Lesweek 1
Glucose + O2 = 38ATP + CO2 + H2O + warmte
Hoe wordt de lichaamstemperatuur gehandhaafd
Hoogte stofwisseling is recht evenredig aan de mate van warmteafgifte en andersom.
→ warmte productieproductie – warmteafgifte =0 (even groot)→ functionele omstandigheden
Soorten lichaamstempratuur
Lichaamstemperatuur = kerntemperatuur = normaal gemiddeld 37 graden Celsius
• Kerntemperatuur→ temperatuur van arteriële bloed bij hypothalamus is constant
- borst, buik, schedelholte
- 36,5 – 37,5
- ochtends het laagst en in avond het hoogst
- na eisprong gemiddeld een halve graad hoger→ onder invloed van progesteron
• Schiltemperatuur→ temperatuur van de huid afhankelijk van omgevingstemperatuur
• Delta temperatuur→ verschil tussen kern en huid temperatuur
- paramater voor huiddoorbloeding
- 8 – 9 graden Celsius normale deltatemperatuur
Temperatuur meting
• Rectaal → meest betrouwbaar (nadelen: aambeien, diarree, fissuren)
• Oraal → kwetsbaar voor meetfouten
• Axillair (oksel) → onbetrouwbaar
• Auriculair → vrij betrouwbaar, snel
Warmteproductie
• Metabolisme in de organen
• Basaalmetabolisme→ onder invloed van schildklierhormoon gestuurd
• Hoeveelheid van veel naar weinig: huid en spieren, borst- en buikingewanden, rest en
hersenen
Warmteafgifte
• Straling (infrarood)→ warmte lichamen geven warmte af aan koude lichamen
• Geleiding (conductie)→ passief, door aanraking
• Stroming (convectie)→ isolerende laag rondom lichaam, “windchill”= gevoelstmp.
• Verdamping → als straling, geleiding, stroming onvoldoende is, zweet moet
verdampen en hangt af van luchtvochtigheid in de omgeving
Thermoregulatie
Hypothalamus → stuurt sympathicus aan EN voelt zelf ook temperatuur van bloed
Sensoren huid: warm → hypothalamus→ vasodilatatie = warmte kwijtraken
Sensoren huid: koud → hypothalamus→ vasoconstrictie = warmte vasthouden
- via zenuwbaan→ snel
Centrale sensor→ in hypothalamus kern
Perifere sensoren→ spieren, zweetklieren, arteriolen
Is het verschil tussen temperatuur van de huid en omgeving klein→ minder of geen verlies door
straling of geleiding→ zweetsecretie gestimuleerd
- indien temperatuur hoger is dan huid en luchtvochtigheid hoog→ alleen zweten
Te warm
• Zweten
• Vasodilatatie→ meer uitstraling
Te koud
• Kippenvel→ verkleining huidoppervlak (haren overeind→ extra isolatie door evolutie niet meer
effectief)
• Verhoogde spiertonus (=spierspanning in rust)
• Willekeurige spierbewegingen: stampen voeten, armen over elkaar slaan
,Temperatuurregulatie
• Bij langdurige kou→ ‘none shivering thermogenesis’
- hypothalamus stuurt hypofyse aan→ ↑ TSH→ verhoogde schildklier activiteit→ hormonen→
cellen→ ↑ metabolisme
- grote energiebehoefte
Koorts
• Temperatuur >38 graden
• Verhoging van “setpoint” onder invloed van pyrogenen (= koortsverwekkend) in
hypothalamus→ waardoor vermindering van de gevoeligheid van centrale thermosensoren
- rillen
- vasoconstrictie→ koude huid
• Bevordert immuunsysteem→ betere enzymwerking
• Ochtend is koorts het laagst→ cortisol onderdrukt de afweer (immuunsysteem)→ pyrogenen
als→ cytokines en prostaglandines
• Paracetamol en NSAID’s→ anti-pyrogeen→ verlagen setpoint weer→ zweten
Welke factoren spelen een rol bij het handhaven van de thermobalans
Warmte-opname (en productie) Warmteverlies
• Metabole warmte Straling
• Omgevingswarmte Geleiding
• Geleiding Stroming
• Stroming Verdamping (werkt het sterkst)
• Straling
Oorzaken en verschijnselen van verschillende vormen hyperthermie en hypothermie
Hyperthermie
• Ontregeld
• Wanneer het lichaam meer warmte produceert of opneemt dan afgeeft
• Stijging van de lichaamstemperatuur zonder verhoogde instelling van de ‘setpoint’
Oorzaken
• zonnesteek
• inspanning in zeer vochtige warme omgeving
• tijdens anesthesie (maligne hyperthermie→ spieren reageren afwijkend op anesthesiegassen)
• drugsgebruik (cocaïne, MDMA, GHB)
- veel warmte productie
- weinig vochtinname
• status epilepticus
• serotoninesyndroom (vergiftiging met serotonine door medicatiegebruik)
,Verschijnselen
• ‘hittekramp’→ zoutverlies
• uitdroging/dorst
• hoofdpijn
• duizeligheid
• desoriëntatie
• stuipen (= onwillekeurige krampachtige samentrekking van spieren)
• verstoorde ademhaling
Vroeg: hitte-uitputting
• Zweten
• Snelle ademhaling
• Snelle, zwakke pols
→ Later: hitteberoerte
• Warme
• Droge huid
Hypothermie
• Onderkoeling
• Kerntemperatuur lager dan 35˚C
Verschijnselen
- mild→ 32 – 35
- bleke/koude huid
- plasdrang
- alert (Avpu)
- achteruitgang fijne motoriek
- traag
- bibberen, kippenvel
- hart en ademfrequentie en bloeddruk verhoogd
- matig→ 28 – 32
- bleke/koude huid
- verward (aVPu)
- bibberen (stopt onder de 30 ˚C)
- hartfrequentie en bloeddruk verlaagd
- ademhaling onregelmatig en vertraagd
- ernstig→ <28
- bibberen stopt
- verminderd bewustzijn (avpU)
- blauwgrijze en koude huid
- verwijde, starre pupillen
- hart- en ademfrequentie en bloeddruk onmeetbaar
- spontane ventrikel fibrilleren onder de 25 ˚C
ECG-veranderingen
• Sinusbradycardie
• AV-junctional ritme (prikkels komen uit AV-knoop en niet uit sinus-knoop)
• Atriumfibrillatie met een lage kamerfrequentie
• Verlengde PR, QRS, QT intervallen
• J- wave = Osborne wave
• T-top inversie (= omkering)
,Verhoogde kans hypothermie (oorzaken)
• Baby’s
- Groot oppervlak
- Weinig vet
- Kunnen niet rillen
• Ouderen
- Lager en trager metabolisme
- Minder spiermassa
- Vaat-activiteit afgenomen
- Afgenomen thermo-sensibiliteit
• Water
- Neemt warmte 30x makkelijker op dan lucht
• Alcohol gedronken
- Vasodilatatie
- Verminderde thermosensibiliteit (gevoeligheid voor temperatuur prikkels)
Koude shock
• Onmiddellijke reactie op onderdompeling in koud water
• Diepe inademing gevolgd door oncontroleerbare hyperventilatie→ gevaar op aspiratie van
water en verdrinking
• Intense samentrekking van huidbloedvaten→ leidt tot belasting van het hart
• Hartritmestoornissen die oorzaak kunnen zijn van plotse dood
Oplossingen/ behandeling
• Verwijder natte kleding, trek droge aan
• Opwarmen
• Hart long machine (ECMO→ extra corporaal membraan oxidatie)
• Peritoneaal dialyse (deel van nierfunctie wordt overgenomen)
- warme spoelvloeistof in de buikholte
- langzame opwarming van de organen
,XTC→ werkzame stof MDMA
• Afgifte endogene catecholamine→ noradrenaline, dobutamine en serotonine→ vrij gegeven
door sympatisch zenuwstelsel→ MDMA blokkeert synaps waardoor deze catecholamine de
receptor blijven stimuleren→ deze catecholamine kunnen niet meer opgenomen worden
• Stimuleert afgifte ADH en dat zorgt weer voor een dorstprikkel
• Verhoogde cellulaire metabole activiteit→ toename warmteproductie + mechanismen
warmteafvoer komen onder druk te staan→ zweetproductie komt laat op gang
• Symptomen: tachycardie, tachypneu, bronchodilatatie, polydipsie/ droge mond, hyperthermie,
rhabdomyolyse, kaakklem, hyponatriëmie met cerebraal oedeem, DIS, multi orgaanfalen
(acuut nierfalen, leverfalen en serotoninesyndroom), CVA’s, hartritmestoornissen, dissectie
van de aorta
https://www.trimbos.nl/docs/64300663-351f-4d38-8998-5ce728302985.pdf
Dobutamine en serotonine→ zorgen voor verstoring hypothalamus→ hyperthermie (+ verhoogde
spieractiviteit bij dansen met XTC)→ cel metabolisme verhoogd→spierrigiditeit→ rhabdomyolyse
(spierpijn, spierzwakte, bruin gekleurde urine)→ myoglobine komt vrij en zorgt voor obstructie in
niertubuli + vasoconstrictie waardoor minder perfusie nierweefsel→ nierinsufficiëntie→ ook komt CK
(creatine kinase vrijkomen) + kalium (kan leiden tot hartritmestoornissen) + afbraak van
bloedstolsels→DIS→ stolselvorming, trombus, infarcten + stollingsfactoren raken op waardoor
bloedingen→ multi-orgaan-falen→ lever is afvalverwerking van het lichaam nog hogere cel
metabolisme en 1 graad warmer→ leverfalen
• XTC en Adrenaline toediening
o Serotonine: zelfvertrouwen, eetlust, stemming, seksuele prikkels
o Dopamine: geluk, genot, blijdschap en precursor adrenaline en noradrenaline
o Noradrenaline: inotropie, vasoconstrictie, vermindering spijsvertering en
pupilverwijding
Hyponatriëmie
• Oorzaken
o XTC door verhoogde ADH gift in combinatie met een toename van elektrolytvrij water
in het lichaam (watervergiftiging)
• Symptomen
o Oedeem→ inklemming van de hersenstam→ ademhalingsstilstand→ cerebrale
hypoxie→ dood
Dehydratie
• Hypertone dehydratie→ het waterverlies is groter dan het zoutverlies (dit komt vaak voor bij
infecties of tijdens hitteperioden)
• Isotone dehydratie→ een evenredig verlies aan water en zout (bijvoorbeeld als gevolg van
braken en diarree)
• Hypotone dehydratie→ het zoutverlies is groter dan het waterverlies (bijvoorbeeld als gevolg
van diureticagebruik)
, Ketenzorg
Een ziekenhuis kan geen operaties blijven doen wanneer het nazorg bed bijvoorbeeld ergotherapie
niet beschikbaar is.
• Nuldelijnszorg→ geen hulp vraag maar wel preventie
• Eerste lijn→ hulpvraag aan huisartsen, fysiotherapeuten, tandartsen of
verloskundigen
• Tweede lijn→ behandeling in de tweede lijn is een verwijzing uit de eerste lijn
Noodzakelijk het gaat hier om ziekenhuiszorg, geestelijke
gezondheidszorg en gespecialiseerde jeugdzorg
• Derde lijn→ hoog specialistische zorg nodig is, zowel voor geestelijke als
somatische gezondheidsproblemen (brandwondencentrum), volgt
doorverwijzing naar instellingen voor topklinische zorg