Overzicht stromingen
wetenschapsfilosofie
Ethiek
Utilitarisme
De focus ligt op consequenties die een gedraging heeft voor allen die betrokken zijn.
Mensen kunnen het welzijn van anderen nastreven, niet slechts streven naar het eigen
voordeel. Goede gevoelens brengen geluk met zich mee, en deze beleving van dat geluk
maakt een goed gevoel goed. Zo maakt ook het ervaren van pijn een slecht gevoel slecht.
Om te zien of een handeling, beleid, regel of wet goed is, moeten we kijken of deze
handeling, beleid, regel of wet goede gevolgen met zich meebrengt, dus meer geluk dan
ongeluk oplevert. Principle of utility: One ought always to do whatever will have the most
utility for all concerned. Ook wel de Greatest Happiness Principle: One ought always to do
whatever will have the most utility for bringing about happiness for all concerned.
Deontologie
Kant stelt dat vrijheid de hoeksteen van moraliteit is. Mensen zijn rationeel, en door die
rationaliteit hebben zij vrijheid en die zorgt dat men moreel kan handelen. Mensen zijn zich
bewust van wat zij doen, ze zijn vrij om te handelen of niet te handelen, dus hebben ze
plichten. Het categorisch imperatief heeft twee uitwerkingen: principle of respect for
autonomy en principle of universality. Ten eerste principle of respect for autonomy: men
moet handelen zodat zij alle mensen, inclusief zichzelf, behandelen als doel, en nooit slechts
als middel. Je moet mensen de mogelijkheid laten om hun eigen keuzes te maken. Ten
tweede principle of universality: men moet handelen naar de persoonlijke regels waarvan
zij zouden willen dat dit universele morele regels zouden worden. Hier wordt er gesteld, wat
als iedereen dat doet? Maar het gaat niet hier over de consequenties, het gaat om de
intentie.
Utilisme Deontologie
Geluk is de basis voor moraal De ratio is de basis voor moraal
Uitkomsten van handelen/gedragingen Intentie van de handelingen/gedragingen
staan centraal staan centraal
Juist handelen wordt bepaald door de Juist handelen wordt bepaald door het
maximalisatie van geluk volgen van een morele plicht
Schade mag voor het grotere goed Er zijn geen uitzonderingen op het
categorisch imperatief
Soms te streng, maar vooral te vrij Erg streng
Act vs. Regel Utilisme 1 vorm, het categorisch imperatief, heeft
Act Utilisme: de daad op zich wordt twee formuleringen:
beoordeeld of deze goed of slecht is. Respect voor autonomie: men moet
Regel Utilisme: er wordt geprobeerd handelen zodat zij alle mensen, inclusief
middels regelgeving om goed gedrag te zichzelf, behandelen als doel, en nooit
bevorderen in degenen die aan deze regels slechts als middel. Je moet mensen de
moeten voldoen. Er zijn dus bepaalde mogelijkheid laten om hun eigen keuzes te
1
, regels die, indien ze volmaakt nagekomen maken.
worden, de utiliteit zullen maximaliseren en Principe van universaliseerbaarheid: men
daarom dus gelding hebben. Maar ook als moet handelen naar de persoonlijke regels
die regel niet perfect wordt nageleefd kan waarvan zij zouden willen dat dit universele
het bestaan van een regel als sociale norm morele regels zouden worden. Hier wordt
een situatie opleveren die betere gevolgen er gesteld, wat als iedereen dat doet? Maar
heeft dan de situatie waarin de regel geen het gaat niet hier over de consequenties,
feitelijke sociale norm is. het gaat om de intentie.
Dieren hebben ook gevoel en moet Dieren zijn geen rationele wezens, hoeft
rekening mee worden gehouden geen rekening mee worden gehouden.
Wetenschapsfilosofische stromingen
Basaal empirisme
Kennisverzameling gebeurt door middel van observeren. Door het systematisch opdoen van
ervaringen, kunnen die ervaringen worden samengevoegd om zo de wereld te kunnen
begrijpen. Ten eerste moet er dus geobserveerd worden, door met de zintuigen de
buitenwereld in ons op te nemen. Om dat te doen moet er erg neutraal geobserveerd
worden, er moet gekeken worden zonder voorafgaande theorie en men moet zich slechts
bezig houden met het verzamelen van feiten. Die feiten die verzameld worden zijn een
goede basis voor kennis.
Kritiek op dit empirisme is het homo mensura probleem, mensen zijn niet goed in het
observeren van de wereld om zich heen. Waarnemen kunnen variëren afhankelijk van wat
je weet, waar je vandaan komt en wat je ervaringen in de wereld zijn. Kennis varieert dan
ook van persoon tot persoon. Men kan dus fouten maken in het observeren, waarnemingen
zijn feilbaar. Daarnaast zijn observaties altijd privé, wat iemand ziet en ervaart kan je niet
testen.
Daarnaast stelt het empirisme dat het belangrijk is om theorievrij te observeren. Echter is
het zo dat je kennis moet hebben om te kunnen observeren, wanneer je niets weet over
een bepaald onderwerp weet je ook niet wat te observeren. Kennis is dus nodig voor
gerichte observatie en het is juist de theorie die het mogelijk maakt om goed te kunnen
observeren.
Een laatste punt van kritiek is het inductieprobleem. Empiristen willen observeren en
gebruiken inductie om tot conclusies te komen. Maar dit is geen sluitende redenering, een
conclusie vanuit inductie is overtuigend maar niet noodzakelijk waar. We hebben volgens
Hume namelijk geen goede reden om aan te nemen dat de wereld van vandaag lijkt op de
wereld van gisteren. Inductie werkt namelijk alleen als je aanneemt dat de wereld gelijk
blijft. De enige reden om dit aan te nemen is omdat de wereld tot nu toe al gelijk is
gebleven, wat inductie is. Je gebruikt dus hetgeen wat je wil bewijzen in je argument.
Ruim positivisme
Uit het basaal empirisme is het ruim positivisme ontstaan. Comte stelt dat we op dezelfde
manier naar de sociale wetenschappen kunnen kijken als we dat doen met de
natuurwetenschappen. Het is de taak van de wetenschap om naar de ‘ene waarheid’ te
zoeken. Je kan dingen meten, het objectief meten zoals de natuurkunde dat doet is nog
steeds het basismodel voor hoe de wetenschap eruit zou moeten zien. Er wordt gestreefd
2