Wederzijdse beïnvloeding
Tentamen: 50 meerkeuzevragen a.d.h.v. Sociale Psychologie
Bij alle toetsdoelen geldt dat je het kunt definiëren, verklaren, herkennen en/of toepassen
Week 1 - Hoofdstuk 3 Sociale cognitie: hoe we denken over de
sociale wereld
Inleiding - Jonestown
Leider van The Peoples Temple: Jim Jones, jaren '70. Jim Jones vond dat er teveel verschillen
in de wereld waren. Hij wilde meer gelijkwaardigheid en minder minderwaardigheid. Van
oorsprong een organisatie gericht op minder bedeelden en mensen die maatschappelijk
verstoten zijn. Doelstelling van de organisatie een veilige haven vormen voor iedereen
ongeacht afkomst, uiterlijk, levenspad, etc. The Peoples Temple-gemeenschap migreert in 1977
naar Guyana en bouwt in de jungle een zelfvoorzienend dorp. Na een bezoek van een
Amerikaans raadslid in 1978 plegen ruim 900 mensen in opdracht van Jim Jones zelfmoord.
Hoe heeft dit kunnen gebeuren?
o Charisma van Jim Jones
o Persoonlijkheid van mensen die zich aangetrokken voelden tot de Peoples Temple
o Religieuze aarde van de Peoples Temple: kritiekloos geloof in de sekteleider
o Afzondering in een oerwoud van een vreemd land (isolement)
o Geen soortgelijke anderen, behalve de andere bewoners van Jonestown (imitatie)
Dit is echt een typisch voorbeeld van gedragsbeïnvloeding, wel heel heftig
Sociale psychologie (hoofdstuk 1)
= onderzoekt de psychologische processen die mensen met elkaar gemeenschappelijk hebben die
maken dat ze gevoelig zijn voor sociale invloed
Gaat heel erg over sociale invloed: dat wat woorden en gedragingen met je doen
o Is heel erg situatieafhankelijk: het ligt eraan hoe je doet in welke groep/situatie je
bent, de kracht van de situatie
o Is ook wel sociale druk
Situationele factoren zijn vaak veranderbaar
o Daar kun je interventie voor doen
o Kennis van sociale psychologie nuttig als gedragsbeïnvloeder (beleidsadviseur,
voorlichter trainer, coach etc.)
Sociologie = verschaft algemene wetten en theorieën over samenlevingen, niet over
individuen
Persoonlijkheidspsychologie = onderzoekt de kenmerken die maken dat individuen uniek
zijn en van elkaar verschillen
Casus
Stel, je bent afgestudeerd toegepast psycholoog en hebt een eigen bedrijf: je noemt jezelf keuze-
coach. Veel jongeren ervaren anno 2018 nl. keuzestress. Je begeleidt middelbare scholieren in hun
keuze voor vervolgstudies (en profielen). Je ontmoet Thijmen (15 jaar) en zijn ouders bij een
intakegesprek. Thijmen zit in 4 VWO en heeft vijf interessante vervolgstudies op het oog maar hij kan
niet kiezen. Hij heeft van alle studies veel informatie verzameld en alle voor en nadelen op een rijtje
gezet en hij komt er niet uit. Tijdens het intakegesprek wil je een vriendelijke en betrouwbare indruk
achterlaten. Op basis van H3 Sociale Psychologie denk je vooraf goed na.
1
,Wederzijdse beïnvloeding
Is het dan verstandig om:
A. warme / koude drank aan te bieden? (blz 72 bovenaan)
Warme drank, want dat associeert hij waarschijnlijk met een warm persoon.
B. de kamer waar het gesprek plaatsvindt te laten ruiken naar kaneel of naar citroenlucht? (zie blz
71)
Citroenlucht, want dat associeert hij waarschijnlijk met schoon, fris en vernieuwend.
Belangrijker nog: hoe maken mensen zoals Thijmen beslissingen? Welke strategie werkt beter:
bewust nadenken of automatisch? (zie blz. 70): als je complexe info wilt integreren zoals alle voor en
nadelen van vervolgstudies werkt afleiding (onbewuste verstand) beter.
Automatisch een keuze maken werkt beter: ga even iets anders doen, na een afleiding maak je
automatisch de juiste beslissing
1. Het verschil tussen automatisch en gecontroleerd denken én
2. Verschillende vormen van automatisch en gecontroleerd denken
Automatisch denken VS Gecontroleerd denken
Onbewust VS Bewust
Onopzettelijk VS Opzettelijk
Onwillekeurig VS Uit vrije wil
Zonder inspanning VS Vereist inspanning
Automatisch denken
= denken dat onbewust, onopzettelijk, onwillekeurig en zonder inspanning geschiedt
Sociale cognitie
= hoe mensen denken over zichzelf en de sociale wereld. Specifieker; hoe mensen sociale informatie
selecteren, interpreteren, herinneren en gebruiken om oordelen te vormen en beslissingen te nemen
Vb: De automatische piloot
Zie ook schema's
Stereotypering
= generalisatie over een groep mensen waarin vrijwel alle leden van de groep identieke kenmerken
krijgen toebedeeld, ongeacht de daadwerkelijke verschillen tussen de leden
Vb: Alle blondjes zijn dom
Gevaren bij sociale cognitie en stereotypering
Bij bovenstaande voorbeelden zijn er gevaren! Keerzijde: automatisch schema's toepassen die niet
nauwkeurig zijn
Vb: politie schiet iemand dood waarvan ze dachten dat het iemand anders was. Je kunt je heel erg
vergissen
Priming
= het proces waarbij recente ervaringen de toegankelijkheid van een schema, kenmerk of concept
verhogen
2
,Wederzijdse beïnvloeding
Een eerder opgedane situatie bepaalt je gevoel
Vb: warme drank zorgt voor genegenheid --> iemand wel aannemen. Bij een koude drank
werkt dit de andere kant op
Vb: Studenten geven sneller het juiste antwoord op kennisvragen wanneer ze voor het
stellen van deze vragen aan een hoogleraar hebben gedacht. Wanneer zij echter een aantal
minuten aan voetbalhooligan dachten, gaven zij sneller het foute antwoord op de vraag.
Vb: Je loopt met een vriend die een beetje op zijn gewicht moet passen naar de supermarkt.
Vlak voordat jullie de supermarkt inlopen, vestig je de aandacht op iemand die een patatje eet.
"Dat is ook ongezond, en dat midden op de dag", mompel je terloops. Het geheugen van je
vriend wordt getriggerd; hij zal waarschijnlijk gezondere boodschappen halen.
Schema's
= mentale structuren die mensen gebruiken om hun kennis over de sociale wereld te organiseren
rond thema’s of objecten. Deze structuren hebben invloed op de informatie die mensen opmerken,
waarover ze nadenken en die ze zich herinneren
Toegankelijkheid (= mate waarin schema’s en concepten zich op de voorgrond van ons
bewustzijn bevinden waardoor het waarschijnlijker is dat we ze gebruiken bij onze oordelen
over de sociale wereld) van een eerdere situatie en priming (= het in werking stellen van zo'n
schema)
o Permanent toegankelijkheid door eerdere ervaringen
o Tijdelijke toegankelijkheid door een doel
o Tijdelijke toegankelijkheid door een recente ervaring
Wordt vaak koste wat het kost in stand geprobeerd te behouden. Daarom pas je niet je
schema aan als iets niet klopt. In plaats daarvan bedenk je er een uitzondering voor
Perseveratie-effect
o = bevinding dat opvattingen van mensen over zichzelf en de sociale wereld
aanhouden, ondanks bewijzen van het tegendeel (schema willen behouden, daarom pas
je het schema niet aan maar bedenkt er een uitzondering voor)
o Vb: er wordt verteld dat de ene helft van de klas het goed heeft gedaan en de andere
helft slecht. Als ze horen dat dit niet klopt, zal het gedeelte dat het "goed" had gedaan
zichzelf slecht beoordelen, en de andere helft andersom
o Vb: je hebt veel positieve feedback ontvangen en onthoudt alleen het ene kleine
dingetje dat negatief was
o Lijkt heel erg op belief perseverance. Gedachte erachter is hetzelfde, maar belief
perserverance is meer gericht op eerste indruk
Selffulfilling prophecy
= zorgt dat je schema's uitkomen
Hoe het werkt:
o Een verwachting over hoe iemand is: iemand is arrogant
o Verwachting beïnvloedt de manier waarop ze zich tegenover diegene gedragen: je gaat je
afstandelijk gedragen, pesten
o Diegene gaat zich consistent met de verwachting gedragen: de ander wordt boos
doordat hij gepest wordt
o Verwachting komt uit: hij gaat zich inderdaad arrogant gedragen
Je gaat op zoek naar de kleine dingen
Vb: je vindt iemand irritant, dan is de kans groot dat je hem nog irritanter vinden
Pygmalion-effect = een positieve selffulfilling prophecy. Als er positieve verwachtingen zijn
van mensen, gaan zij beter presteren.
3
, Wederzijdse beïnvloeding
o Degene die uitblinken mochten niet meer aandacht krijgen, maar kregen wel dat
stempel. Kinderen die dat wisten gingen zich ook zo gedragen --> positieve bekrachtiging.
Je gaat dus harder werken om je (onbewust) je IQ te verhogen. Ze kregen dus uiteindelijk
ook een uitblinkerscertificaten. Ze kregen feedback en moeilijkere taken dan de rest van
de klas
o Vb: als je van je kinderen verwacht dat ze dom zijn, gaan ze uiteindelijk zich ook dom
gedragen
o Vb: Een docent behandelt de slimme leerlingen (onbewust) anders dan de rest van de
leerlingen uit de klas. Leerlingen zullen zich hierdoor anders gaan gedragen en daardoor
ook beter presteren.
Scripts
= schema’s over specifieke gebeurtenissen, oftewel een beschrijving van hoe zo’n gebeurtenis
gewoonlijk verloopt
Bestraffingseffect
= bevinding dat positieve opvattingen over de sociale wereld waarvan bewezen wordt dat ze onjuist
zijn, kunnen omslaan naar zeer negatieve opvattingen
Gecontroleerd denken
= denken dat bewust, opzettelijk en uit vrije wille plaatsvindt en inspanning vereist (kost energie)
Tegenfeitelijk denken
= een aspect van het verleden op mentaal niveau veranderen zodat je je kunt voorstellen hoe het
had kunnen zijn
Wat als… “ik dit of dat had gedaan, had ik het kunnen voorkomen, had ik kunnen helpen?”
Je weet feitelijk dat je een slecht cijfer gehaald. Maar je gaat denken wat er was gebeurd als
je het anders had gedaan. Ook positieve psychologie: je gedachten positief beïnvloeden
Niet op de automatische piloot, controle over je gedachten kost heel veel energie
Gedachteonderdrukking
= poging om alle gedachten over iets wat we zo snel mogelijk willen vergeten, te vermijden
Voorbeelden:
Je mag niet aan de roze olifant denken --> dan doe je het juist wel!
White bear phenomenon (wegner)
Jonestown: je wilt er niet aan denken en gaat er juist aan denken
Het heeft geen zin om je gedachten te onderdrukken, want als je dat niet meer hoeft te doen ga je
juist terug naar dat proces. Ga juist afleiding opzoeken!
2 processen
1. Monitoringproces
2. Operatingproces
Barrière van overdreven zelfvertrouwen
= gegeven dat mensen gewoonlijk te veel vertrouwen op de nauwkeurigheid van hun eigen oordelen
Theorieën in een tabel
Automatisch VS Gecontroleerd
4