100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting voor het vak Levenslooppsychologie €6,49
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting voor het vak Levenslooppsychologie

2 beoordelingen
 117 keer bekeken  5 keer verkocht

Samenvatting van het vak Levenslooppsychologie. Uitgebreid en helder voor een goede voorbereiding.

Voorbeeld 4 van de 45  pagina's

  • 22 maart 2019
  • 45
  • 2017/2018
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (3)

2  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: Lotjemolen • 3 weken geleden

Duidelijke en goede samenvatting

review-writer-avatar

Door: jvanstekelenburg • 2 jaar geleden

Fijne korte samenvatting waar alles in staat wat je moet weten.

avatar-seller
OUWV
Thema 1 Levenslooppsychologie

Studietaak 1.1 Levensloop en ontwikkeling blz. 1
Studietaak 1.2 Theoretische perspectieven blz. 3
Studietaak 1.3 Onderzoek naar de levensloop blz. 7

Thema 2 Jongvolwassenheid

Studietaak 2.1 Lichamelijke ontwikkeling blz. 9
Studietaak 2.2 Cognitieve ontwikkeling tijdens de jongvolwassenheid blz. 12
Studietaak 2.3 Persoonlijke ontwikkeling (beroep) blz. 14
Studietaak 2.4 Sociale ontwikkeling blz. 14

Thema 3 Middelbare leeftijd

Studietaak 3.1 Lichamelijke ontwikkeling blz. 21
Studietaak 3.2 Cognitieve ontwikkeling blz. 24
Studietaak 3.3 Persoonlijke ontwikkeling blz. 25
Studietaak 3.4 Sociale ontwikkeling blz. 26

Thema 4 Ouderdom

Studietaak 4.1 Ageism blz. 30
Studietaak 4.2 Lichamelijke ontwikkeling blz. 32
Studietaak 4.3 Cognitieve ontwikkeling blz. 34
Studietaak 4.4 Persoonlijke ontwikkeling blz. 35
Studietaak 4.5 Sociale ontwikkeling blz. 37

Thema 5 Het einde

Studietaak 5.1 Doodgaan blz. 40
Studietaak 5.2 Kiezen voor de dood blz. 42




blz. 1 van 45

,Studietaak 1.1 Levensloop en ontwikkeling

Een wetenschap, toegepast en interdisciplinair
1) Developmental science: studie gericht op het begrijpen van constanten en veranderingen gedurende de levensloop.
a) Toegepaste wetenschap:  school  gezondheid  sociaal (persoonlijkheid en sociale ontwikkeling)  ouders
b) Interdisciplinair:  psychologie  sociologie  antropologie  biologie  neurowetenschappen   opleiders
 familiestudies  geneeskunde  publieke gezondheid  sociale dienstverlening

Basis
1) Theorie: een geordende, geïntegreerde lijst van uitspraken die gedrag beschrijven, verklaren en voorspellen
a) Belangrijk om 2 redenen:  raamwerk voor observaties: gidsend en meninggevend  basis voor praktische actie
b) Theorieën worden beïnvloed door de culturele waarden en overtuiging van een tijdspanne
i) Maar ze verschillen van opinie of geloof omdat ze afhangt van wetenschappelijke verificatie (getest, replicatie)
c) Verschillen: zie hieronder: 2), 3) en 4)
2) Continue  discontinue
a) Continue ontwikkeling: een proces van langzaam verbeteren van dezelfde vaardigheden die reeds aanwezig
waren: gradueel en doorgaand
b) Discontinue ontwikkeling: een proces waarbij nieuwe manieren van begrip en reacties op de wereld
opkomen op specifieke momenten
i) Stadia: kwalitatieve veranderingen in denken, voelen, en gedrag die specifieke perioden van
ontwikkeling karakteriseren; met snelle transformaties  snelle verandering
3) Een koers in ontwikkeling  meerdere koersen
a) Stadiatheorie: iedereen volgt dezelfde opeenvolging van ontwikkeling
b) Hedendaagse theorie: houdt rekening met context (combinatie van persoonlijke en omgevingsomstandigheden 
verschillende paden)
i) Persoonlijk: erfelijkheid en biologische kenmerken
ii) Omgeving:  thuis  school  buurt  gemeenschap  sociale waarden  historische tijdspanne
4) Nature  nurture
a) Theorieën die stabiliteit onderschrijven: het belang van erfelijkheid, waarbij slechts vroege ervaringen meespelen
(Bowlby; Johnson; Sroufe)
b) Theorieën die plasticiteit onderschrijven: verandering is mogelijk en zal gebeuren als de ervaringen dat ondersteunen
(Greenspan; Shanker; Lester; Masten; McEwen)

Een perspectief van levensspanne: een gebalanceerd standpunt
1) Geloof in combinaties van de 3 tegenstellingen in de 3 standpunten: a.g.v. uitgebreider onderzoek in de 1e 2 decennia
van het leven
a) < 1950: ontwikkeling stopt na adolescentie; volwassenheid is een plateau, ouderdom een vermindering
b) > 1950: De veranderingen in de USA bevolking  inzicht dat de veranderingen het hele leven optreden
i) Hogere gemiddelde leeftijd (1900: 50  2014: 78.1  2050: 84)
ii) Gezondere, actievere ouderen  verschuiving van het beeld van de mens:
iii)  Ontwikkeling is een dynamisch systeem: doorgaand proces, van conceptie  dood; gekneed door een complex
netwerk van biologische, psychologische en sociale invloeden (Lerner e.a. 2005)
2) Levensloopperspectief:  levenslang  multidimensionaal en multidirectioneel  zeer plastisch  beïnvloed door
verschillende interacterende krachten (Baltes e.a. 2006)
3) Ontwikkeling gaat levenslang door
a)  fysiek  cognitief  emotioneel-sociaal:biopsychociale processen die in tijd en context veranderen
Prenataal Conceptie  Van eencellige organismen  baby die zich goed kan aanpassen
geboorte
Peuter 0-2 Veranderingen in lichaam en hersenen  motor / perceptie / intelligentie / hechting
Kleuter 2-6 Speeljaren:  > motor / gedachten / taal / moraliteit / binding met peers
Kinderjaren 6-11 School  atletischheid/ logisch denken / abc / zelfbegrip / moraliteit / vriendschap
Adolescenti 11-18 Volwassen lichaam / abstract / idealisme / schoolresultaten / waarden-normen / autonomie
e
Vroege V 18-40 Verlaten thuis / afronden opleiding / werken / trouwen / kinderen / andere levensstijlen
Midden V 40-65 Carrière / kinderen volwassen / aanpassen veroudering / bewustwording sterfelijkheid
Late V 65 –dood Pensioen / < fysieke kracht en gezondheid / dood echtgenoot / reflecteren op zin van leven




blz. 2 van 45

,Studietaak 1.1 Levensloop en ontwikkeling

4) Ontwikkeling is multidimensionaal en multidirectioneel
a) Multidimensionaal: biologisch / psychologisch / sociaal / cognitief / emotioneel
b) Multidirectioneel: groei  afname in de loop van de tijd: in alle ontwikkelingsdomeinen (waaronder cognitief)
5) Ontwikkeling is plastisch
a) Intellectuele (verminderde) groei ook tijdens oudere jaren: metafoor vlinder i.p.v. schipbreuk
b) Verschillen tussen individuen: meer diversiteit in het leven / biologie en omgeving  meer aanpassingsvermogen
6) Ontwikkeling wordt beïnvloed door meerdere, interacterende krachten
a) Meerdere krachten  biologisch  historisch  sociaal  cultureel  3 invloeden
i) Normatieve leeftijd gerelateerde invloeden: gebeurtenissen die gerelateerd zijn aan leeftijd en dus het moment van
optreden
(1) Beïnvloedt door biologie maar ook door sociale gebruiken (school; rijbewijs)
ii) Normatieve geschiedenis gerelateerde invloeden: verklaren waarom cohorten overeenkomstig gedrag vertonen
(1) Babyboom: 1946-1964: 1960: verdubbeling geboorteratio  grootste groei ooit  herdefiniëren beeld
ouderdom
iii) Niet normatieve invloeden: onregelmatige gebeurtenissen die 1 persoon aangaan en geen tijdslijn volgen
(1) Deze zijn in de loop der tijd belangrijker geworden: er bestaat nu meer verscheidenheid

Biologie en omgeving
1. Omgevingsrisico’s i.c.m. werking biologie zijn predisponerend voor toekomstige problemen (Masten 2006)
2. Veerkracht: het vermogen om zich t.o.v. de bedreigingen van ontwikkeling effectief te adapteren; 4 factoren
a. Persoonlijke karakteristieken:  intelligentie en sociaal gewaardeerde talenten  beloningen op school en
samenleving  temperament: makkelijk temperament / inhiberen negatieve emoties  positieve respons omgeving
b. Warme ouderrelatie: ook afhankelijk van karakteristieken en vv
c. Sociale steun buiten het gezin: als vervanging bij gebrek aan steun binnen het gezin: volwassen of peers
d. Samenlevingsbronnen en kansen: school / gezondheidszorg / bibliotheken / recreatie / naschoolse activiteiten



Studietaak 1.2 Theoretische perspectieven

Een levensloop visie: naar voren en naar achteren kijken
1) 1946-1694: 92% van USA-V werd moeder (gem. 4 kinderen): elke 8 seconden werd een baby geboren.
a) Intergerelateerde factoren
i) Late huwelijken en ouderschap a.g.v. de grote depressie (1930-1940) en WO II  2 cohorten die tegelijk kinderen
kregen in korte tijd
ii) > 1950: grote gezinnen kunnen betaald worden; mensen trouwden jonger  babyboom tot 1960.
(1) Babyboomers: > geld; > opleiding  > optimisme / behoefte aan individuele herkenning (narcisme)
iii) 1960-1970: de vroege babyboomer gaat studeren  > opleiding: zelfgericht / sociaal bewust / autonomie
iv) > 1965: < huwelijken (later trouwen) / > scheidingen / antioorlog beweging / burgerrechten / vrouwenbeweging
(1) Late babyboomers: zoektocht naar persoonlijke betekenis, zelfexpressie, sociale verantwoordelijkheid 
sociaal bewogen schrijvers / leraren / filmmakers / vakbonden
(2) Babyboom V:  arbeidsmarkt: strijd voor gelijkheid  > zelfvertrouwen
(3) Interesse in gelijkheid  politieke invloed  > 1960: discriminatiewet (arbeid) / rasgelijkheid: publieke ruimtes
> 1970: homorechten
v) Vandaag: babyboomers: grootste generatie die oud wordt  meer betekenis in deze levensfase / betrokkenheid
bij sociale aspecten / fysieke veranderingen willen controleren (anti-age)
vi) Toekomst:
(1) Negatief: > sociale lasten / gezondheidskosten;
(2) Positief > tijd om voor anderen te zorgen / > ervaring / > vrijwilligers werkmogelijkheden




blz. 3 van 45

, Studietaak 1.2 Theoretische perspectieven

Jaar Wetenschapper Wetenschappelijke denkwijze
Wetenschappelijke aanvang
Voorvader van wetenschappelijke kinderstudie
1809-1882 Charles Darwin  Evolutietheorie:  natuurlijke selectie  survival of the fittest
 Adaptieve waarde van fysieke karakteristieken en gedrag
 Opvolging: het kind maakt dezelfde groei door als de ontwikkeling van de mens (≠)
De normatieve tijd
1844-1924 Stanley Hall  Stichter van de kinderbeweging
1880-1961 Arnold Gesell  Ontwikkeling = vastgestelde serie gebeurtenissen (maturation process)
1967 Benjamin Spock  Normatieve insteek: metingen van gedrag op grote aantallen kinderen 
leeftijdsgemiddelden van typische ontwikkeling, m.b.v. vragenlijsten en observatie
Gesell en Spock   informatie aan ouders: Baby and Child Care.
De mentale test beweging
1900 Alfred Binet  IQ test  Stanford-Binet Intelligence scale (1916) 
Simon  voorspelling voor schoolresultaten
 interesse in individuele verschillen
De beweging halverwege de 20ste eeuw
Psychoanalytisch perspectief
1930-1940 Freud / Erikson  Psychoanalytisch perspectief: series van stadia (equilibrium)
Voordelen:
 Nadruk op begrip van de uniciteit van de levensgeschiedenis
 M.b.v. klinische (casestudie)  gedetailleerd beeld van persoonlijkheid
 Veel onderzoek
Nadelen
 Geïsoleerd: te sterke commitment aan klinische aanpak  open voor alternatieven
 Psychoseksuele stadia en functie van ego te vaag  mogelijkheden tot testen
1856-1939 Sigmund Freud  Psychoseksuele theorie: de nadruk op de rol van ouders in het managen van de
seksuele en agressieve driften in het kind in de eerste jaren
 De 1e die de nadruk legde op de band tussen kind en ouder
 Kritiek:  > nadruk op seksuele gevoelens in ontwikkeling  gebaseerd op rijke
Oostenrijkers  geen directe studie van kinderen
1902-1994 Erik Erikson  Psychosociale theorie: naast de interactie tussen id, ego en superego ook een
positieve contributie van ontwikkeling in ieder stadium om tot een lid van de
maatschappij te worden: positief  negatief  gezond  niet aangepast
 Normale ontwikkeling moet worden begrepen in het licht van de situaties van de
cultuur
Stadium Leeftijd Freud Erikson
Oraal 0-1 Zuigen  negatief: duimzuigen / nagels Basis vertrouwen  wantrouwen = <
bijten / pen kauwen / teveel eten, roken warmte
Anaal 1-3 Zindelijk  negatief: Autonomie  schaamte = < aanmoediging
te veeleisend / te netjes
Fallisch 3-6 Oedipus en Electra  geweten Initiatief  schuld = > eisen
Latent 6-11 < seksuele interesse / > superego IJverig  minderwaardig = negatieve
 waarden ervaringen
Genitaal Adolescentie Seksuele herinteresse Identiteit  rolverwarring
 trouwen en kinderen
Vroege Volw. Intimiteit  isolatie = vroege slechte
ervaringen
Midden Volw. Generatief  stagnatie bij falen
Late Volw. Integriteit  wanhoop  angst te sterven




blz. 4 van 45

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper OUWV. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 52355 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,49  5x  verkocht
  • (2)
In winkelwagen
Toegevoegd