Blok 2.6 - Anxiety & Stress Probleem 5
Artikelen: Fava & Morton (artikel1), Pilecki, Arentoft & McKay (artikel 2), Hamm,
Richter & Pané-Farré (artikel 3), Koch, Gloster & Waller (artikel 4)
1) Definitie Paniekstoornis Artikel 1
De belangrijkste gebeurtenis bij een paniekstoornis is een paniekaanval.
Volgens Clark bestaat dit uit een intens gevoel van bezorgdheid of dreigende
ondergang die plotseling begint en wat geassocieerd is met een brede range van
stressvolle fysieke sensaties. Deze sensaties bevatten ademloosheid,
hartkloppingen, pijn aan de borst, gevoel van stikken, duizeligheid, tintelende
handen, warmte- en kou-aanvallen, zweten, zwakheid, trillen en gevoel van
onrealiteit.
Normaal gesproken is een persoon zich bewust van de bron die zorgt voor angst,
maar in een paniekstoornis is dit vaak niet het geval. De zelfde sensaties lijken
niet uitgelokt door iets, blijven onverklaard en gebeuren vaak uit het niets. De
karakteristieke paniek kan het hoofdsymptoom zijn, maar aan de andere kant kan
het meer secundair zijn en gezien worden als ernst-aanduiding van een co-
morbide ziekte.
Het wordt aangenomen dat tijdens een paniekaanval, angst schadelijke
consequenties hebben op fysiek, sociaal en psychologisch gebied. Deze
consequenties kunnen verder gaan dan direct fysiek ongemak. Sommige
symptomen zijn eerder secundair dan primair. Ook zijn sommige symptomen niet
specifiek voor een paniekstoornis, maar komen voor in combinatie met andere
angststoornissen, zoals PTSD en sociale angst.
2) Theorieën over Paniekstoornis Artikel 1
Cognitieve Theorie van Clark
Clarks verklaring voor paniekstoornissen was gebaseerd op de dramatische
misinterpretatie door de persoon over bepaalde lichamelijke sensaties die
geassocieerd zijn met angstresponses.
Een grote range aan stimuli lijken volgens Clark te zorgen voor aanvallen. Deze
stimuli kunnen zowel extern als intern zijn. Als deze stimuli waargenomen
worden als dreigend, zorgt dit voor een gevoel van milde angst. Dit gevoel gaat
samen met een grote range aan lichaamssensaties. Als deze sensaties
geïnterpreteerd worden als catastrofistisch, zal het gevoel van angst toenemen.
Dit zorgt voor verdere toenamen van de lichaamssensaties en ontstaat er dus
een vicieuze cirkel wat zorgt voor een paniekaanval.
Clarks theorie focust vooral op het belang van de herhalende aard van
paniekaanvallen. In een paniekstoornis interpreteert een persoon de lichamelijke
sensaties dus verkeerd en ziet het al bewijs voor gevaar. De persoon kan
hartkloppingen dus interpreteren als een signaal voor een hartaanval. Deze
lichamelijke sensaties noemt Clark interne trigger stimuli.
, Clarks vicieuze cirkel kan worden weergegeven in een figuur. In onderstaande
figuur zijn dit de gestippelde lijntjes. Deze cirkel kan begonnen worden door zowel
een externe als een interne trigger: een relatief kleine verandering in lichamelijke
sensaties. Er moet hiervoor dus een bepaald threshold bereikt worden en
overschrijding hiervan zorgt voor een paniekaanval.
Composite Cognitieve Theorie
De composite cognitieve theorie wordt weergegeven in het onderstaande figuur
en is opgesteld door de schrijvers van het artikel. In het figuur is te zien dat de
patiënt te maken heeft met drie voorafgaande condities:
Lower self-efficacy, wat voortkomt vanuit eerdere hechtingsproblemen
Hoge angstgevoeligheid, wat ontstaat vanuit genetische aanleg of vanuit
hechtingsproblemen.
Learned threat, wat ontstaat vanuit een eerder cruciale gebeurtenis.
Samen maken deze condities een systeem wat onderliggend is aan de vicieuze
cirkel die waarschijnlijk getriggerd wordt. Dit kan extern gebeuren, met een
combinatie van een externe trigger en de learned threat. Het kan ook intern
plaatsvinden, waarbij de lower self-efficacy er toe leidt dat de arousal levels
verhogen, wat leidt tot lichamelijke sensaties die een trigger zijn voor de vicieuze
cirkel. In het model is ook een mogelijkheid opgenomen waarin de cirkel bestaat
zonder verkeerde interpretatie.
Er zijn verschillende benaderingen die er voor gezorgd hebben dat deze
composite theorie is gevormd:
Eerst is de vraag of alle cruciale constructen valide zijn, namelijk de condities
die net genoemd zijn.
Om af te vragen of bepaalde constructen hiervan zelf veroorzaakt worden door
een ander. Een voorbeeld hiervan is dat learned threat zoals Clark het
benoemd, zal zorgen voor hoge angstgevoeligheid.
, Om af te vragen of de drie constructen corresponderen aan drie afzonderlijke
subgroepen van een paniekstoornis-patiënt of dat het gezien kan worden als
drie dimensies, waarbij elke patiënt een bepaalde waarde heeft op elke
dimensie.
Dit figuur bevat nog wel de vicieuze cirkel. Het tweede figuur is het alternatief
waarbij de vicieuze cirkel is weggelaten.
Neuro-anatomische theorie van Gorman
De neuro-anatomische theorieën hebben als overeenkomst het feit dat ze zich
focussen op erfelijkheid en neurologische afwijkingen die onderliggend zijn aan
angststoornissen.
Een typische theorie is de theorie van Gorman. Deze theorie stelt dat
gedragssymptomen van paniekstoornissen bemiddeld worden door een
angstnetwerk in het brein. Dit netwerk ligt in de amygdala en bevat de
prefrontale cortex, insula, thalamus en de uitstekingen van de amygdala naar de
hersenstam en hypothalamus. Deze theorie stelt simpelweg dat mensen met een
paniekstoornis een extreem lage threshold hebben voor de activatie van dit
angstnetwerk in het brein. Extreme activatie in dit netwerk leidt tot automatische
en neuro-endocrine activatie door de uitstekingen naar de hersenstam en
hypothalamus vanuit de amygdala wat zorgt voor de typerende syndromen van
paniekstoornis.
Volgens Gorman kan een neurologische afwijking in het deze corticale
verwerkingssystemen zorgen voor het foutief interpreteren van sensorische
informatie die bekend zijn bij paniekstoornissen. Dit zorgt voor ongepaste
activatie van het angstnetwerk door misplaatste prikkelende activatie van de
amygdala. Het idee van het foutief interpreteren is al eerder benoemd bij het
model van Clark en is dus een cognitief onderdeel.