Samenvatting MAW m.b.v. begrippen
HOOFDSTUK 1
Multiculturele samenleving: een samenleving waarin naast de oorspronkelijk autochtone bevolking
verschillende etnische groepen leven die oorspronkelijk afkomstig zijn uit een ander land met een
andere cultuur (normatief: een samenleving waarin alle groepen gelijke kansen hebben op sociale,
economische en politieke positie, met behoud van eigen culturele identiteit). Nl werd dit in de 2 e
helft van de 20e eeuw.
Normatieve betekenis: een norm vormende betekenis (idealistische betekenis).
Etniciteit: afkomst van een volk.
Etnische groep: onderscheid zich van andere groepen doordat leden gezamenlijke factoren zoals
nationaliteit, stamverwantschap, religie, taal, huidskleur, cultuur en geschiedenis delen.
Etnische minderheden: etnische groepen die niet uit Nederland komen en waarvan leden vaker een
lage maatschappelijke en culturele positie hebben.
Allochtoon: iemand die zelf of waarvan een van de ouders niet in Nederland is geboren. (voor het
eerst gebruikt in 1971) (normatief: iemand met achterstand en problemen)
Eerste generatie: mensen die zelf in het buitenland geboren zijn.
Tweede generatie: mensen die zelf in Nederland geboren zijn.
Westerse en niet-westerse allochtonen: allochtonen die wel of niet uit het westen van Europa
komen.
Gevoel van saamhorigheid (bijv. bij nationale staten): mensen spreken dezelfde taal, hebben globaal
dezelfde godsdienst, belangen en geschiedenis. Volk en land zijn één.
Verzuiling: samenleving met aparte, nauwelijks samenwerkende groeperingen.
Drie factoren die van invloed zijn op de Nederlandse multiculturele samenleving:
- Globalisering (mensen staan wereldwijd steeds meer en steeds makkelijker met elkaar in
verbinding. In Nederland heerst een hightech-kenniseconomie: hier worden de producten bedacht,
maar ergens anders gefabriceerd. Door globalisering ook steeds meer economische verbondenheid
met het buitenland. Door globalisering zijn er ook wereldwijd migratiestromen ontstaan);
- Europeanisering (de geleidelijke ontwikkeling waarbij Europese landen steeds meer samenwerken,
eerst op economisch gebied en later ook op politiek terrein: Verdrag van Maastricht. Veel mensen
noemen zich echter geen Europeaan, maar nog gewoon Nederlander);
- Individualisering (mensen worden niet langer als lid van een groep of een gezin beschouwd, maar
als onafhankelijk individu. Hierdoor ontstaan grote verschillen in leefstijlen, gewoonten en
meningen. In de jaren ’60 ontzuilde Nederland. D.m.v. idealen als vrijheid, zelfontplooiing en
zelfbeschikkingsrecht. Leefde vooral onder de jongeren. Er werd ook wel gesproken van een ‘ik-
cultuur’, omdat het naar het egoïsme neigde.
Sociale cohesie: De samenhang tussen mensen in een gemeenschap, de sociale relaties tussen
mensen.
, De vraag naar sociale cohesie is op twee manieren te beantwoorden:
- Gemeenschappelijke waarden (communitarisme: de stroming die het belang van
gemeenschappelijke normen en waarden sterk benadrukt. Iedere burger heeft rechten, maar ook
verantwoordelijkheden. In Nederland kent deze stroming vooral een groeiende aanhang onder de
christendemocraten, maar ook onder de sociaaldemocraten);
- Steunberen (de democratische rechtsstaat en de grondwettelijke vrijheden bieden de beste
garantie voor een multiculturele samenleving, waarin mensen met verschillende politieke
denkbeelden en persoonlijke levenssferen naast en met elkaar kunnen leven. Eerste steunbeer is een
eerlijk en onafhankelijk rechtsproces, tweede steunbeer is de bereidheid tot tolerantie. De derde
steunbeer is de onafhankelijke wetenschapsbeoefening. De vierde steunbeer betreft de bereidheid
om conflicten op een niet-gewelddadige manier op te lossen. In samenlevingen waar dit ontbreekt, is
geen respect voor verschillen en tegenstellingen).
Integratie: de samenvoeging van meerdere bevolkingsgroepen in de maatschappij. Nederlandse
regering: de gedeeltelijke aanpassing van bevolkingsgroepen aan de dominante cultuur met behoud
van eigen cultuurkenmerken.
Samenlevings-/integratiemodellen:
- Assimilatiemodel (assimilatie: dominante cultuur vrijwel geheel overnemen, eigen cultuur verdwijnt
naar achtergrond);
- Model van de ‘melting pot’ (als verschillende bevolkingsgroepen zich versmelten tot één nieuwe
bevolkingsgroep: ook wel een smeltkroes genoemd. Er ontstaat dan een nieuwe bevolkingsgroep
met een nieuwe cultuur);
- Model van de ‘salad bowl’ (volken behouden hun eigen culturele identiteit. Ze passen zich aan
elkaar aan, zodat ze allemaal toegang hebben tot dezelfde maatschappelijke, economische en
politieke positie: wederzijdse aanpassing, Nederland streefde dit ideaal na, maar dit gaat in de
praktijk vaak niet op);
- Segregatiemodel (bevolkingsgroepen leven zowel fysiek als sociaal gescheiden: Amish in VS. Vaak
met geweld en dwang, zeker als de dominante groep alle politieke en economische macht naar zich
toe wil trekken: Zuid-Afrika).
Nederland en de vier modellen: duizenden migranten geassimileerd in bedrijfsleven/huwelijk. Door
de moderne communicatiemiddelen kunnen migranten gemakkelijker hun eigen cultuur behouden,
d.m.v. internet: transnationalisme. Kinderen binnen gemengde huwelijken krijgen vaak te maken met
de ‘melting pot’. In grote steden veel ‘salad bowl’: caissières met hoofddoekjes bijvoorbeeld.
Segregatie: witte en zwarte scholen. Of witte en zwarte woonwijken. Migranten zoeken elkaar vaak
op vanwege cultuurgelijkenis.
Voordelen maatschappelijke verandering: voor asielzoekers: veiligheid en een beter leven. Migranten
heffen het tekort aan arbeidskrachten op: economisch. Evenwichtiger bevolkingsopbouw, door
komst grote migratiegezinnen. Hiermee wordt ontgroening en vergrijzing tegengegaan, minder druk
op sociale zekerheidsstelsel: demografisch. Grotere diversiteit aan culturen verrijkt Nederlandse
samenleving.