinse expansie in de laars van Italië
12.5 De Romeinse expansie in Italië
De Romeinse expansie in Italië duurde van 509-265. De periode 509-338 was in Midden-Italië een tijd
van voortdurende strijd tussen Rome, de Latijnen, de bergstammen rondom Latium en de Zuid-
Etruskische steden wisselende coalities. De strijd ging om de goede stukken landbouwgrond in de
Week 5
2
, dalen en kustvlakken en om de beheersing van de handelswegen over land tussen Etrurië en
Campanië. In de halve eeuw daarna moest Rome zich niet alleen verweren tegen de bergstammen,
maar ook tegen de Latijnse steden die bang waren voor een Romeinse hegemonie over hun gebied,
en tegen Keltische benden die na 400 telkens Italië afstroopten. Na 350 kwam het Romeinse
machstuitbrieding in Italië pas echt goed op gang. Na 326 vloeiden allerlei plaatselijke en regionale
conflicten in heel Italië samen tot enige langdurige coalitieoorlogen, waarbij alle volken van Italië
betrokken raakten. Rome sloot met de stadstaten stammen in het onderworpen Italië een reeks
afzonderlijke verdragen: ze werden onderhorige bondgenoten die troepen leverden en Rome
volgden in de buitenlandse politiek.
Kolonisatie
De verovering van Italië ging gepaard met het stichten van kolonies. Deze kolonies werden Latijnse
kolonies genoemd, om ze te onderscheiden van enkele kleine kolonies die om strategische redenen
(als militaire steunpunten ) in het Romeinse gebied gesticht waren. De kolonisten kregen het Latijnse
recht; als ze teruggingen naar Rome konden ze dus volledig Romeins burgerrecht krijgen. Er ontstond
al vroeg in de Romeinse geschiedenis concurrentie om het gebruik van staatsland. Rome had heel
wat voordeel bij de kolonisatie. Roem verkreeg een netwerk van strategische gelegen verstrekte
plaatsen in Italië en het kon sociale spanningen in Rome en Latium oplossen door arme Romeinse en
Latijnse burgers aan een beter bestaan te helpen. Rome kreeg door de verpachting van staatsland
bovendien extra inkomsten.
Municipia
Romeinse steden buiten Rome zelf die al bestonden en niet als coloniae gesticht waren werden
aangeduid als municipia. De Romeinse kolonisatie heeft de aanpassing van de Italische volken bij de
organisatie, taal en cultuur van de Romeinen sterk bevordert. Vooral de bovenlaag romaniseerde
snel. Italië was rond 265 een lappendeken geworden aan staten en gebieden die verschillende
relaties met Rome hadden n op verschillende manieren aan Rome gebonden waren: het Romeinse
kerngebied, het gebeid van de oude Latijnse stadstaten en de coloniae Latinae met Latijns recht, de
municpia met burgerrecht zonder stemrecht, en de bondgenoten die alleen hun eigen plaatselijke
burgerrechten hadden.
Het militaire karakter van de Romeinse samenleving
De oorlogen van de vijfde eeuw en vierde eeuw in Italië waren niet zo intensief als de grote oorlogen
die na 265 gevoerd werden en leken al helemaal niet op een moderne oorlog. Toch hebben de
Romeinse leiders er behoefte aan gehad hun oorlogen te rechtvaardigden. Goede redenen om een
oorlog te beginnen vonden zij:
- Een aanval op Romeins gebeid
- Agressie tegen een Romeinse bondgenoot
- Geweld tegen Romeinse gezanten of andere Romeinen in het buitenland
- Weigering om schadevergoeding te betalen
12.6 De standenstrijd
Terwijl Rome verwikkeld was in de lange worsteling om de hegemonie in Italië, waren er ook interne
spanningen. Na de val van de laatste koning (Tarquinius Superbus) had de aristocratie van de
patriciërs zich meester gemaakt van de macht, zoals we zagen maar al snel begonnen de plebejers
zich tegen hun machtpositie te verzetten. De rijke plebejers wilden opgenomen worden in de
besturende elite van de patriciërs, de arme plebejers wensten verzachting van de harde partkijken
tegenover schuldenaars. De comitia curiata was na de koningstijd een dode letter geworden.
Week 5
3