Dit document is een samenvatting van hoofdstuk 14 circulatie van de online methode 10voorbiologie voor het vak biologie. Het is geschikt voor leerlingen op het VWO en voor het vierde, vijfde en zesde leerjaar en natuurlijk als voorbereiding op het centraal examen.
Samenvatting H14 Circulatie
Het circulatiestelsel heeft vijf functies:
- Aanvoer van voedingsstoffen, die worden vanuit het maagdarmkanaal via de darmwand
overgedragen aan het bloed.
- Afvoer van afvalstoffen. Die worden in het bloed en de lymfe opgenomen en vervoerd naar
uitscheidingsorganen.
- Transport van gassen (zuurstof en koolstofdioxide)
- Transport van hormonen en beschermende stoffen ( Het lymfatisch systeem speelt hierbij
een grote rol)
- Verspreiding van warmte.
Wij dragen ongeveer 5 liter bloed (7,5 procent van lichaamsgewicht). De bloedcellen bedragen 45%
van de totale hoeveelheid en de rest is bloedplasma. Bloedplasma bestaat voor 91% uit water. In de
darmen wordt water opgenomen in het bloed. Water fungeert als warmtebuffer en veel stoffen
kunnen erin oplossen en zo vervoerd worden. Afvoer van water gaat via de nieren, huid, longen en
ontlasting. Bloedplasma bestaat voor 1% uit opgeloste zouten die worden aangevoerd vanuit het
spijsverteringskanaal (Na, K en Ca ionen). De afvoer hiervan gebeurt via de nieren en de huid. Het
verstoren van de verhouding tussen de ionen verhindert het goed functioneren van zenuwen en
spieren. Het bloedplasma heeft een constante osmotische waarde van 0,9% NaCl (fysiologische
zoutoplossing). Koolstofdioxide wordt in de vorm van carbonaationen vervoerd in het bloedplasma.
Bloedplasma vervoert bloedgassen: opgeloste zuurstof, koolstofdioxide en stikstof. Gassen,
voedingsstoffen (uit het spijsverteringskanaal of de voorraadplaatsen), afvalstoffen, hormonen en
vitaminen zijn stoffen die tijdelijk in het bloedplasma aanwezig zijn. De bloedeiwitten in bloedplasma
zijn albuminen, fibrinogeen en globulinen, die worden vooral in de lever aangemaakt en daar
afgebroken. Ze bepalen de viscositeit van het bloed, houden de pH van het bloedplasma constant en
houden de osmotische waarde constant. Bij hongeroedeem is er een tekort aan eiwitten waardoor
de osmotische waarde zo laag wordt dat er vochtophoping in de buik optreedt. De langgerekte
albuminen (50% van alle bloedeiwitten) spelen een rol bij de colloïd-osmotische waarde van het
bloed. Globulinen zijn bolvormig. Sommigen transporteren bepaalde stoffen en de
immunoglobulinen zijn antistoffen. Fibrinogeen is een groot molecuul dat een functie heeft bij
bloedstolling. Bloedplasma waaruit het fibrinogeen is verwijderd heet serum. In het kort:
Bloedeiwitten Functies
albumine handhaving colloïd-osmotische waarde
fibrinogeen bloedstolling
globuline afweer
Tabel 1. Bloedeiwitten en hun functies
Rode bloedcellen (erytrocyten) beslaan 95% van de bloedcellen en hun levensduur is maximaal 120
dagen. Het zijn ronde platte schijfjes, waarvan de onder- en bovenkant is ingedeukt. Dit maakt de cel
soepel en vervormbaar, zodat hij zich door de fijnste bloedvaatjes kan bewegen. Bovendien maakt
het de diffussieafstand naar het binnenste van de cel klein. Een rode bloedcel heeft geen kern, geen
mitochondriën en geen andere grote organellen. Naast water bevat het veel hemoglobine. Dit eiwit
heeft een rode kleur en bevat ijzer. IJzer oxideert wanneer rode bloedcellen kapot gaan. Zuurstof
bindt aan hemoglobine in een zuurstofrijke omgeving. In een zuurstofarm milieu laat hemoglobine de
, zuurstof los. Ook bij het transport van koolstofdioxide speel dit eiwit een rol. Rode bloedcellen
bepalen je bloedgroep.
Witte bloedcellen (leukocyten) hebben drie typen: monocyten, lymfocyten en granulocyten. Ze zijn
groter dan rode bloedcellen en hebben een kern en organellen. Bloedplaatjes (trombocyten) zijn
celfragmenten, omgeven door een membraan en ooit afgesnoerd van stamcellen in het rode
beenmerg. Ze hebben geen kern en geen organellen. Levensduur: 7 tot 8 dagen. Ze bevatten de
plaatjesfactor, een stof die een belangrijke rol speelt bij de bloedstolling.
Alle bloedcellen worden gevormd uit de stamcellen in het beenmerg, dat te vinden is in wervels,
platte beenderen en de uiteinden van pijpbeenderen. Na de mitose differentiëren de nieuwe cellen
zich tot de drie groepen bloedcellen die hierboven genoemd zijn.
Aderlaten, het aftappen van bloed, was vroeger een normale medische handeling tegen koorts en
gebeurde met een puntig mesje, maar vaker met een bloedzuiger (een worm). De ‘medicinale
bloedzuiger’ maakt een wondje in de huid en spuit met zijn speeksel hirudine naar binnen. Deze stof
verhindert bloedstolling. Tegenwoordig zit deze stof in medicijnen tegen trombose.
Bij een kneuzing zijn een flink aantal bloed- en lymfevaten (en spierweefsels) beschadigd. De
bloedplaatjes gaan op die plek samenklonteren (propvorming) onder invloed van een geactiveerde
stollingsfactor in het bloed. Ook vindt bloedvernauwing plaats om bloedverlies te voorkomen. Het
bloedstollingsproces gaat als volgt: de plaatjesfactor komt vrij uit de kapotte bloedplaatjes, dit
inactief enzym wordt door calcium en stollingsfactoren actief gemaakt. Het zet het bloedeiwit
protrombine om in trombine. Dit zorgt voor de omzetting van fibrinogeen in fibrine. Deze eiwitten
plakken aan elkaar tot draden en hechten zich aan de wondranden. Het fibrinenetwerk krimpt,
waardoor de wondranden naar elkaar getrokken worden en er een korstje ontstaat (bij een
huidwond). Uit het stolsel wordt dan wondvocht ofwel serum: bloedplasma zonder fibrinogeen.
Het hormoon histamine zorgt voor bloedvatverwijding en wordt afgegeven door beschadigde
weefselcellen. Nieuwe weefselcellen worden dan gevormd door de extra aanvoer van bloed met
zuurstof en voedingsstoffen. De kettingreactie bij de stolling wordt stollingscascade genoemd
(positieve terugkoppeling). Mensen met hemofilie (X-chromosomaal) missen één van de
stollingsfactoren. Bij trombose stolt het bloed juist te snel.
De linker en rechter harthelft worden gescheiden door het harttussenschot. Elke harthelft is verdeeld
in een kamer (ventrikel) en een boezem (atrium). De boezems worden van de kamers gescheiden
door kleppen. In de rechterboezem monden de onderste holle ader en de bovenste holle ader uit,
die zuurstofarm bloed leveren. In de rechterkamer begint de longslagader, die zuurstofarm bloed
naar de longen vervoert. In de linkerboezem mondt de longader uit. Aan de linkerkamer ontspringt
de aorta die zuurstofrijk bloed naar het lichaam vervoert. Tussen de boezems en de kamers zit de
linkerhartklep (tweeslippige klep) en de rechterhartklep (drieslippige klep). Die zijn met pezen
bevestigd aan de papillairspiertjes in de kamerwand. Ook tussen de kamers en de aorta en
longslagader zitten kleppen (slagaderkleppen).
De hartwand bestaat grotendeels uit spierweefsel. In elk deel van het hart staan de spiervezels met
elkaar in verbinding, zodat een kamer of boezem als één geheel reageert. Tussen de snelle
samentrekkingen zitten rustperioden (refractaire periodes). Hartspierweefsel krijgt impulsen door
een eigen prikkelsysteem, met enige beïnvloeding door het autonome zenuwstelsel. De spierwand
van de boezems is vrij dun, maar de buitenwand van de rechterkamer is iets dikker. De spierwand
van de linkerkamer is driemaal zo dik als die van de rechterkamer. De binnenbekleding van de
hartspier bestaat uit dun en glad endotheel. Aan de buitenkant zit het hartzakje (dit vlies is
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper aphrocival. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.