Samenvatting PSY Minor Kennistoets
Inhoudsopgave
1. Complexiteitniveau psychosomatische fysiotherapie blz. 2
2. SOLK theorie blz. 3
3. Psychosomatische modellen blz. 4
4. DSM-IV blz. 6
5. Depressie blz. 6
6. Burnout blz. 7
7. Overspannen blz. 8
8. Stemmingsstoornissen blz. 9
9. Angststoornissen blz. 10
10. Stress en distress blz. 11
11. Emoties (procesmodel Gross) blz. 14
12. Verliesverwerking en rouw blz. 17
13. Pijn blz. 17
14. Vermoeidheid en slaapstoornissen blz. 18
15. Perceptie, coping, zelfregulatie en attributies blz. 20
16. Ontwikkelingspsychologie en hechting blz. 21
17. Persoonlijkheid, persoonlijkheidskenmerken en stoornissen blz. 24
18. Psychologie blz. 25
19. Medicatie blz. 26
20. Overige interventies (biofeedback, fases motivatie, TA) blz. 29
21. Meetinstrumenten blz. 31
22. Klinisch redeneren en begrippen blz. 32
23. Literatuur en Journal club artikelen blz. 34
24. Onderwerpen oefentoets (TestVision) blz. 47
1
,Samenvatting PSY Minor Kennistoets
1. Complexiteitniveau psychosomatische fysiotherapie
Complexiteit niveau BCP Psychosomatische fysiotherapie (kerneigenschappen) Trimbos
Beoordeelt op = fysiek functioneren, disfunctionele opvattingen over ziekte, impact gezondheidsklachten
op levensgebieden, persoonskenmerken (psychopathologie), zelfregulatie, psychisch stabiel en
opvattingen, gedragingen en emoties mate van complicatie.
Niveau 1 : Ongecompliceerd
Klachten fysiek functioneren (ALTIJD)
Psychisch stabiel persoon met betekenisvol leven
Voldoende mate aan zelfregulatie ten aanzien van gezondheden levensdomein
Niveau 2 : Licht gecompliceerd
Klachten fysiek functioneren
Cliënt heeft enkele disfunctionele opvattingen over zieke en/ of ziekte gedragingen.
Mogelijk spelen er emoties rondom aandoening en beperking.
Opvattingen, gedragingen en emoties zijn relatief eenvoudig door middel van voorlichting te
corrigeren.
Psychisch stabiele persoon met voldoende mate aan zelfregulatie ten aanzien van gezondheid- en
levensdomein, echter door opvattingen en gebrekkige informatie is deze niet functioneel.
Niveau 3: Matig gecompliceerd (behandeld door specialist)
Klachten fysiek functioneren
Cliënt heeft meerdere disfunctionele opvattingen over zieke en/ of ziekte gedragingen en/ of
emoties, die niet door eenvoudige voorlichting te corrigeren zijn.
Impact van gezondheidsklachten manifest binnen meerder levensgebieden.
Voor herstel duidelijke ongunstige persoonskenmerken (lage effectiviteitwaarde/pessimisme etc.)
aanwezig.
Levensproblematiek aanwezig, die niet door ziektelast wordt veroorzaakt (bv.. werkproblematiek),
maar wel van invloed is op coping- potentiaal.
Zelfregulatie is onvoldoende/verminderd en zelfsturing bemoeilijkt door levensproblematiek.
Niveau 4: Zwaar gecompliceerd (veel hulpverleners)
Klachten fysiek functioneren
Cliënt heeft duidelijke disfunctionele opvattingen over zieke en/ of ziekte gedragingen en/ of
emoties, die de klachten bestendigen.
Impact van gezondheidsklachten manifest binnen meerder levensgebieden.
Naast de ongunstige persoonskenmerken is psychopathologie aan de order.
Evt. is er sprake van middelenmisbruik en/of traumatische life events.
De klachten hebben een functie in het leven gekregen, contraproductieve gedragingen.
Zelfregulatie is uitermate laag. Cliënt heeft zich bij klachten neergelegd en kan deze niet aan.
2
, Samenvatting PSY Minor Kennistoets
Complexiteit niveau volgens WPN:
WPN niveau Omschrijving
geldend voor Volwassen patiënten met verlies aan functioneren bij (a)specifieke pijnklachten zich uitend in het houdings- en
alle niveaus bewegingsapparaat, langer dan 6 weken bestaand.
1 Sociale en psychische factoren spelen geen onderhoudende rol
2 Er bestaan problemen ten aanzien van overbelasting en ergonomie.
Sociale en psychische factoren spelen geen onderhoudende rol.
3 Sociale en psychische factoren zijn complex en spelen een belangrijke onderhoudende rol.
4 Sociale en psychische factoren zijn zeer complex en spelen de belangrijkste onderhoudende rol
Disciplines complexiteit niveau 4: sociaal pedagogisch medewerker, huisarts, psychiater / psycholoog
(noodzakelijk!), maatschappelijk werker, bedrijf arts, (psychosomatisch) fysiotherapeut,
verpleegkundige, ergotherapeut, neuroloog (conversiebeeld) en praktijkondersteuner huisarts.
2. SOLK theorie
Definitie SOLK: lichamelijke klachten die langer dan enkele weken duren waarbij adequaat medisch
onderzoek geen somatische aandoening wordt gevonden die de klacht voldoende verklaart. Of
somatische aandoening die ernstiger oftewel beperken ze het functioneren sterker dan op grond van de
aandoening te verwachten is.
Engelse SOLK : Medically Unexplaned Physical Symptoms (MUPS)
Prevalentie SOLK: 30-50% huisarts, 20-30% SOLK patiënten houdt langdurig last en hoge lijdensdruk
(trimbos 2010), zeggen dat angst-, stemmingsstoornissen en chronische klachten aan BA op dit moment en
in toekomst naast o.a. diabetes het grootste verlies van kvl (SOLK pt.) Men zit meer SOLK eerstelijns en
verschuiving in GGZ zorg, waardoor de complexiteit in eerstelijns toeneemt. Samenwerking tussen eerste
en tweede lijn zal toenemen. (NNHG, Nationale Kompas 2015)
Verwijs diagnose SOLK: 20% rugpijn en 37% overige (hoofdpijn, spierpijn, cervicaal syndr, artrose)
Risicofactoren SOLK:
Biologisch Psychologisch Sociaal
Voorbeschikkend / Predisponerend Genetische Trauma (omgang met) ziekte
Al langer bestaand (vroegere ervaring) of genetisch, kwetsbaarheid Hechting in familie
wat iemand kwetsbaar maakt voor klacht of stoornis
Uitlokkend / Luxerend Vermoeidheid Stress Life event
Uitlokken van klacht of stoornis
In stand houdend Conditieverlies Ongerustheid Weinig sociale steun
Onderhouden of verergeren van klacht of stoornis
Protectieve prognostische factoren: contextuele intelligentie, extraversie, hoge eigen
effectiviteitsverwachting
Persoonlijkheidskenmerken bij psychosomatische klachten: perfectionisme, controle behoefte,
verantwoordelijkheid, rationalisatie (zoeken van rationele verklaring voor eigen gedrag),
prestatiegerichtheid, lage eigenwaarde, lage frustratietolerantie.
Lichaamswaarneming bij psychosomatische klachten, verstoring van: lichaamsbewustzijn,
lichaamsbeeld, emotioneel bewustzijn, discogruentie verhaal en mimiek (weglachen) en adempatroon.
Definitie gezondheid: vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren bij fysieke,
emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Dus meer gericht op begeleiding op stimuleren van
3
,Samenvatting PSY Minor Kennistoets
zelfmanagement en aanpassingsvermogen van de patiënt. Huber 2012
3. Psychosomatische modellen
Depressie spiraal (Main&Spanswick 2000):
Cognitief model voor angst en depressie. Heeft een biomedisch, omgeving en cognitief aspect, hierbij
staan een aantal symptomen: negatief denken of negatieve herinneringen, op zichzelf gerichte
aandacht, vermindering van plezier en activiteiten en terugtrekken/afzondering.
Gebruik je ter redenatie waarom je bepaalde dingen doet. Model bestaat uit 5 stappen :
1. Basis aannamen
2. Uitlokkende gebeurtenis
3. Activering, basis aanname -- > ik zei toch dat ik het niet kan
4. Depressief makende gedachten
5. Depressieve symptomen: lichaam, emotie, motivatie, cognitie en gedrag.
Gevolgen model / BPS model (Arnold) :
Je hebt ideeën over je klacht wat gevolgen heeft op cognitief/emotioneel, gedragsmatig, lichamelijk en
sociaal gebied. Je gaat kijken naar de in standhoudende factoren. Hierdoor krijg je inzicht in de gevolgen
over bovenstaande gebieden. Gebruiken als je inzicht wilt geven de psychologische factoren kunnen
leiden tot lichamelijke (instandhoudende) klachten.
Demand-Control (Karacek): gericht op hoeveelheid van werk en de mate van controle en steun hiervan.
Als je heel veel moet doen en geen steun krijgt vanuit je werk ga je in het rode stuk dangerous work
zitten. Zou je veel bevelen krijgen, hoge mate van controle krijgen en veel steun dan zit je in healthy
work. Dit is effectief bij werk gerelateerd gericht met overbelasting en burn-out.
JDR (Job Demands Resources): persoonlijke hulpbronnen en hoeveel je energie je hebt en de stress met
steun. Ook indicatie met iemand die een hoge werkdruk ervaart.
MBI (Maslach burnout inventory): mag niet meer gebruikt worden maar is gericht op uitvragen van
uitputting, distantie en competentie.
Paniekcirkel van Clarke: middel om paniek te meten, essentie is dat het vaak fout gaat met het
verkeerd interpreteren van lichamelijke symptomen. Stappen van het model :
1. Stressvolle situatie
2. Lichamelijke symptomen
3. Angst: waarnemen van symptomen
4. Interpretatie -- > rampscenario (hartaanval, flauwvallen en gek worden)
Dynamisch stress-kwetsbaarheid model :
Model dat in kaart brengt of de patiënt kwetsbaar is ja of nee en de
psychische (on)gezondheid. Geeft hiervan ook de psychologie en
fysiologie van de kwetsbaarheid tot ontwikkelen van stress. De
psychologische- (genetisch, persoonlijkheid, gezondheidstoestand),
4
,Samenvatting PSY Minor Kennistoets
sociale- (economische status, relaties) of fysieke kwetsbaarheid wordt meegenomen. Dus is een model
voor onderbouwing vanuit ontstaan van stress.
Commonsensmodel CSM (leventhal) : cognities (ziekteperceptie) meten en beschrijft de gedachtes
(percepties) die mensen over hun klacht kunnen hebben is gebaseerd op 5 domeinen:
Symptomen: wat heb ik?
Tijdlijn: hoe lang gaat het duren?
Gevolgen: wat zijn de consequenties?
Controle: hoe kan ik het onder controle krijgen?
Oorzaak: wat is de oorzaak?
Start met een gezondheidsbedreigende prikkel, mensen reageren
hierop zowel cognitief als emotioneel waardoor je percepties ontwikkeld. Deze percepties blijken sturend
te zijn voor het gedrag (coping) dat iemand gaat vertonen. Met dit gedrag denkt men de bedreiging weg
te nemen en hiervoor is een beoordeling. Arthur Kleinman heeft ook nog vragen om visie van
ziekteprobleem te achterhalen evnt.
1. Hoe noemt u het ziekteprobleem waar u last van hebt? (naam)
2. Wat is volgens u de oorzaak van het ziekteprobleem? (oorzaak)
3. Waarom is het u overkomen? (voorwaarden, aanleiding)
4. Wat doet de ziekte in uw lichaam en wat in uw geest? (werking)
5. Hoe ernstig is het ziekteprobleem? (duur, ernst)
6. Waar bent u het meest bang voor? (verloop)
7. Waar heeft u het meeste last van? (klachten)
8. Wat voor soort behandeling denkt u dat u nodig hebt? (behandelwijze)
9. Wat zijn de belangrijkste behandelresultaten waar u op hoopt? (behandelresultaat)
10. Wat is uw grootste angst betreffende de behandeling? (behandelangst)
Stappenplan doen en blijvendoen: 1. Openstaan 2. Begrijpen 3. Willen 4. Kunnen 5.
Doen 6. Blijven doen
ASE-model: motivatie (gepland gedrag) gaat uit van 3 punten :
1.Attitude (houding) 2. Sociale norm 3. Eigen effectiviteit.
Fear avoidance model (dis-use model) / Vreesvermijdingsmodel (Vlaeijen) : Patiënt
maakt zich zorgen om zijn klacht hierdoor ontstaat er vermijden van bewegen. Gevolg
hierop dat het lichaam minder belasting heeft gehad dan dat het gewenes is
waardoor dit is zich is gaan aanpasser (onderbelasting). Als de patiënt dan weer wat
gaat doen eervaart het lichaam dit veel sneller als een overbelasting waardoor de
klacht wellicht erger wordt en vervelende gevoelens over krijgt waardoor de patiënt
nog minder gaat bewegen (vicieuze cirkel). Toepasbaarheid is niet altijd even goed
omdat niet iedereen catrostofeert en reageert anders erop en het model is niet op elke dag terug te
pakken.
Self-Esteem Model (sontroem & Morgan 1989) : Self-Esteem betekend het vertrouwen in jezelf hebben en
geloven in je eigen kunnen, dit staat met meerdere dingen met elkaar in verband. Te gebruiken ter
onderbouwing ven verantwoording bij depressie en angst dus ook als behandeling met lichamelijke
doconditionering, motiveren tot bewegen.
Meerdimensional belasting – belastbaarheidmodel/mdbb-model (Arnold): biopsychosciaal
5
, Samenvatting PSY Minor Kennistoets
gezondheidsmodel, waarin gezondheid wordt opgevat als een dynamisch evenwicht (lichaam, geest,
sociaal) en wordt het lichaam als eenheid van lichaam en geest gezien met interactie van de omgeving.
Verstoring in dit dynamisch evenwicht kan zich uiten in gezondheidsproblemen
4. DSM-IV
DSM-IV:
Algemeen:
Classificatie systeem uitbreiding op DSM-V en zegt iets over voorgeschiedenis patiënt als persoon,
beloop, behandeling en indicatie medicatie. Sinds 2016 heb je een DSM IV verklaring nodig om bij
een psycholoog te komen.
Er wordt nu meer gekeken naar meerdere symptomen van meerdere aandoening en wordt het dus
niet meer in een bak gegooid. Ontstaat een beschrijvende diagnose per individu en wordt vanuit
groter gebied naar de patiënt gekeken. Is een Dimensionele benadering.
DSM is fungeert als gemeenschappelijke taal voor professionals, vakgebied van psychiaters en
psychologen, informatie t.b.v.; onderzoek, beleidsvorming, betaling zorg, psycho-educatie en
behandeling
Nieuwe ontwikkeling van DSM-V naar DSM-IV:
Psychosociale en contextuele factoren worden apart beschreven
Nieuwe stoornissen vallen binnen de DSM-IV: PTSS, Hoarding Disorder (verzamelwoede),
Exocoriation Disorder (krabben v.d. huid), Binge Eating Disorder.
DSM-IV criteria algemeen:
1. Herbeleving; spontane herinneringen, flashbacks, dromen
2. Vermijding van gedachtes, gevoelens, pijnlijke herinneringen, externe zaken (foto)
3. NIEUW: Negatieve cognities en emoties; verstoorde ideeën schuldvraag, verminderde belangstelling
en vervreemding, niet herinneren
4. Verhoogde arousal; hypervigilantie, roekeloos, destructief, agressief, slaapstoornissen.
* psychotrauma en stressor gerelateerde stoornis
** klachten langer dan een maand om classificatie te krijgen
DSM-IV classificatie: per aandoening (depressie, angst, PTSS enz.) heeft DSM-IV een eigen classificatie.
4. Depressie
Oorzaken depressie: erfelijkheid, organische stoornissen, confrontatie met ziekte / verminking / dood,
bijwerkingen medicatie, alcohol, drugs en medicatieverslaving.
Symptomen depressie : kernsymptomen en dus ook de sleutelvragen zijn gericht op sombere stemming
en duidelijk verminderde interesse of plezier in bijna alle activiteiten.
Aanvullende symptomen zijn verminderde eetlust, gewichtsverlies of toename, slapeloosheid of juist
heel veel slapen, vermoeidheid, energie verlies, waardeloosheid, overmatige schuldgevoelens,
concentratie, nadenken, beslissingen nemen, terugkerende gedachten aan dood / zelfdoding.
Gevolgen depressie: verdubbelt de kans op overlijden i.v.m. ongezonde leefstijl, vergrote kans op
lichamelijke aandoeningen en HVZ, staat op de 7 e plaats van ziektelast.
Interventies depressie: CGT, Mindfulness, vaardigheidstraining, farmacotherapie (antidepressiva)
DSM-IV depressie classificatie:
Depressieve stemming gedurende groot deel van de dag OF
Anhedonie: niet kunnen genieten OF
6