PR2 - inspanningsfysiologie
Het volledige practicum PR02 KD bij hond in rust en tijdens inspanning omvat twee onderdelen. Een deel
waarbij een inspanningstest wordt gedaan bij een hond op een loopband en een ander deel waarbij de
klinische diagnostiek van het circulatie- en respiratie apparaat. Groep B start met de klinische
diagnostiek.
Beide groepen (A en B) verwerken de verkregen data uit de inspanningstest in een eigen powerpoint
presentatie. Tijdens het practicum is een docent aanwezig, aan wie je vragen kunt stellen over formules
of de interpretatie van data. De presentatie van de inspanningsproef zal tijdens een apart geroosterd
onderwijsmoment (IC01 Nabespreking PR02) gegeven worden. Voorafgaand aan de presentatie (uiterlijk
09:00 op de dag van de presentatie) worden beide powerpoint presentaties (van zowel groep A als B)
gemaild naar of gedeeld met de docent. Tijdens deze nabespreking kiest de docent uit wie de
presentatie geeft en welke hypothesen door groep A en welke hypothesen door groep B gepresenteerd
worden. Het is dus uitdrukkelijk de bedoeling, dat zowel groep A als B een volledige presentatie maken
en dat alle groepsleden zich zodanig voorbereiden, zodat zij in staat zijn te presenteren.
Hulp bij presentatie maken:
,Voorbereiding
- Het lezen van "Respiratory and Circulatory adaptations during exercise" (zie BB)
- De data-set bevat de gegevens van de mens tijdens een inspanningsproef. Deze data moet je
analyseren en verwerken in grafieken zodat alle 6 de hypothesen uit het artikel "Respiratory and
Circulatory adaptations during exercise" getest kunnen worden. Maak een ppt erbij, dat kan na
PR. Zie ook ppt met uitleg over rekenen.
- Anamnese en lichamelijk onderzoek bij gezelschapsdieren H7, 8, 9 en 10 (miss ook van e module
lichamelijk onderzoek hond de orgaansystemen circulatie- en respiratieapparaat?)
- E-module venueze systeem bij de hond
Respiratory and Circulatory adaptations during exercise
Zie tekst, hieronder wat extra. Er wordt eerst wat uitleg gegeven wat er gebeurt tijdens inspanning, een
deel is ook hh van al behandelde stof, daarna staan 6 hypothesen die we gaan testen en die ik hieronder
heb geplakt ook met uitleg bij sommige. Daarna staat het experiment zoals die bij de mens is uitgevoerd
met de resultaten, deze doen we dus niet zelf, en er staat dat we hypothesen 1, 3 en 5 bij de hond ook
gaan testen tijdens het PR.
VO2 = vermogen van zuurstofopname = C.O. x difference in O2 content of arterial and mixed venous
blood = ml/min O2 consumptie, dat is dezelfde als in de formule voor respiratoir quotiënt staat.
Hypothesen:
Zie ppt die ook in BB staat met uitleg over hoe rekenen!!!
1. When exercise intensity increases, a linear relationship exists between heart rate and VO2
(ml/min/kg). Comparing the human and canine test subjects will show that the more athletic
species, being the dog, has a lower slope.
These adaptations, in athletic species or trained individuals, directly lower the slope of the relation
between VO2 and heart rate. -> een hoger slagvolume zorgt ervoor dat je tijdens inspanning niet meer
een hele hoge heart rate hoeft te hebben.
VO2 op de x-as en heart rate op de y-as =
, Hart gaat sneller kloppen als je meer zuurstof nodig hebt,
dus BMP is afhankelijk van VO2, daarom moet VO2 op x as en BPM op yas!!
De grafiek is ook fout, want de lijn is geen goede getallenlijn want de blokjes staan niet voor dezelfde
afstand op de x-as.
Je kan de rc uitrekenen op Excel en dan zie je echt het verschil tussen de 2 lijnen
Je doet het per kg, dan kan je mens en hond hier vergelijken
Waarom dat verschil in de helling? -> Voor eenzelfde toename in zuurstofverbuik, heeft mens een veel
grotere HR-stijging nodig dan hond! Hond heeft betere herverdeling in het bloed, maakt meer gebruik
van toename slagvolume (dus meer contractie), miltcontractie waardoor meer ery's in bloed dus meer
vervoeren. Dit zijn allemaal opties. Waarom is dit gunstig? Je kan dan langer doorgaan voordat je je
maximum in HR hebt bereikt. En hoge HR kost energie.
Zie ppt! Ook van het andere groepje voor goede grafiek.
RR*TV = ademminuutvolume. Door de mens:
1: 12,5 L/min
2: 24,4 L/min
3: 38,24 L/min
4: 57,97 L/min
5: 78,37 L/min
2. An increase in the intensity of exercise leads to an increase in alveolar ventilation. Respiratory
minute volume rises as a result of higher respiratory rate (RR) and tidal volume (TV). During
submaximal exercise the contribution of an increase in TV outweighs the contribution of an
increase in RR; during maximal exercise the contribution of an increase in RR outweighs the
contribution of an increase in TV.
Op een gegeven moment kan teugvolume niet hoger worden dus gaat RR omhoog. Waarom eerst TV
toenemen? Dan ga je je dode ruimte ventileren! Je wilt meer alveolaire ventilatie dus eerst TV verhogen.
Ademminuutvolume = alveolaire ventilatie + dode ruimte!!
, 3. The values obtained for the respiratory quotient (RQ) during rest and exercise indicate aerobic
cellular respiration of glucose and fatty acids in both test subjects (see WC2). RQ = CO2
eliminated (ml/min/kg) / O2 consumed (ml/min/kg). Because the respiratory quotient reflects
tissue substrate use, it can never exceed 1.0. A comparison of human and canine RQ values will
show that the more athletic species, being the dog, depends more heavily on fatty acid
oxidation.
Zelfde doen als voor VO2 bij hypothese 1 maar dan voor VCO2 en dan RQ uitrekenen. Deze uitzetten
tegen de tijd en kijken wat de waardes zijn en welke stof dan vooral wordt verbrand. Zie ook ppt.
Beetje koolhydraten en beetje vetverbranding zorgt gemiddeld voor een RQ van 0,8, je zou denken dat
dat eiwitten zijn maar eigenlijk dus die andere 2. Als de RQ lager wordt, ga je meer richting vetten. Snel
energie nodig = koolhydraten, langer bezig = vetzuren. Waarom is meer uithoudingsvermogen meer VZ
verbranden? -> 1 gram vet geeft veel meer ATP dan 1 gram koolhydraten.
Waarom komt RQ boven de 1: je gaat aan het einde ook anaeroob verbranden, dan ga je niet nog meer
zuurstof verbranden dan je zou denken, maar melkzuur krijg je wel en die geeft dus H+’jes af, en in de
evenwichtsreactie met CO2 en H2O krijg je dan meer CO2 door evenwichtsverschuiving. Dus VCO2/VO2
geeft een hogere waarde dan 1. Dit wijst op zuurproductie en anaerobe verbanding. RQ slaat op
zelfstofwisseling, dus dat kan nooit hoger dan 1 zijn. Hier hebben we eigenlijk RER (= respiratory
exchange ratio = hoeveel CO2 eruit en O2 erin) uitgerekend. RER = RQ voordat je ook anaeroob gaat
verbranden.
4. With increased intensity of exercise, respiratory minute volume (hoeveel ingeademende lucht in
volume per min) and VO2 will increase in direct proportion, until anaerobic cellular respiration
causes metabolic acidosis. Once lactic-acid acidosis has started, respiratory minute volume will
increase disproportionately (exponentially) relative to VO2. The inflection point at which this
starts to happen is called the ventilatory threshold and happens when VO2 has reached 50-70%
of VO2max (depending on one’s trained level).