Week 1 Opzet en Schuld
Jurisprudentie voorbedachte raad
HR 5 november 2013, NJ 2014, 157 (Voorbedachte raad II)
Jurisprudentie opzet
HR 18 januari 2005, NJ 2005, 154 (HIV II)
HR 20 februari 2007, NJ 2007, 313 (HIV IV)
HR 11 november 2014, NJ 2015, 96 (Opzet)
Jurisprudentie schuld
HR 1 juni 2004, NJ 2005, 252 (Blackout)
HR 3 december 2013, NJ 2014, 30 (Snelheidswedstrijd)
HR 16 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1656, NJ 2015, 301 (Filefuik)
Noot Blom bij Filefuik: Strafrecht Updates annotaties SR_2015_0279 (Canvas)
HR 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2414 (Verkeersruzie op de snelweg) (Canvas)
Voorbedachte raad II blz. 1290
(2.2.1)Een man heeft een enkele tijd door dat zijn vrouw sex heeft met een collega van haar. Op een avond
als zij in bed liggen valt hij haar aan. Het hof en de Hoge raad verdeeld dit in 4 afzonderlijke fase van
“poging tot moord”. De verdachte heeft opzettelijk en met voorbedachte rade het leven van zijn vrouw te
beroven en dat met opzet en kalm beraad en rustig overleg:
1. met een hamer meerdere malen tegen het hoofd geslagen;
2. de keel heeft dichtgeknepen en in een wurggreep heeft genomen;
3. tweehandig met kracht met een paraplu tegen het hoofd geslagen;
4. met een scherp afgebroken deel van de paraplu gestoken;
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het Hof vind dat er voldoende bewijs is voor voorbedachte raad en de man krijgt 6 jaar celstraf. Gaat
vervolgens naar de HR.
Rechtsvraag: is er voldoende bewijs voor het bestandsdeel voorbedachte raad ?
(2.3) De HR begint met uitleg over de bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachte raad”. Er
moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te
nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling,
zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen
daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Er moet vast komen te staan dat:
1. De verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn
voorgenomen daad;
2. Zich daarvan rekenschap te geven;
3. Is het redelijk aan te nemen dat de verdachte van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt
4. En dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen
daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
Dit is moeilijk te bewijzen en hangt dus ook af van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals:
de aard van het het feit;
de omstandigheden waaronder het is gegaan;
de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
,Rechtsregel: De enkele omstandigheid dat niet is vast komen te staan dat is gehandeld in een
ogenblikkelijke gemoedsopwelling is niet toereikend om daaraan de gevolgstrekking te verbinden dat er
sprake is van voorbedachte raad.
De uitspraak wordt vernietigd en het Hof moet zich opnieuw over de zaak buigen.
HIV II blz. 723
(3.1) Het gaat in deze zaak of voorwaardelijke opzet van toepassing is bij poging tot zware mishandeling
(zwaar lichamelijk letsel), namelijk HIV. Er word ook benoemd hoe groot de kans is op besmetting door
specialisten etc. Verdachte heeft namelijk zonder aan te geven dat hij HIV-positief is, onbeschermd oraal
en anaal seks gehad met het slachtoffer.
Rechtsvraag: Heeft de verdachte de aanmerkelijke kans, dat degene waar hij seksueel contact mee had
AIDS zou oplopen, aanvaard?
(3.6) Het aangaan van onbeschermd seksueel contact door iemand die met HIV besmet is, is gevaarzettend.
Deze gevaarzetting brengt echter niet met zich mee dat er naar algemene ervaringsregels een zodanige
aanmerkelijke kans op HIV-besmetting in het leven wordt geroepen, dat er sprake is van voorwaardelijk
opzet. Dit kan anders zijn indien er sprake is van bijzondere, risicoverhogende omstandigheden, maar nu
het hof hier niets over heeft gezegd gaat dit in casu niet op. De Hoge Raad vernietigt het arrest en verwijst
het terug naar een ander hof.
Rechtsregel: het hebben van onbeschermd seksueel contact, terwijl men weet dat hij HIV-positief is, brengt
op zichzelf, zonder bijzondere, risicoverhogende omstandigheden, niet met zich mee dat er naar algemene
ervaringsregels een zodanige aanmerkelijke kans op HIV-besmetting in het leven wordt geroepen, dat er
sprake is van voorwaardelijk opzet.
HIV IV blz. 862
(3 t/m 3.3) De verdachte loog meerdere malen tegen het slachtoffer dat hij negatief getest was op HIV
terwijl hij wist dat hij positief was. Zij hebben daarna meerdere malen onbeschermd seks gehad.
(4.1 t/m 4.3) Er kan niet bewezen worden dat er een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar
lichamelijk letsel bestond in casu. Er is geen sprake van bijzondere, risicoverhogende omstandigheden.
(4.4) Dat de verdachte willens en wetens heeft voorgelogen kan van belang zijn om vast te stellen of de
persoon in kwestie de kans willens en wetens heeft aanvaard, maar niet voor de vaststelling van de grootte
van die kans. Er komt onvoldoende gewicht toe aan de gegevens om de aanmerkelijke kans te kunnen
bewijzen.
Rechtsregel: doordat ze veelvuldig seksueel contact hadden is er weliswaar een zekere verhoging van het
bedoelde risico, maar dit kan niet worden aangemerkt als een bijzondere, risicoverhogende omstandigheid
die in dit soort zaken wordt geeist voor het bewijzen van voorwaardelijke opzet.
Opzet blz.1365
Zie voorafgaand stuk voor achtergrondinformatie van de A-G die duidelijke voorbeelden beschrijft.
2 verdachten hebben voorwerpen gestolen en vluchtten daarna in een auto weg. Ze naderen een hek dat
steeds meer sluit en zien 10 meter voor het naderen van het hek pas dat er een vrouw bij staat. Ze rijden
met minstens 50 km/u en hebben niet geremd of ontweken. Het hof veroordeeld hen voor:
Voorwaardelijke opzet op poging tot doodslag;
Schuld in de zin van roekeloosheid;
,(2.3) De HR komt tot de conclusie dat: Het hof blijkbaar in aanmerking heeft genomen dat er nog maar een
smalle en kleiner wordende opening was aan de zijde van de poort waar het slachtoffer zich bevond en dat
verdachte niet heeft afgeremd of is uitgeweken. Een en ander vormt evenwel, in het licht van het gevoerde
verweer dat samengevat inhoudt dat de verdachte pas een factie van een seconde voor de botsing met het
hek de vrouw heeft waargenomen, onvoldoende grond voor het oordeel dat de verdachte met
voorwaardelijk opzet heeft gehandeld. (Of te wel, hij had niet genoeg tijd om de aanmerkelijke kans op de
dood te aanvaarden) Het middel slaagt en het Hof moet zich opnieuw over de zaak buigen
(2.4) De roekeloosheid wordt buiten bespreking gehouden omdat de voorwaardelijke opzet niet opgaat en
dus de roekeloosheid ook niet.
Black-out blz. 708
(3.2-3.4)De verdachte stuurt een bocht links in waarna ze vervolgens een black-out van 3 seconden heeft,
ze beland op de tegengestelde weghelft en rijd tegen een tegemoetkomende auto op. Ze wordt
veroordeeld voor aanmerkelijk onoplettend en/of onachtzaam rijgedrag en is schuldig aan een
verkeersongeval waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht.
Verdacht vind dat zij niet onachtzaam heeft gereden maar een black-out had.
(3.5) Er kan in zijn algemeenheid niet aangegeven worden of 1 verkeersovertreding voldoende kan zijn voor
de bewezenverklaring van schuld in de zin van de bedoelde bepaling. Daarvoor zijn de aard en de concrete
ernst van de overtreding en de omstandigheden van belang. Er kan niet door de ernst van de gevolgen van
verkeersgedrag afgeleid worden dat er sprake is van schuld.
(3.6-3.7) De HR vind het onbegrijpelijk dat het Hof niet heeft gemotiveerd waarom zij de black-out als
onoplettend en/of onachtzaam hebben “bestempeld”. De bewezenverklaring is niet voldoende
gemotiveerd en de HR verwijst de zaak terug naar het Hof.
Snelheidswedstrijd blz 1299
De verdachte heeft een snelheidswedstrijd gehouden en hield zich niet bezig met het verkeer en
veroorzaakt daardoor een ongeluk binnen de bebouwde kom. Verdachte wordt door het hof veroordeeld
voor roekeloos rijden waardoor een ongeval met de dood tot gevolg plaatsvond.
(4.2) Het middel richt zich tegen het oordeel dat er sprake is van schuld in de zin van roekeloosheid. Om dit
te beoordelen vergt een beoordeling van de specifieke omstandigheden van het geval. Er zal in
uitzonderlijke gevallen sprake zijn van roekeloosheid. Dit moet goed gemotiveerd worden.
(4.3) Het hof heeft zijn oordeel dat sprake is van roekeloosheid van een motivering die door jurisprudentie
etc. wordt geeist.
(4.4) Het middel klaagt dat de motivering van het Hof tekortschiet. De verdachte heeft terwijl hij in de
bebouwde kom reed te midden van andere weggebruikers was verwikkeld in een snelheidswedstrijd met
een andere automobilist, met een zeer grote overschrijding van de maximumsnelheid van 50 km/u en
zonder bij nadering van een bocht snelheid te verminderen, de controle verloren over zijn auto en met een
groot snelheidsverschil de auto van het slachtoffer aangereden. Hierin heeft het Hof een voldoende
motivering gegeven dat er sprake is in een uitzonderlijk geval die “roekeloosheid” eist. De HR verwerpt het
beroep.
Filefuik blz. 1389
De feiten kort samengevat: de verdachte reed zonder rijbewijs, onder invloed van cannabis, na een
achtervolging op de snelweg door meerdere politieauto’s, met ernstige overschrijding van
maximumsnelheid, zonder de auto tot stilstand te brengen binnen een afstand waarover hij de weg kon
, overzien, hard in op een langzaam rijdende auto (file) waardoor het slachtoffer in deze auto is komen te
overlijden.
(2.3.2) De HR legt nog een keer de voorwaarden voor roekeloosheid duidelijk uit.
(2.4.2) Ook in dit geval vond de HR dat het Hof in zijn bewijsvoering voldoende heeft gemotiveerd dat er
sprake is van een uitzonderlijk geval in de zin van “roekeloosheid”.
Verkeersruzie op de snelweg (canvas)
De verdachte heeft s ’nachts bij een verkeersruzie een (voor hem) rijdende auto dicht genaderd, met zijn
lichten geseind en deze rechts ingehaald. Vervolgens heeft hij zijn auto plotseling tot stilstand gebracht op
de rijbaan van een onverlichte snelweg om verhaal te halen, waarbij verdachte zo abrupt heeft geremd dat
de achter hem rijdende auto werd gedwongen te stoppen. Als gevolg daarvan is een achteropkomende
auto in botsing gekomen met de stilstaande auto’s, waarbij drie personen gewond zijn geraakt (zwaar
lichamelijk letsel).
Oordeel rechtbank over roekeloosheid:
Verdachte heeft zijn auto doelbewust tot stilstand gebracht op de autosnelweg, om verhaal te
halen naar aanleiding van een verkeersruzie. Doordat verdachte abrupt remde, was de
bestuurster van de achterop komende auto genoodzaakt haar auto eveneens tot stilstand te
brengen. Op die manier heeft zij kunnen voorkomen dat zij achterop de auto van verdachte is
gebotst. Verdachte is vervolgens uit zijn auto gestapt om verhaal te halen bij de auto achter hem
en heeft zijn auto onbemand achtergelaten.
Door het handelen van verdachte stonden twee auto's stil op de rechterrijstrook. Bij nacht, zonder
noodzaak, stilstaan op de rijbaan van een onverlichte autosnelweg, merkt de rechtbank aan als
buitengewoon onvoorzichtig gedrag waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven wordt
geroepen, doordat het achteropkomende verkeer volstrekt niet bedacht is op een dergelijke
situatie op die plaats op de weg. Daar komt nog bij dat op de autosnelweg met hoge snelheden,
zo'n 120 kilometer per uur, wordt gereden. Die snelheden zullen 's avonds, wanneer het relatief
rustig op de weg is, wellicht nog hoger liggen. In ieder geval maken deze snelheden het voor
andere verkeersdeelnemers lastiger adequaat te reageren en verhogen deze de risico's. Dat
verdachte zich bewust was van de gevaren van zijn handelen, blijkt uit zijn verklaring ter
terechtzitting. Hij verklaarde namelijk dat hij niet zomaar langzaam gaat rijden op de autosnelweg.
"Dat doet geen normaal mens." Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte zich degelijk bewust
was van de gevaren van zijn handelen. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden om
toch midden op de autosnelweg zijn auto tot stilstand te brengen, een andere auto daarmee te
dwingen te stoppen en vervolgens zijn eigen auto onbemand achter te laten.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van roekeloosheid in de zin van de wet.”
(3.5)Het Hof oordeelde in lijn met de rechtbank, en ook de HR vind dat het Hof in zijn bewijsvoering tot
uitdrukking heeft gebracht dat hier een uitzonderlijk geval in de zin van roekeloosheid voordoet
Week 2 Causaliteit