Week 1 Oude geschiedenis
Wat is Oude Geschiedenis?
‘Big bang’ van beschavingen gebeurt op verschillende plekken in de wereld vrij snel achter
elkaar. Deze hebben voor een groot deel dezelfde kenmerken:
● Staatsvorming: imperia, stadstaten
● Ontstaan van schrift
● Wetgeving
● Letterkunde, beeldende kunst, bouwkunst
● Wereldgodsdiensten
● Exploratie van de wereldzeeën
● Filosofie, wetenschap
Globale indeling Oude Geschiedenis (3000 v.C. - 500 n.C.)
● 3000 - 1000 v.C.: vergelijkbare maatschappelijke structuren in Egypte, Mesopotamië,
India en China, van grote stadstaten naar grote koninkrijken.
● 1000 - 200 v.C.: toenemende diversiteit in maatschappelijke structuren
● 200 v.C. - 500 n.C.
○ West-Azië en Europa: Romeins imperium
○ China: consolidatie van het keizerrijk (Han)
3000-2000 v.C.: de oudste beschavingen komen op langs de grote rivieren. Regen is
onvoorspelbaar, maar de rivieren hebben een soort vast patroon. Samenwerken om irrigatie
te organiseren en het water te laten doen wat je wil. Dit creëert een surplus, wat leidt tot het
vormen van steden en de daarbij horende monumentale bouwwerken.
Bronnen:
● Materiële bronnen: archeologie
● Schriftelijke bronnen: historische tekstwetenschappen
○ Jean-François Champollion: Egyptisch hiërogliefenschrift oncijferd in 1822
○ Henry Creswicke Rawlinson: Mesopotamisch spijkerschrift ontcijferd in 1846
○ Michael Ventris: Lineair B ontcijferd in 1952 (Myceens Grieks)
Continuïteit van de oudheid in het Midden-Oosten, het Middellandse Zeegebied en Europa:
● Politieke identiteiten
● Letterkunde, beeldende kunst, bouwkunst
● Filosofie en politieke theorie
● Democratie (theorie)
● (natuur)wetenschap
● (Romeins) recht
● Monotheïstische religies: Jodendom, Christendom, Islam
Casus: Mesopotamië
Vruchtbare maan: heeft in ecologie en economie min of meer dezelfde ontwikkelingen
gekend. Veel onderling cultureel contact gehad.
Dominantie:
● Soemerië en Elam 3000-2500
● Akkad (Babylonië) 2300-1800
, ● Assyrië 2000-?
● Babylonië 1800-?
● Assyrië 1400-612
● Babylonië 612-539
● Perzië 539-331
Sociale relaties
● Reciprociteit
Geven en ‘vrijwillig’ teruggeven, geschenken zijn ongeveer gelijk naar verhouding tot
vermogen en de betrokkenen zijn in principe gelijk.
● Schuld
Geschenk eenzijdig met expliciete verplichting tot teruggeven, betrokkenen zijn
ongelijk en de relatie wordt na voldoening beëindigd.
Hiërarchie in Mesopotamië in termen van reciprociteit en gezag. Onderste lagen geven
koning geschenken/tributen, gehoorzaamheid en verplichtingen. De koning verdeeld die
weer onder de bevolking in de vorm van geschenken, gunsten en gezag.
Creëren surplus → ontstaan organisatie, gezag (hiërarchie)
Economische structuur: redistributie economie = centrale inning van surplus, pacht en
belasting, vervolgens herverdeling. Opslag en administratie nodig. Overal, behalve in China,
is het schrift begonnen als een administratief middel.
Met de grote rijken die ontstaan, ontstaan ook enorme paleizen om deze rijken in stand te
houden (opslag belasting/tribuut).
Religie
● Ontstaansgronden: theorieën en functies van religie
● Betekenis voor individu en samenleving: theologie, cultus en levenswijze
● Verwevenheid van religie en samenleving in historische en hedendaagse
maatschappijen
Ontstaansgronden
● Cognitief: de wens de wereld te begrijpen
○ Verklaring van de wereld → oorzaak en gevolg, het gevolg leidt tot
het zoeken van de oorzaak (aetiologie) → filosofie →
wetenschappelijk denken
, ○ Goede en kwade krachten (oorzaken)?
○ Krachten groter dan mensen → goden
○ Er zijn veel krachten (polytheïsme)
○ Goden
■ Aard van het goddelijke, diversiteit in het goddelijke (theologie, vorm
(antropomorf, theromorf)
■ Ontstaan van de goden en hun relatie tot elkaar en de wereld
(theogonie, cosmogonie), baseren het op hun eigen manier van leven
■ Aard van de wereldorde van goden en mensen (cosmologie), relatie
met sociale en ethische leefregels
● Sociale verbanden: reciprociteit en schuld
○ Goden geven alles wat goed gaat aan mensen en mensen geven
geschenken terug → cultus.
De geschenken van de goden zijn altijd groter → de mens staat in
de schuld bij het goddelijke.
Theodicee: vraagstuk van de goddelijke rechtvaardigheid.
○ Cultus
■ Onderhoudt reciprociteit met goden. Gemeenschappelijkheid in
handeling en identiteit.
■ Regels
■ Antieke koninkrijken: koning is de spil in de relatie tussen goden en
mensen
● Verantwoording schuldig aan goden
● Verantwoordelijk voor religieuze gang van zaken
● Garandeert welvaart en (militair) succes
■ Grote, hoge gebouwen → dichtbij de goden komen
■ Assyrische veroveringen om op last van de goden overal de chaos uit
te roeien
○ Ca. 900-700: langzame vestiging van monotheïsme in Israël en Juda. Sterke
invloed van Assyrisch koningschap op het verbond tussen Jahweh en de
Joden. Tijdens en na Babylonische periode: invloed van Mesopotamische
wetten en kalenders op Joodse (religieuze) regels (Deuteronomium).
● Ethiek: geschreven en ongeschreven leefregels
○ Behouden individu en groep → balans, elementaire leefregels voor
gedrag, beloning en straf → wetten en rechtspraak
■ Tegenover mensen: ingebed in maatschappelijke verhoudingen
■ Tegenover goden: verbonden met cultus, theodicee en theologie
■ Tegenover dieren: variabel
○ Basale leefregels van reciprociteit onder mensen
Bijna alle religies bestaat uit de combinatie van deze 3 elementen
Verwevenheid religie en samenleving
● Cognitieve factoren ingebed in sociale verbanden tussen mensen en goden en
verbonden met leefregels (ethiek)
● Verwevenheid religie en samenleving historisch en universeel gangbaar
● Vorm historisch erg divers
● Vanaf 17e eeuw in west Europa: langzame ontvlechting van cognitie en ethiek uit dit
geheel (wetenschappelijke revolutie, Verlichting, scheiding kerk-staat vanaf 19e