Q3: Farmacokinetiek- en dynamiek
Farmacologie
De kennis van de werking en verwerking van geneesmiddelen in het lichaam behoort tot het
terrein van de farmacologie en vormt de basis van de farmacotherapie: de behandeling van
ziekten met medicamenten. In brede zin wordt de farmacologie gedefinieerd als de wetenschap
die zich bezighoudt met de interactie tussen levende systemen en chemische stoffen, die van
buitenaf aan het systeem zijn toegediend. Strikt genomen worden volgens deze definitie alle
biologisch-actieve stoffen die in het lichaam worden gebracht of terechtkomen beschouwd als
farmaca, met uitzondering van de normale voedingsmiddelen. In de praktijk beperkt de
farmacologie zich in hoofdzaak tot die farmaca die bruikbaar zijn als geneesmiddel. De leer van
de giftige werking van chemische stoffen in het lichaam, de toxicologie, is nauw verwant aan de
farmacologie. Een duidelijke scheiding tussen farmacologie en toxicologie is niet te geven.
Hoewel door farmaca een breed scala aan sterk uiteenlopende effecten teweeggebracht wordt,
ligt aan hun wijze van werking een aantal algemene principes ten grondslag. In de algemene
farmacologie tracht men deze wetmatigheden te ontdekken. Dit kan van groot belang zijn bij het
ontwikkelen van nieuwe geneesmiddelen, maar ook als hulpmiddel bij het verwerken van de
enorme hoeveelheid gegevens van de speciële farmacologie, die handelt over de karakteristieken
van de afzonderlijke geneesmiddelen. Of een farmacon een geneesmiddel of vergift kan worden
genoemd hangt af van verschillende factoren. De therapeutische breedte van een geneesmiddel
is het verschil tussen een net effectieve dosering en een net niet toxische dosering.
Farmaca als modulatoren van regelsystemen
Toediening van een farmacon resulteert in één of meerdere veranderingen in het organisme: het
farmacon heeft bepaalde waarneembare effecten, bijv. een spiercontractie, remming van de
ovulatie, koortsverlaging, stimulering van de insulineproductie. In termen van regelkringen is
gemakkelijk te begrijpen dat een zelfde effect een bepaalde verandering van een variabele - via
uiteenlopende processen (werkingsmechanismen) tot stand kan komen. Zo kan
bloeddrukverlaging worden veroorzaakt door vaatverwijding, door vermindering van de
pompkracht van het hart of door vermindering van het circulerend volume, bijv. door verhoogde
wateruitscheiding door de nieren. Elk van deze werkingsmechanismen kan vaak weer op meerde-
re wijzen worden bewerkstelligd door aangrijpen op verschillende elementen van de regelkring,
bijv. door versterking of verzwakking van de neuronale of hormonale signaaloverdracht, of door
direkte beïnvloeding van de effectororganen. Voor de arts die bij een bepaalde patiënt een
geschikt geneesmiddel moet uitkiezen is het van groot belang te weten welk
werkingsmechanisme aan het gewenste effect ten grondslag ligt en hoe dit past bij de
pathofysiologische verstoring v an de betrokken regelkring(en). Zo zal het niet zo zinvol zijn een
verhoogde bloeddruk bij een patiënt met starre, sclerotische bloedvaten te bestrijden met
vaatverwijdende geneesmiddelen. Is het hart verzwakt dan zal door een middel dat het
hartminuutvolume nog verder doet afnemen de kans op falen van de circulatie vergroot worden.
Urinedrijvende middelen (diuretica) dienen zeer behoedzaam te worden gebruikt bij een slechte
nierfunctie of gestoorde electrolytenbalans.
Pagina 1 van 25
,Farmacologische fasen
Het geheel aan werkingsmechanismen en daaruit resulterende effecten noemt men de
farmacodynamiek. Het spreekt voor zich dat een farmacon pas dan kan werken wanneer het op
de plaats van inwerking is terechtgekomen. Opname in de bloedbaan is daartoe in de regel de
eerste stap. Afhankelijk van de toedieningsweg (bijv. door de mond) en de toedieningsvorm
(tablet, capsule, dragee etc.) verstrijkt er een bepaalde tijd voordat het preparaat uiteenvalt, oplost
en het werkzame bestanddeel in het bloed wordt opgenomen. Men duidt het tijdsverloop dat
nodig is voor het beschikbaar komen van het geneesmiddel uit de toedieningsvorm voor opname
in de bloedbaan aan als de 'farmaceutische fase'. Eenmaal opgenomen vindt er verdeling over
weefsels en organen plaats, een geringe hoeveelheid geneesmiddel zal ook op de
inwerkingsplaats komen, en zal het farmacon ook weer worden geëlimineerd. De lotgevallen (wat
er gebeurt) van farmaca in het lichaam en de snelheid waarmee die processen zich voltrekken,
wordt de farmacokinetiek genoemd. In de farmacologie is het gebruikelijk om alle processen die
een rol spelen bij de werking en verwerking van geneesmiddelen in het lichaam onder te verdelen
in de farmaceutische, farmacokinetische en farmacodynamische fase.
Farmaceutische fase
Desintegratie is een onderdeel van de farmaceutische fase. Desintegratie is het uiteenvallen van
het geneesmiddel in verschillende delen. Desintegratie van de tablet gaat vooraf aan dissolutie
(oplossen) van het geneesmiddel. Alleen opgelost geneesmiddel kan uiteindelijk worden
geabsorbeerd. Alhoewel de processen die in de farmaceutische fase een rol spelen niet strikt
biologisch van aard zijn, maar vaak juist fysisch-chemisch van aard, lijkt het van minder belang
hier kennis van te nemen als biomedisch wetenschapper / arts. Niets is minder waar aangezien de
farmaceutische fase een moment is waar veel dingen mis kunnen gaan in de farmacotherapie.
Interacties met andere geneesmiddelen die tegelijkertijd worden toegediend of interacties met
voedsel kunnen voor verstoringen zorgen waardoor geneesmiddelen minder goed of juist beter
oplossen. Wanneer een geneesmiddel bijvoorbeeld in tabletvorm wordt ingenomen, moet het in
het maagdarmkanaal uiteenvallen (desintegratie) en oplossen (dissolutie), om daarna de
celmembranen van slijmvlies en capillairwand te kunnen passeren. De snelheid van dissolutie is in
hoge mate afhankelijk van de farmaceutische eigenschappen (deeltjesgrootte, hardheid,
uiteenvaltijd, etc.) van de toedieningsvorm.
Pagina 2 van 25
, Farmacokinetiek
Een geneesmiddel dat aan een patiënt wordt toegediend, kan pas werken als het in voldoende
concentratie op de plaats van inwerking is terechtgekomen. Soms kan dit worden bereikt door het
geneesmiddel zo dicht mogelijk bij die plaats aan te brengen (lokale applicatie), bijv. als zalf bij
huidaandoeningen of als neusspray bij verkoudheid. In de meeste gevallen is echter de plaats van
toediening op grotere afstand gelegen, waardoor het geneesmiddel naar zijn inwerkingsplaats
getransporteerd moet worden. Inzicht in de processen die van invloed zijn op de lotgevallen van
farmaca in het lichaam draagt bij tot een veiliger en effectiever geneesmiddelgebruik, in het
bijzonder bij patiënten waar deze processen gewijzigd zijn als gevolg van de ziektetoestand. De
processen absorptie, distributie, metabolisme en excretie bepalen de farmacokinetiek van een
lichaamsvreemde stof.
Absorptie
De bloedcirculatie speelt bij het transport van geneesmiddelen naar de plaats van werking een
belangrijke rol, maar eerst moet het geneesmiddel van de plaats van toediening naar het bloed
worden vervoerd. Dit proces wordt absorptie genoemd. De meest gebruikte toedieningsvorm voor
geneesmiddelen is de orale vorm, bijvoorbeeld een tablet of een capsule. Hoe snel een
geneesmiddel vrij komt uit een tablet kan worden gestuurd door de toedieningsvorm. Een
farmacologisch actieve stof kun je in verschillende toedieningsvormen verwerken. Denk aan een
drank of een bruistablet. Beide hebben als voordeel dat het geneesmiddel in opgeloste toestand
wordt ingenomen. Een bruistablet valt namelijk zo snel uiteen dat het geneesmiddel vaak in het
glas ook al oplost. Een tussenvorm tussen een drank en een tablet is een suspensie. In een
suspensie is het geneesmiddel nog niet in oplossing, maar al wel in kleine deeltjes aanwezig
zodat uit elkaar vallen, zoals dat bij een tablet dient plaats te vinden, niet meer noodzakelijk is.
Absorptie van een geneesmiddel na toediening van een drank of een suspensie verloopt dus
doorgaans sneller dan na toediening van een tablet. Nadeel van een drank of een bruistablet is
dat het geneesmiddel al in oplossing is wanneer het wordt ingenomen en mogelijk een vieze
smaak geeft. Daarbij zijn geneesmiddelen die langere tijd in oplossing worden bewaard vaak
minder lang houdbaar. Met wat voor toedieningsvorm we te maken hebben wordt doorgaans
aangegeven achter de naam van het geneesmiddel. Hieronder enkele voorbeelden van
aanduidingen voor tabletten die snel uit elkaar vallen.
Aanduiding Betekenis Voorbeeld
Acetylsalicylzuur
Disper Oplostablet 80 mg disper
Multi Unit Pellet System: na aanraking met water valt de tablet uit elkaar
in allemaal kleine korrels, die in dit geval met een maagsap resistente
MUPS Losec MUPS
coating omhuld zijn. Dit omdat omeprazol, de actieve stof in Losec, niet
tegen maagzuur bestand is.
Solutab Oplostablet Flemoxin Solutab
Bruis Oplostablet Aspro 500 Bruis
Snelle absorptie van het geneesmiddel is in veel gevallen wenselijk. Denk bijvoorbeeld aan een
slaaptablet, een pijnstiller of een middel dat wordt ingezet bij het couperen van een epileptisch
insult. Toch komt het ook regelmatig voor dat een geneesmiddel verwerkt wordt in een
toedieningsvorm waaruit het geneesmiddel juist langzaam, verspreid over langere tijd vrijkomt.
Vooral voor geneesmiddelen die door het lichaam weer snel worden uitgescheiden, biedt het
toedienen van het geneesmiddel in een gereguleerde of vertraagde afgifte tablet voordelen omdat
de doseerfrequentie kan worden verminderd. Voor toedieningsvormen met een vertraagde afgifte
zijn er weer verschillende benamingen, die allemaal verwijzen naar het feit dat het om een tablet
met vertraagde afgifte gaat, maar soms ook specifiek naar de manier waarop de vertraagde
afgifte tot stand komt.
Aanduiding Betekenis Voorbeeld
Pagina 3 van 25