week 3.......................................................................................................................................................................3
Betrouwbaarheid en Validiteit.............................................................................................................................3
Week 4......................................................................................................................................................................4
Invloeden op betrouwbaarheid en validiteit........................................................................................................4
Schrijfstijl van een wetenschappelijke tekst - Leuven..........................................................................................6
Week 5....................................................................................................................................................................19
Werving en selectie van deelnemers..................................................................................................................19
week 6.....................................................................................................................................................................20
ethische overwegingen bij werving en selectie van deelenemers.......................................................................20
Week 11..................................................................................................................................................................23
Data beschrijven................................................................................................................................................23
Week 12..................................................................................................................................................................25
Statische significantie en klinische relevantie....................................................................................................25
Week 15..................................................................................................................................................................30
Vragenlijsten en kwalitatief onderzoek..............................................................................................................30
Week 16..................................................................................................................................................................34
Literatuurstudie..................................................................................................................................................34
WEEK 1
PROBLEEMSTELLING EN ONDERZOEKSVRAAG
1
,Probleemstelling = hetgeen waar we nog kennis over missen
Onderzoeksvraag = komt uit de probleemstelling, maar is specifieker.
Wat moet kan er terugkomen in een onderzoeksvraag
- Doelgroep/populatie
- Vergelijking
- Meetinstrument
- Uitkomstmaat
- Interventie
o Bijvoorbeeld ‘verschil in diagnostische waarde tussen MRI en CT’ de een is de
interventie en de ander de vergelijking.
o Bij onderzoeksvraag over het ‘effect van radiotherapie op tumorgrootte’ is
radiotherapie de interventie, want dat is hetgeen dat het effect geeft.
Ook kan een onderzoeksvraag worden neergezet in de vorm van een doel. Het doel van dit
onderzoek is om…
WEEK 2
ONDERZOEKSDESIGNS
Randomised controlled trial (RCT)
= Een experimenteel onderzoek die de effectiviteit meet van een nieuwe interventie of behandeling.
Observationeel onderzoek
= Een onderzoek waarbij de bestaande situatie enkel wordt beschreven en vastgelegd.
Cross sectioneel onderzoek
= Een onderzoek waarbij data wordt verzameld van veel individuen op één moment in tijd.
Voorbeeld: vragenlijst die op één moment wordt gedeeld en niet wordt herhaald.
Cohort onderzoek
= Een onderzoek waarbij een groep met mensen herhaaldelijk worden gemeten, vaak met één of
meerdere tussenliggende jaren.
Case-control
= Een onderzoek waar men uit gaat van een groep personen met een bepaalde ziekte of te
onderzoeken uitkomst (case) en een groep zonder deze eigenschappen (controls). Vaak bij een
zeldzame ziekte.
Kwalitatief onderzoek
= Een onderzoek waarbij wordt gekeken naar de waarnemingen en achterliggende overtuigingen van
mensen. De resultaten geven een indicatie van wat er leeft onder een bepaalde doelgroep en
waarom.
Kwantitatief onderzoek
= Een onderzoek waarbij een probleem wordt beschreven in getallen, bijvoorbeeld frequenties of
percentages.
2
,Prospectief design = begint in het heden en gaat door in de tijd.
Retrospectief design = kijkt achteruit (retro) naar een bekende uitkomst, waarbij de factoren worden
bepaald die de uitkomst hebben beïnvloed.
Kwalitatieve data = Beschrijving van beleving / ervaringen / verwachtingen van
proefpersonen
Kwantitatieve data = uitkomsten makkelijk uit te drukken in cijfers
Correlatie = er is en verband tussen twee variabelen zonder dat ze elkaar beïnvloeden het aantal
ijsjes dat verkocht wordt correleert met het aantal mensen met een zonnesteek.
Causatie = er is een verband met een oorzaak en gevolg relatie, de ene variabele heeft invloed op de
andere variabele het aantal personen met een zonnesteek is een gevolg van de sterkte van de zon
of het aantal uur dat de zo heeft geschenen.
WEEK 3
BETROUWBAARHEID EN VALIDITEIT
Betrouwbaarheid = precisie of reproduceerbaarheid. Is het resultaat van het onderzoek hetzelfde als
het onderzoek zou worden herhaald?
Validiteit = geldigheid of juistheid – afwezigheid van systemische fouten
- Interne validiteit = binnen je onderzoek, geldigheid van resultaten voor onderzoekspopulatie
- Externe validiteit = Generaliseerbaarheid of representativiteit. Zijn de resultaten toepasbaar
buiten het onderzoek. Zijn ze generaliseerbaar naar een andere populatie of praktijksituatie.
Variabelen = een bepaald kenmerk dat kan verschillen – bv leeftijd, lengte of gewicht
- Onafhankelijk = een factor waarvan je gaat meten of deze verandering veroorzaakt bij een
andere variabele.
3
, - Afhankelijk = de uitkomst van je meting of een variabele waarover je een voorspelling wilt
doen.
VB: Je vermoed dat de ene variabele afhankelijk is van de andere variabele. De onderzoeker vermoed
dat adolescenten die meer bewegen minder gevoelig zijn voor depressies. De gevoeligheid voor
depressies is in dat geval afhankelijk van het aantal lichaamsbeweging. De gevoeligheid voor
depressies is de afhankelijke variabele en hoeveelheid lichaamsbeweging is de onafhankelijke
variabele.
Bij validiteit gaat het om de afwezigheid van systematische fouten. We spreken van een
systematische fout als het resultaat van een meting of onderzoek op systematische wijze afwijkt van
de werkelijkheid. De richting van de afwijking is dan steeds hetzelfde, waardoor de resultaten
vertekend worden. Dit noemen we bias.
- Bias = vertekening van de resultaten door een systematische fout bewust of onbewust
resultaten beïnvloeden
o Problemen met de selectie van groepen selectiebias
o Problemen met informatieverzameling informatiebias
Observer-bias: kan optreden als de onderzoeker weet welke personen tot
welke groep behoren en de gegevensverzameling – bewust of onbewust –
daaraan aanpast
Recall-bias: kan optreden als je bij de dataverzameling vertrouwt op de
herinnering van proefpersonen. Bijvoorbeeld als de patiëntengroep zich
meer gedetailleerde informatie kan herinneren dan de controlegroep
Response-bias: kan optreden als de response in de ene groep op
systematische wijze afwijkt van die van de andere groep. Zieken hebben zelf
belang bij het onderzoek, waardoor ze gemotiveerder zouden kunnen zijn
om vragenlijsten in te vullen of onderzoeken te ondergaan. Mensen in de
controlegroep zijn wellicht minder gemotiveerd om mee te werken aan
gedetailleerde gegevensverzameling.
o Confounding = derde variabele naast de onafhankelijke en afhankelijke variabele die
de uitkomsten/verband kan vertekenen. Je kunt hierdoor twee effecten verwarren.
o Etc…
Begripsdefinitie om interpretatieverschillen te voorkomen
- Verduidelijking meetprocedure
- Vereenvoudiging data-analyse
- Verduidelijking van resultaten
Operationele definities volgt vaak op de begripsdefinitie hoe je het begrip gaat meten
WEEK 4
INVLOEDEN OP BETROUWBAARHEID EN VALIDITEIT
Trechtermodel inleiding: De lezer naar de onderzoeksvraag toe leiden door op gestructureerde wijze
voldoende achtergrondinformatie te geven (theoretisch kader).
- Aanleiding tot onderzoek (algemene, korte situatieschets, voorbeeld van een probleem,
context)
- Al bestaande (relevante!) kennis over onderwerp
- Ontbrekende kennis
- Probleemstelling definiëren
- Relevantie onderzoek
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper aimeevanbovene. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.