Medische kennis preventie 3.1
Samenvatting week 1 t/m 7
Week 1: zwangerschap
Beschrijven wat onder preconceptiezorg wordt verstaan.
Preconceptiezorg → het geheel aan voorlichtingen en maatregelen dat in verband met de gezondheid van
moeder en kind rond de conceptie genomen kan of moet worden. Bijv. gebruik foliumzuur minstens 4 weken
voor de conceptie tot minimaal 8 weken daarna.
De normale zwangerschap beschrijven: duur, lichamelijke veranderingen, de prenatale screening – 20 weken
echo en de verloskundige zorg daarbij.
Duur van de zwangerschap → wordt gerekend vanaf de eerste dag van de laatste menstruatie (de conceptie is
lastiger vast te stellen) + 280 dagen (9 maanden + 1 dag) is de uitgerekende datum. Corrigeer voor een cyclus
van 28 dagen (bijv. bij cyclus van 6 weken tel je 2 weken op voor de bevalling). Zwangerschap is nauwkeurig te
bepalen met een echo (CRL = de afstand van de kruin tot aan de stuit, P50 = het gemiddelde)
• A terme zwangerschap (normale) → 37-42 weken
• Prematuur → komt voor de 37ste week, serotien → duurt langer dan 42 weken.
• Amenorroe → uitblijven van de menstruatie.
• Minder dan 10% wordt precies op de uitgerekend 40 weken geboren.
• Zwangerschapsduur wordt aangegeven in aantal volle weken + aantal dagen
Lichamelijke veranderingen
Foetale groei Effect op moeder
Meer O2 gebruik Waardoor toename ademhalingssnelheid en
ademvolume
Meer CO2 productie EPO (extra aanmaak rode bloedcellen)
Meer voedingsstoffen Bloeddruk
Afvalstoffen Eetpatroon
Bloedvolume Gewicht +/- 10 kg
Uterusgrootte Mictie
Fenomenen tijdens de zwangerschap
Toename ademhalingssnelheid en ademvolume → foetus heeft O2 nodig en extra afvoer CO2. Diafragma
hoogstand door toename buikomvang (moeder voelt zich sneller benauwd, doordat ademhalingscentrum
gevoeliger is voor CO2).
50% toename in bloedvolume → toename bloed in placenta en pCO2 verhoging door O2 gebruik foetus.
Zorgen voor EPO (extra rode bloedcellen) aanmaak. Door snellere stijging bloedvolume dan erytrocyten, daling
hb veroorzaakt (meer bloedplasma in boed dan rode bloedcellen).
20-30 % toename van de behoefte aan voedingsstoffen → foetus heeft meer voedingstoffen nodig (groeien)
50 % stijging van glomerulaire filtratiesnelheid =afvoer afvalstoffen foetus neemt toe, bloedvolume neemt toe
Uterusgroei → van 7,5 cm naar 30 cm van 60 gram naar 1100 gram.
Melkproductie → vanuit melkklieren
Hormonale veranderingen: placenta stimuleert schildklierhormoon aanmaak → stofwisseling verhoogd.
Bijnieren maken meer cortisol (stresshormoon dat ervoor zorgt dat je lange tijd alert blijft) aan. Pancreas maakt
extra insuline aan omdat lichaamscellen minder gevoelig worden voor insuline → zwangerschap DM, diabetes
gravida.
,Circulatie
• afname van perifere weerstand (tonus vaten gaat omlaag) door vasodilatie in geslachtsorganen en
huid, waardoor de onderdruk daalt in 1ste trimester, in het 3de trimester in onderdruk weer normaal.
Bovendruk blijft normaal tijdens de zwangerschap (basisspanning vaten lager).
• Toename van lichaamsvocht, door uterusdruk op vena cava inferior, daling plasma, eiwit en
waterretentie. Bij hoogzwangere in rugligging wordt vena cava inferior zo ver dichtgedrukt dat
centraal-veneuze druk en arteriële druk verminderen.
• Uterus groter – kan vena cava inferior afdrukken – oedeem?
• Duizeligheid
• Bloeddrukdaling gecompenseerd door het hart op te jagen
• Lagere tensie stimuleert RAAS (bloeddrukregulatie) → meer aldosteron wordt gevormd → meer zout
en water wordt vastgehouden → extracellulair volume stijgt → meer interstitieel vocht en meer
plasma
• Extra veneuze return en afgenomen weestand → toegenomen slagvolume + tachycardie →
toegenomen hartminuutvolume. Vaatweerstand neemt nog verder af indien meer vaten in de uterus
bijkomen.
o Mid pregnancy drop = 2de semester bloeddrukdaling
o 3de trimester normaal. Stijging circulerend volume → normalisering van bloeddruk
Plasmavolume neemt sterker toe dan erytrocyten → Hb daalt naar 6 mmol/L. Verdunning van
bloedcellen = fysiologische hemodilutie. Hierdoor kan ook anemie ontstaan.
Stofwisseling → ochtendmisselijkheid in 1ste trimester door HCG. Tragere darmperistaltiek door progesteron
(bollere buik). Meer kans op zuurbranden. Human Placental Lactogen (HPL) uit de placenta zorgt voor extra
vetafbraak en de gevoeligheid voor insuline vermindert.
Bloedstolling → het bloed gaat makkelijker stollen wat nodig is bij de bevalling. Risico = trombose
Skelet en spierweefsel → lichaamshouding verandert waardoor rugklachten kunnen ontstaan. De banden
worden soepeler door verwerking van het bindweefsel, positief = extra ruimte vanwege de beweging bekken,
negatief = meer pijn voor vrouw (vooral aan het eind).
Huid → warmere extremiteiten door verbeterde doorbloeding. Striae gravidarum door oprekken van de huid.
Chlomasma gravidarum (zwangerschapsmasker). Toegenomen activiteit van talg- en zweetklieren. Donkere
verkleuring van de tepelhof. Verticale lijn van borst naar schaambeen (linea fusca, hormonale veranderingen).
,De zwangerschap → Een normale conceptie vindt plaats in ampulla (= fles-of bolvormige uitzetting van een
buisvormig orgaan) of infundibulum (=structuur in een vorm van een trechter) van de tuba (ander woord voor
eileider). Hierdoor versmelten de erfelijke materialen samen → pre-embryo. Dit vindt plaats in de tuba, ofwel
eileider.
Na een korte tijd beginnen de eerste celdelingen plaats. Al delende wordt de bevruchte eicel vervoerd door
een vochtstroom in de tuba (door trilhaarepitheel en peristaltiek in tuba) Indien er iets misgaat met transpart
en de eicel doorgaat met delen, is er sprake van
buitenbaarmoederlijke zwangerschap (EUG; extra uteriene
graviditeit). Dit houdt in dat de zich eicel blijft steken in de tuba,
waardoor de eicel hierin steeds groter wordt. Als gevolg hiervan is
dat de tuba op een gegeven moment openbarst = tubaruptuur, kan
gepaard gaan met hevige bloedverlies, in feite een
levensbedreigende situatie voor de vrouw.
In het geval van een tubaruptuur vanwege een EUG, kan deze
operatief verwijderd worden. Dit kan niet altijd de eileider sparen.
Het kan ook voorkomen dat een placenta previa (placenta voor het
cervis-kanaal) veroorzaakt wordt vanwege een te lage nidatie (= innesteling).
Na ong. drie dagen bereikt het celklompje de baarmoederholte (cavum uteri), waar het vervolgens zich nestelt
in het slijmvlies.
Trofoblast = cellen die later de placenta en vliezen vormen. Produceren een bepaald hormoon: HCG, humaan
choriongonadotrofine, dit hormoon zorgt ervoor dat het ovarium de eerste 3 maanden progesteron blijft
produceren. Daarna wordt de productie overgenomen door de placenta. Embryoblast = cellen waaruit het kind
zich later zal gaan ontwikkelen. Bevruchte eicel = zygote
Ongeveer een week na innesteling in het baarmoederslijmvies begint organogenese. Voor het vruchtbeginsel
dat bezig is met de organogenese wordt de term ‘embryo’ gebruikt. Na 6-8 weken, wanneer organogenese
grotendeels voltooid is → foetus.
Na de 12e zwangerschapweek (10w na bevruchting) wordt de 10w echo uitgevoerd. Wanneer de eerste echo
heel vroeg in de zwangerschap plaatsvindt, is er een kans dat er een echo vaginaal wordt uitgevoerd.
De resterende tijd (28 w), dient voor groei, rijping en onderlinge afstemming van organen = foetale periode.
De groei van foetus is uitwendig te volgen:
• Na 16 w fundus (bovenkant baarmoeder) halverwege de halverwege tussen symfyse (verbinding tussen
schaambeenderen) en navel.
• Na 22 w fundus op navelhoogte
• Na 32 w halverwege navel en onderkant borstbeen
• Na 36 w tot aan ribbenboog
Prenatale zorg
Prenatale diagnostiek → om tijdens de zwangerschap aangeboren afwijkingen vast te stellen. Screening op
(down syndroom en de 20 wekenecho op aangeboren afwijkingen), geslacht, nierafwijkingen (later in
zwangerschap extra controles), orgaanstelsel in basis goed aangelegd.
, Verloskundige zorg → een gezonde baby geboren laten worden uit een gezonde moeder.
1e-lijns verloskunde: begeleiding door huisarts of verloskundige. Bevalling verloopt normaal. Een eerstelijns
verloskundige heeft een eigen verloskundigenpraktijk of werkt in een praktijk of een geboortecentrum.
2e-lijns verloskunde: Wanneer blijkt dat bevalling niet normaal verloopt, maakt verloskundige inschatting van
aard en ernst van complicaties
• Het verlenen van prenatale zorg • Intake (anamnese)
• Het leiden van een normale baring o 8-10 weken amenorroe
• Het begeleiden van een moeder en kind in de o Lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek
kraamperiode o Het geven van voorlichting en advies
• Met haar deskundigheid: Voorlichting, diagnostiek en o Beantwoorden van vragen
het adviseren tot het verstekken van enkele o Bespreken van prenatale screening
geneesmiddelen o Het maken van echo voor de exacte bepaling
• Zorg voor gezonde pasgeborene in het ziekenhuis is van de à terme datum
zorg voor verloskundige • Eerste trimester (tot 12-24 weken) → 2 a 3 keer
• Tweede trimester (tot 14-26 weken) → 2 a 3 keer
• Derde trimester (26-40 weken) → 6 a 8 keer
• 40-42 weken → 1 a 3 maal
Medische zorg
• Controles → anamnese, gewicht, lengte, bloeddruk, hartje luisteren/echo, groei, voelen
enkeloedeem, bloedafname.
• Adviezen → voedingssupplementen, eten en drinken, roken alcohol en drug niet,
geneesmiddelen, houding.
• alarmsymptomen → hoge bloeddruk, hoofd pijn, visusproblemen, dehydratie, vaginaal
bloedverlies, hevige buikpijn, minder leven voelen.
Lichamelijke toestand tensie, → gewicht (10-15 kg toename normaal), oedeem, bloedonderzoek
(hb, trombocyten, lever- en nierfunctie, glucose)
Kind → groei, beweeglijkheid, ligging (va. 30 wk), foetale hart actie (normale freq. 110-150 bpm).
24 weken navel →
40 weken ribbenhoog →
Diagnostisch onderzoek
Prenataal Foetale conditie bepalen
Bloed (Rh-factor, bloedgroep, IEA (irregulaire erythrocytenantistoffen), Hb Doptone (hartslag)
gehalte, lues hepB en HIV)
Echo → duur van de zwangerschap, afwijkingen aan placenta, foetus of Cardiotocografie (CTG; ECG baby; baby in nood
navelstreng, nekplooimeting voor syndroom van down (eerder bevallen/navelstreng om de nek?))
Vlokkentest/chorionvillusbiopsie (DNA onderzoek, congenitale Microbloedonderzoek (op het moment dat de
afwijkingen) → chromosoom afwijkingen. 0,5-1% kans miskraam. vliezen gebroken zijn)
(placenta)
Amniocentese (vruchtwaterpunctie, DNA onderzoek; bij 16 wkn) → Echografie
neuraalbuisdefecten, metabole aandoening, chromosoom en DNA-
afwijkingen. Risico miskraam is 0,3-1%
Als er tijdens controles een verschil bestaat tussen de gevonden en de verwachte hoogte van de baarmoeder,
is er sprake van een discongruentie. Baarmoeder hoger dan navel = positieve discongruentie. Bv: bij een twee
of te grote hoeveelheid vruchtwater (hydramnion) Baarmoeder lager dan navel = negatieve discongruentie.
Kan wijzen op groei achterstand van foetus.