“Nederlandse beliefs over genetische
screening”
01/06/2018
Bachelor GW, GZW1025
Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML)
,Inhoudsopgave
Inleiding…………………………………………………………………………………..…....2
Methode…………………………………………………………………………………..……3
Resultaten………………………………………………………………………………….…..4
Discussie………………………………………………………………………………….……6
Referentielijst……………………………………………………………………..…………....8
Bijlage 1………………………………………………………………………………...…….10
Bijlage 2…………………………………………………………………...………………….12
Bijlage 3……………………………………………………………………………...……….14
1
, Inleiding
Nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen hebben sinds enkele jaren voor een enorme
vooruitgang gezorgd in de toegankelijkheid en het gebruik van genetische testen (Jonassaint
et al., 2010). Door middel van deze testen wilt men burgers de kans geven om zich in te
lichten over de aanwezigheid van een erfelijke aandoening (Krijgsman, Van El, Ten Horn,
Pieters, & Cornel, 2008). Verder is het ook mogelijk om door middel van genetische testen
ziekten preventief op te sporen (Henneman, Timmermans & van der Wal, 2004). Een
voorbeeld hiervan is het onderzoek naar familiaire hypercholesterolemie (FH), dit is een
erfelijke aandoening waarbij een verhoogd cholesterolniveau aanwezig is. Uit dit onderzoek
blijkt dat de meest kosteneffectieve strategie om FH te diagnosticeren het screenen van
familieleden van patiënten is (Leren, 2004; Walma & Wiersma, 2009). Ook worden
genetische testen vandaag de dag vaak gebruikt bij het opsporen van verschillende
kankersoorten en alzheimer (Escher & Sappino, 2000; Bassett, Havstad, & Chase, 2004).
Vroege opsporing kan verschillende voordelen teweegbrengen; zo verwacht men dat het de
kwaliteit van leven zal doen toenemen en dat het leidt tot een uitgebreidere kennis in de
genetica, waardoor het stellen van een diagnose effectiever zal verlopen (Henneman,
Timmermans & van der Wal, 2004; Gezondheidsraad, 1994). Echter zijn er ook verschillende
zorgen gekoppeld aan het genetisch testgebruik. Zo bleek uit verschillende studies dat velen
van mening waren dat de testresultaten tot discriminatie op het werk of bij de verzekering
zouden leiden (Morren, Rijken, Baanders, & Bensing, 2007; Hietala et al.,1995). Verder bleek
uit recent onderzoek van Ramirez et al. (2015) dat verschillende participanten zich zorgen
maakten over de kosten en de reacties die de resultaten bij familie of vrienden zouden
oproepen.
Door deze voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen vormen burgers bepaalde attitudes over
het genetische testgebruik. De meningen hierover zijn verdeeld omdat ze afhankelijk zijn van
de leeftijd, het geslacht, de etniciteit en het opleidingsniveau van de personen (Henneman et
al., 2013; Molster, Charles, Samanek, & O’Leary, 2009; Singer, Antonucci, & Van Hoewyk,
2004). Om meer te weten te komen over deze verschillen in beliefs en attitudes tussen
2