Kwestie 1
Eindterm 5: de kandidaten kunnen de opvattingen van Descartes,
Sheets-Jhonestone, Plessner, De Beauvoir en Fanon over de vraag naar
de mens en de verschillende manieren waarop het lichaam daarbij een
rol speelt uitleggen, vergelijken, toepassen en evalueren. Daarbij
kunnen zij de volgende standpunten betrekken:
(overkoepelende term)
1.mensen zijn een denkend bewustzijn met een mechanistisch lichaam (Descartes)
Descartes is een dualist: hij maakt onderscheid tussen twee substanties:
1) Denkend bewustzijn: res cognitans, geest en onstoffelijk
2) Mechanistisch lichaam: res extrensa, stoffelijk neemt ruimte in
Via de pijnappelklier zijn deze substanties met elkaar verbonden> oplossing voor
interactieprobleem: hoe kan geest het meganistische lichaam activeren?
Kritiek vanuit de fenomenologen op de dualisten> er zijn twee soorten kennis
1) Uit lichaam en zintuigelijke ervaringen in de fysieke wereld
2) Uit het verstand
Er wordt door dualisten te weinig rekening gehouden met rol van lichaam en zintuigelijke
ervaringen
2. Mensen zijn een reflecterend, bewegend lichaam (sheets-Johnestone)
De mens heeft een bijzondere verhouding tot zijn lichaam:
Aan de ene kant: ervaren het lichaam als object dat we kunnen besturen ---> bewegend lichaam
Door het bewegende lichaam:
Aan de andere kant: ervaren we het lichaam als een middel waarmee we de kennis uit fysieke
wereld om ons heen kunnen waarnemen/begrijpen en er bewust van worden ---> reflecterend
lichaam
,Eindterm 6: de kandidaten kunnen uitleggen evalueren dat mensen
volgens Sheets-Johnstone een reflecterend, bewegend lichaam zijn.
Daarbij kunnen zij betrekken:
1. Een uitleg van Sheets-Johnestones fenomenologische benadering van de dans en de pre-
reflectieve gewaarwording van de ruimtelijkheid en bewegingen van het lichaam
Algemeen fenomenologen
Denken= alles wat je met je bewegende/ sensomotorische lichaam doet
Zelfbewustzijn + kennis over de fysieke wereld is belichaamd> verkregen via het lichaam
Propioceptie=
1) Het vermogen om onze lichaamsdelen in een ruimte te kunnen ervaren
2) Het vermogen om de verhouding tussen deze lichaamsdelen te ervaren
Sheets-Johnestone
Door het sensomotorische lichaam: kun je jezelf vanuit het 1e psn. Perspectief in een ruimte
ervaren en weet je de verhoudingen tussen lichaamsdelen = propioceptie en bij haar de
kinesthesie van dansui
--> vormt de basis van het zelfbewustzijn: ‘ik kan'> ruimtelijke mogelijkheden lichaam
Prereflectieve ervaring: de ervaring van het sensomotorische lichaam zonder theoretische begrippen
of kennis, intuïtief handelen, zonder nadenken, plannen
> je beweegt> zo ervaar je de ruimtelijke mogelijkheden (=lichaamsschema, je lichaam kan
uitgebreid worden eventueel door attributen als stok blinde) > betekenisgeving aan omgeving en
ervaring
Reflectie op onszelf: achteraf terugkijken op bewegingen> zorgt voor verder ontwikkeling> ruimtelijk
gebruik inzicht
2. De begrippen pre-reflectief en lichaamsschema
Prereflectieve ervaring: de ervaring van het sensomotorische lichaam zonder theoretische begrippen
of kennis, intuïtief handelen, zonder nadenken, plannen. De fenomenen worden waargenomen zoals
ze zich voordoen, zonder theoretische kennis/reflectie/oordelen/verwachtingen
Lichaamsschema: veranderlijk, weet wat je mogelijkheden met je lichaam zijn in diverse situaties>
kan ook uitgebreid worden met attributen > deze verhouding tot de attributen of lichaamsdelen is
propioceptie
,3. Een uitleg van tekstfragment 1 van Sheets-Johnestones argument dat gewaarwoording van het
bewegende lichaam in de ruimte vooraf gaat aan de bewuste reflectie op onszelf
Handeling uit primaire tekst: reiken naar de pen
Stap 1--> Ik beweeg en reageer op de wereld om mijn heen.
Terwijl ik reik, ben ik gericht naar de pen> = intentionaliteit= gericht/ altijd bezig zijn van ons
bewegende lichaam op de wereld> met een bepaald doel om iets te kunnen doen, mijn hier-
zijn/bestaan is eerst puur lichamelijk in een ruimte> pre-reflectieve bewustzijn
Stap 2--> dan geef ik betekenis aan (een object) de pen > door erop gericht te zijn, intentionaliteit>
bewustwording van de grens lichaam en wereld> het daar zijn- duidelijk object
Stap 3--> ontstaan bewustzijn van de verhouding tussen mij en de pen> geeft kennis over mijzelf: ik
ben een wezen dat betekenis geeft aan dingen> betekenisgeving aan mijn handelen en objecten om
mij heen> reflectieve ik/zelf duidelijk> reflectie alleen mogelijk als je handeling zelf beleeft>
reflectie, vanuit derde persoonsperspectief
De intentionaliteit: het gericht zijn op iets gaat vooraf aan de reflectie
Hiermee gaat ook de lichamelijke gewaarwording (ervaring) vooraf aan de reflectie
4. Een uitleg van fragment 1 van Sheets-Johnstones argument dat fenomenologie een perspectief
biedt op de bestaanservaring
De mens is altijd intentioneel gericht op dingen in de wereld
Hierdoor geven we betekenis aan dingen en is het pre-reflectieve bewustzijn een actieve
gever van betekenissen aan dingen in de wereld en niet neutraal> het geeft een doel met
zich mee: kijk naar de pen> om mee te schrijven
Deze dingen krijgen een betekenis, we kunnen onze bestaanservaring steeds opnieuw
vormgeven en dat is onze bestaanservaring
Fenomenologie beschrijft niet alleen de dingen die we waarnemen, maar ook onze
bestaanservaring: lichamelijk
, Eindterm 7: de kandidaten kunnen uitleggen en evalueren dat volgens
Plessner mensen in een verhouding tot zichzelf staan. Daarbij kunnnen
zij betrekken:
1. Een uitleg van Plessners poging om de biologische benadering
van de mens te verenigen met de fenomenologische
bestaanservaring en van zijn opvatting dat mensen onbepaalde
wezens zijn.
De mens wordt gevormd> als hij zich door de wereld heen beweegt
De mens is niet vastgelegd door natuurlijke eigenschappen> de mens is van nature onbepaald:
vrijheid om constant het bestaan opnieuw vorm te geven
2. Het begrip excentrische positionaliteit
De mens heeft een excentrische positionaliteit/dubbelaspekt= de mens is het centrum van
ervaringen en tegelijk reflecteert het ook op zijn ervaringen> kan zijn eigen handelen beoordelen + is
bezig met ervaringen in het verleden, heden en toekomst
DUBBELHEID MENS
- Ik ben fysiek ergens aanwezig> lichaam als middel om te handelen>vallen samen> zijn
lichaam, centrisch
- Ik ben met mijn gedachten ergens aanwezig : bij het eten vanavond> mens kan buiten
zichzelf treden en naar zichzelf kijken van een afstand en dus ook nog eens oordelen op het
feit dat ik geestelijk en lichamelijk op een andere ‘plek’ ben> oordelen op het handelen
mens stapt buiten zijn lichaam> hebben lichaam, excentrisch
We zijn centrum handelen en kunnen buiten onszelf treden door de reflecteren/oordelen op
ons handelen
De mens valt niet samen met zijn eigen lichaam
De mens valt niet samen met 1 identiteit: wie jij bent
- In gedachten ander persoon dan fysiek lichaam
Plant: reactie op wereld om zich heen, geen bewustzijn grens wereld en zichzelf, geen reflectie
handeling in wereld
Dier: reactie op wereld, bewust van grens wereld en zichzelf, geen reflectie op handeling in wereld
- Centrum van eigen gewaarwoording
Mens: reactie op de wereld, bewust van grens wereld en zichzelf, reflectie (nadenken over verleden,
heden, toekomst) mogelijk op handeling in wereld.
Bewust handeling> zo kun je buiten jezelf treden> het kunnen reflecteren op> de vrijheid om
eigen leven vorm te geven
- Ik kijk naar buiten: gebruik zintuigen