Ontwikkelingsleer
Hoorcollege 1: Introductie
Impact van transities: Normatief vs. Non-normatief
Cohort: mensen van dezelfde generatie
Factoren die een rol spelen in individuele verschillen:
Beschermende factoren. VB: intelligentie, veilige stimulerende omgeving, goede
vrienden
Risico factoren: VB: moeilijk temperament, mishandeling, drugsgebruik, scheiding
Waar komen individuele verschillen vandaan: Nature vs. Nurture debat
Nurture
o (traditioneel) behaviorisme: Watson + Skinner. Gedrag van kinderen kan
geconditioneerd worden: Little Albert.
o (cognitief) behaviorisme:Bandura: sociaal-cognitieve leertheorie: Mensen
leren door modeling
Nature: expressie van basale emoties
Nature-nurture: indirect effect van genen op omgeving
o Passief: aangeboren eigenschappen van ouders creeren bepaalde omgeving
o Evocatief: aangeboren eigenschappen van kind lokken reacties uit in
omgeving
o Actief: door aangeboren eigenschappen ‘kiezen’ we een andere omgeving
Interactie nature en nurture
o Person-environment fit: afstemming van omgeving op de aangeboren
kenmerken en talenten
o Epigenetica: onderzoek doen naar hoe de omgeving (nurture)
interacteert met aangeboren eigenschappen (nature)
,Pijltje onder biological approach. Epigenetica: genexpressie kan veranderd worden door
omgevingsinvloeden
Bronfenbrenner: ecologisch model: ontwikkelings-systeem perspectief: Kind ontwikkelt
zich in interactie met omgeving
Microsysteem: directe omgeving
Mesosysteem: interacties tussen microsystemen. Vb. Kind/klas
Exosysteem: vb. familie, schoolsysteem, gemeente, media
Macro systeem: cultuur, politiek, religie.
,Onderzoeks Uitdagingen
Deelnemersgroep
o Verschillen in vaardigheid (vb. Verbaal/ non-verbaal)
o Kwetsbaarheid (kinderen, ouderen)
Gen/ omgevingsinvloeden vaak lastig uit elkaar te halen
o Vaak sprake van zowel genetische aanleg als omgevingsinvloed
o Vb. Muzikaal talent, hoge SES, stimulerende familie/ school
Wat betekent een leeftijdseffect?
o Biologische processen (rijping van het brein)?
o Psychologische processen (opgedane leerervaring)?
o Sociale/ omgevingsprocessen (veranderende omgeving)?
Onderzoeksmethoden:
In de praktijk (school/ kliniek) en wetenschappelijk onderzoek:
o Observatie van gedrag
o Zelf-rapportage
o Rapportage door proxy (vb. Ouder/ leerkracht)
o test
Correlationeel onderzoek
o Samenhang tussen factoren (A-B)
o Nadeel: geen causaliteit
Experimenteel onderzoek
o Zegt meer over causaliteit (A>B)
o Nadeel: soms onmogelijk/ onetisch
Onderzoeksdesigns:
Cross-sectioneel: een meting bij mensen van verschillende leeftijden.
o VB: op hetzelfde moment worden vrouwen in verschillende levensfases
getest
, Longitudinaal: meerdere metingen over de tijd bij dezelfde mensen
o VB: dezelfde vrouwen worden gevolgd gedurende hun levensloop
o Voordeel: zicht op individuele (macro-) ontwikkeling