Blok 2.6 - Stress & Anxiety Probleem 3
Artikelen: Ehlers & Clark (artikel 1), Brewin & Holmes (artikel 2), van den Hout &
Engelhard (artikel 3), Foa & McLoan (artikel 4).
Vignet A Artikel 2
1) Psychologische Processen & PTSD
Geheugen
In PTSD worden een paar veranderingen in het functioneren van het geheugen
opgemerkt die vergelijkbaar zijn met veranderingen voor mensen met een
depressie. Er lijkt een bias te zijn richting het verhoogd ophalen van trauma-
gerelateerd materiaal en er zijn moeilijkheden in het ophalen van
autobiografische herinneringen van specifieke gebeurtenissen. Wat specifiek
voor PTSD is, is het bestaan van een tegenstrijdig herinnerings-patroon
gerelateerd aan het traumatisch materiaal zelf.
PTSD kan gekarakteriseerd worden door zowel veel voorkomende, stressvolle en
opdringerige herinneringen en door amnesie voor de details van de gebeurtenis.
Studies over het geheugen van patiënten over persoonlijk ervaren traumatische
gebeurtenissen bevestigen dat herinneren vaak verbeterd in de eerste paar
weken, dat de inhoud dan kan veranderen en dan neigen de herinneringen
ongeorganiseerd te raken en komen er gaten.
Een andere opvallende eigenschap van PTSD is het hebben van flashbacks van
het trauma. Het herbeleven van deze herinneringen wordt gereflecteerd door
een vervorming van het gevoel van tijd, waardoor het lijkt alsof de traumatische
gebeurtenis in het heden plaatsvindt, in plaats van dat het overkomt als een
herbeleving van het verleden.
Meer recente onderzoeken hebben zich gericht op het zoeken van andere
geheugenprocessen die relevant zijn voor PTSD. Zij vonden dat gezonde mensen
een grotere capaciteit van het werkgeheugen hebben en beter zijn in het
onderdrukken van ongewilde gedachtes wanneer zij dit moeten doen in een
experiment. Deze bevindingen kunnen verklaren waarom lage intelligentie, wat
sterk gerelateerd is aan de capaciteit van het werkgeheugen, een risico factor is
voor PTSD. En gegeven de vereisten van psychologische therapie, kunnen lage
niveaus van capaciteit in het werkgeheugen een slechtere uitkomst van de
therapie voorspellen.
Aandacht
Twee studies suggereren dat er een attentional bias bestaat die erg vroeg in het
verwerkproces optreedt. Dit is aangetoond met een Strooptest-experiment waarin
het noemen van de kleur van ‘trauma’ woorden langzamer ging. In een Dot
Probe-taak was de reactie op het puntje dat het traumawoord verving sneller. Dit
lijkt er dus op te wijzen dat de traumawoorden meer aandacht vragen en dat hier
een attentional bias voor is. Er kunnen echter geen hele sterke conclusies
getrokken worden en verder onderzoek is ook nog nodig. De attentional bias is
belangrijk, maar het is geen unieke eigenschap van PTSD.
, Dissociatie
Dissociatie wordt soms gedefinieerd als een soort tijdelijke storing in de relatief
continue, samenhangende processen van het waarnemen van de wereld om ons
heen, het herinneren van het verleden of het hebben van een enkele identiteit die
ons verleden linkt aan de toekomst. Symptomen van dissociatie die het meeste
voorkomen bij trauma, bevatten emotionele gevoelloosheid, derealisatie,
depersonalisatie en ‘out-of-body’ ervaringen. Ze zijn gerelateerd aan de ernst van
het trauma, de angst voor de dood en een hopeloos gevoel. Wanneer deze
symptomen voorkomen in de loop van een traumatische gebeurtenis, worden ze
peri-traumatische dissociaties genoemd.
In laboratoriumstudies met gezonde mensen werd dissociatie tijdens het
blootstellen aan een traumafilm geassocieerd met een toename van volgende
opdringerige herinneringen van de traumafilm. In tegenstelling hierop, wordt de
aanwezigheid van dissociatie symptomen na het zien van de film niet consistent
geassocieerd met een risico voor latere PTSD.
Cognitieve Affectieve Reacties
Een vereiste voor PTSD volgens DSM-IV is het ervaren van intense angst,
hulpeloosheid of horror op het moment van het trauma. Consistent hiermee, is
een sterke relatie tussen elk van deze specifieke reactie in slachtoffers van
gewelddadige misdaad en het risico op PTSD 6 maanden later.
Sterk gerelateerd aan hulpeloosheid is het idee van mental defeat (mentale
nederlaag). Dit wordt gedefinieerd als het waargenomen verlies van alle
autonomie, een toestand van opgeven van, in eigen gedachte, alle moeite voor
het behouden van eigen identiteit als een mens met een eigen wil. Het is een
diepgaande toestand dat niet gecategoriseerd kan worden als een emotie of
geloof, want het heeft karakteristieken van beiden.
Waar sommige emoties een direct resultaat van uitkomsten zijn, zijn andere
emoties afhankelijk van een element van cognitieve appraisal. Traumatische
gebeurtenissen variëren aanzienlijk in de tijd die beschikbaar is voor het
slachtoffer om de situatie te beoordelen en corresponderende emoties te uiten.
Na het trauma, is er wel cognitieve appraisal mogelijk voor het beoordelen van de
oorzaak, verantwoordelijkheid en de gevolgen van het trauma en dit geeft veel
mogelijkheid voor het ervaren van negatieve emoties. Er is veel bewijs dat
aangeeft dat gevoelens van schuld, schaamte, verdriet, verraad, vernedering en
woede regelmatig samengaan met PTSD.
Geloven
Een centraal idee is dat traumatische gebeurtenissen de basis geloven en
assumpties van mensen verwoest. De subjectieve perceptie van dreiging is vaak
een belangrijke voorspeller van distress. In PTSD bevatten de geloven die als
belangrijk gezien worden vaak meer dreiging.
Consistent hiermee is een algemene toename van negatieve geloven over
zichzelf, anderen en de wereld gevonden in traumaslachtoffers met PTSD in
vergelijking met slachtoffers zonder PTSD. Een aantal auteurs benadrukt de
, mogelijkheid van een trauma om vertrouwen te verwoesten en te leiden tot het
geloof van slachtoffers dat ze teleurgesteld of in de steek gelaten worden door
bijvoorbeeld hun verzorgers. Hoge niveaus van woede met anderen die
gerapporteerd worden door PTSD-patiënten zijn ook consistent met het verlies
van geloof in de goede intenties van andere mensen.
Ander onderzoek heeft ook het belang van geloven bevestigd. PTSD wordt
geassocieerd met het geloof dat trauma voor een negatieve en permanente
verandering in de persoon zelf en in de kans op het bereiken van levensdoelen
veroorzaakt heeft.
Cognitieve Coping Strategieën
De theoretische link tussen meer vermijding en hogere symptoomniveaus kan
worden bevestigd door een aantal studies met slachtoffers van ongelukken met
motorvoertuigen. Ook wordt aangetoond dat vermijding en
gedachteonderdrukking zorgen voor slechter herstel van PTSD. Andere
strategieën die geassocieerd worden met grotere kans op PTSD bevatten
“herkauwing” en verhoogd gebruik van veiligheidsgedrag.
Sociale Support
Ondanks dat de meeste studies alleen positieve elementen, zoals perceptie van
emotionele en praktische support overwogen hebben, zijn er verschillende
recente onderzoeken geweest die ook negatieve aspecten van support, zoals
onverschilligheid of kritiek, meegenomen hebben. Wanneer zowel negatieve als
positieve aspecten onderzocht werden, bleek een negatieve sociale omgeving
een betere indicatie voor de symptomen van PTSD, dan een gebrek aan
positieve support.