Hoofdstuk 1 Wat is politiek?
Proces van politieke besluitvorming: een proces van omzetting van verlangens, wensen en eisen
vanuit de samenleving in bindende besluiten.
Definitie van Easton: gezaghebbende toedeling van waardevolle materiële (schaarse middelen: geld,
energie) en immateriële (waarden en kansen) zaken voor de samenleving.
Politiek probleem: een situatie die een grote groep mensen ongewenst vindt, die ontstaan is door
maatschappelijke ontwikkelingen, die te maken heeft met tegengestelde belangen en die de mensen
door overheidsingrijpen veranderd willen zien.
Collectieve goederen: goederen die van algemeen belang geacht worden, die moeilijk via de markt
kunnen worden aangeboden, maar die in principe voor iedereen beschikbaar zijn.
Collectieve belangen: kwesties die voor meeste mensen van belang zijn en niet zelf kunnen oplossen.
Kerntaken van de overheid
Het garanderen van de openbare orde en veiligheid.
Het garanderen van de mensenrechten.
Het onderhouden van goede buitenlandse betrekkingen.
Het scheppen van werkgelegenheid, sociale zekerheid, goede arbeidsomstandigheden,
infrastructuur en een goed economisch klimaat.
Het zorgen voor welzijn, onderwijs, volksgezondheid, kunst en andere goederen en diensten op
sociaal-cultureel gebied.
Kenmerken van een staat
De overheid beschikt soevereine macht.
Er is sprake van een bevolking waarover geregeerd wordt.
Het grondgebied is internationaal erkend.
De overheid beschikt over het geweldsmonopolie.
Macht: het vermogen om het gedrag van anderen, eventueel tegen hun zin, te beïnvloeden.
Politieke macht: het vermogen om de politieke besluitvorming te bepalen.
Gezag: mensen accepteren de macht of zeggenschap als legitiem.
Machtsbronnen: wetten, bevoegdheden, morele steun, kennis, aantal, geld, charismatisch gezag,
mogelijkheid om geweld te gebruiken.
Visies over verdeling van politieke macht
Klassieke democratietheorie (ideaal beeld)
o De wil van het volk en algemeen belang vallen samen.
o Via verkiezingen kiezen inwoners mensen die hun wil uitvoeren (referenda).
o Bevolking is zeer betrokken en goed geïnformeerd.
Representatiedemocratie
o Bevolking legt haar macht in handen van gekozen volksvertegenwoordigers (volksmandaat).
o De politici nemen daarna zelf politieke besluiten.
Pluralistische democratie
Een verdere uitwerking van de representatiedemocratie, met meer aandacht voor:
o Diversiteit in samenleving: verschillende groepen burgers streven verschillende belangen na.
o Via verkiezingen macht uitvoeren, maar ook via maatschappelijke organisaties.
Elitetheorie
o Een groep mensen die sleutelposities innemen op sociaaleconomisch en politiek terrein
(leger, bedrijfsleven, directeuren zorgverzekering).
, o Deze machtselite bezit meer macht dan regering en parlement, omdat machtselite deze zo
beïnvloedt.
Hoofdstuk 2 Democratie en rechtsstaat
Rechtsstaat: staat waarin de rechten en plichten van zowel de inwoners als van de overheid zijn
vastgelegd in wetten zodat burgers beschermd worden tegen machtsmisbruik door de overheid.
Democratische rechtsstaat: een staat waarin de macht namens het volk wordt uitgeoefend binnen
de grenzen van de grondwet, zodat individuele grondrechten worden beschermd.
Kenmerken democratische rechtsstaat
Waarborging grondwet.
Trias Politica: wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht.
Bestuur op basis van het legaliteitsbeginsel.
Trias Politica
Wetgevende macht: stelt wetten vast (regering en parlement).
Uitvoerende macht: zorgt ervoor dat goedgekeurde wetten worden uitgevoerd (ministers).
Rechterlijke macht: beoordeelt of wetten goed worden nageleefd (rechters).
Klassieke grondrechten: rechten die vrijheid en gelijkheid van burgers garanderen (afdwingbaar).
Sociale grondrechten: bescherming van zwakkeren in de samenleving, bijvoorbeeld de verplichting
van de overheid om te zorgen voor voldoende werkgelegenheid, sociale zekerheid, een schone en
veilige leefomgeving, goede volksgezondheid en voor iedereen toegankelijk en goed onderwijs.
Wet openbaarheid van bestuur (WOB): verplicht de overheid informatie te geven over het beleid en
de uitvoering aan de volksvertegenwoordiging, journalisten en burgers.
Legaliteitsbeginsel: de overheid mag alleen maatregelen nemen en handelend optreden binnen het
kader van haar wettelijk vastgelegde bevoegdheden.
Taken van de koning volgens de grondwet
Lidmaatschap van de regering en voorzitterschap van de Raad van State.
Handtekening plaatsen onder alle wetten.
De troonrede voorlezen op Prinsjesdag.
Ministers en staatssecretarissen benoemen bij de vorming van een nieuw kabinet.
Niet-constitutionele taken van de koning
Met de minister-president overleggen over het kabinetsbeleid.
Ons land vertegenwoordigen bij staatsbezoeken.
Buitenlandse staatshoofden ontvangen.
Constitutionele monarchie: bestuursvorm waarbij de macht van de koning vastgesteld staat in de
grondwet. Hij heeft een ceremoniële functie en is onschendbaar (ministers zijn verantwoordelijk).
Kenmerken parlementaire democratie (wij kiezen een parlement dat namens ons stemt)
Representatiedemocratie: gekozen vertegenwoordigers d.m.v. vrije en geheime verkiezingen.
Alle burgers gelijk voor de wet + hebben gelijke invloed op de samenstelling van het parlement.
Ministers zijn verantwoording schuldig aan de gekozen volksvertegenwoordiging.
Kabinet voert beleid op basis van vertrouwen van de meerderheid van volksvertegenwoordiging.
Macht overheid wordt gelegitimeerd door vrije en geheime verkiezingen, uiterlijk iedere 4 jaar.
Besluitvorming door regering en parlement vindt plaats bij meerderheid van stemmen.
Parlement geen ‘dictatuur van de meerderheid’, houdt rekening met rechten van minderheden.
, Tweekamerstelsel: politiek primaat bij de direct gekozen Tweede Kamer, laatste controle door
indirect gekozen Eerste Kamer (‘Kamer van reflectie’).
Hoofdstuk 3 Verkiezingen en kiesstelsels
Evenredige vertegenwoordiging
Alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels.
Kiesdeler: hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor een zetel.
Voordeel: iedere stem telt even zwaar mee bij zetelverdeling.
Nadelen: veel kleine partijen onoverzichtelijk en trage regeringsvorming.
Coalitievorming: het proces van het vormen van een samenwerking tussen partijen.
Kiesdrempel: bepaald minimumpercentage stemmen halen om mee te delen in de zetels.
Districtenstelsel
Een land wordt verdeeld in gebieden. De kandidaat die in een district de meeste stemmen haalt,
wordt afgevaardigd naar de volksvertegenwoordiging.
Voordelen: sterkere binding tussen kiezer en gekozene, snelle regeringsvorming (duidelijkheid).
Nadeel: partij met meeste stemmen kan minder zetels krijgen (the winner takes it all).
Representatie: systeem waarbij gekozen politici de burgers vertegenwoordigen (abstract).
Representativiteit: de mate waarin standpunten en besluiten van gekozen vertegenwoordigers
overeenkomen met de wens van de kiezers (inhoud en opvattingen).
Knelpunten: coalities, geringe communicatie tussen kiezer en gekozene, niet-stemmers.
Presidentieel stelsel
President is staatshoofd, minister-president, opperbevelhebber van het leger en er is een strikte
scheiding der machten. De president wordt door het volk gekozen en stelt zijn eigen teams van
ministers samen. Ministers zijn verantwoording schuldig aan de president. Congres: Huis van
Afgevaardigden + Senaat. Deze probeert het de president zo moeilijk mogelijk te maken door wetten
of begrotingen tegen te houden. Om de 2 jaar worden nieuwe leden voor het Congres gekozen. De
leden van het HvA worden gekozen via evenredige vertegenwoordiging. Plannen moeten altijd ter
goedkeuring aan het Congres worden voorgelegd. De president beschikt over vetorecht in het
Congres waarmee hij aangenomen wetten kan blokkeren. Het parlement heeft meer macht dan het
Congres, deze kan alleen via de ‘impeachement-procedure’ proberen om een minister/president uit
zijn ambt te zetten (kan alleen bij grote misdaden door president). Bij een president wordt het proces
in de Senaat gehouden waar de opperrechter van het Hooggerechtshof de procedure leidt. Voor een
veroordeling is een 2/3 meerderheid in de Senaat nodig. De president beschikt, in tegenstelling tot
de Nederlandse regering, niet over het ontbindingsrecht: het recht om het parlement/Congres te
ontbinden en nieuwe verkiezingen uit te roepen.
NL: parlementair stelsel VS: presidentieel stelsel
Politiek primaat bij het parlement Politiek primaat ligt bij de president
Staatshoofd met ceremoniële functie Staatshoofd vervult functie van minister-
president
Ministers zijn verantwoording schuldig aan het Ministers zijn verantwoording schuldig aan de
parlement president
Kabinetsformatie
1. De nieuwe Tweede Kamer wordt geïnstalleerd.
2. De Tweede Kamer benoemt na een debat een of meer informateurs: iemand die moet
onderzoeken of een bepaalde coalitie politiek haalbaar is.
3. De informateur onderhandelt met mogelijke coalitiepartners.