Probleem 6
Stress
Stress
Als mensen stress ervaren, wordt het fight-or-flight mechanisme geactiveerd. Dit is een
mechanisme dat zorgt voor lichamelijke veranderingen (zoals een hogere hartslag en een
snellere ademhaling) dat mensen fysiek klaar maakt om te vechten of vluchten. Volgens Selye
is stress de niet-specifieke reactie van het menselijk lichaam op eisen van buitenaf. Hij maakte
onderscheid tussen twee vormen van stress: 1. Eustress: goede stress, die zorgt voor
uitdagingen en mensen motiveert om harder te werken en hun doelen te behalen; 2. Distress:
slechte stress, die het resultaat is van een langdurige stressvolle situatie en negatieve gevolgen
heeft op de gezondheid. Een stressor is een fysieke of psychologische macht die mensen
buiten hun range van stabiliteit duwt (zoals hitte, tijdsdruk en werklading). Stressors kunnen
zo een strain veroorzaken. Een strain is de reactie op een stressor, voorbeelden hiervan zijn
een burn-out, hoge bloeddruk, en anxiety.
General adaptation syndrome
Volgens het general adaptation syndrome (GAS) van Selye reageren we hetzelfde op
vrijwel elke stressor. Deze stressreactie bestaat uit drie fasen:
1. Alarm reaction: fase waarin het afweermechanisme actief wordt, zodat het lichaam
klaar wordt gemaakt om te reageren op de stress. De hartslag gaat omhoog en
stresshormonen zoals cortisol, adrenaline en noradrenaline komen vrij.
2. Resistance: fase van maximale aanpassing en omgaan met de bron van stress, en
(hopelijk) succesvol terugkeren naar equilibrium. Als er niet wordt teruggekeerd, gaan
mensen door naar de volgende fase.
3. Exhaustion: fase waarin de adaptieve stressmechanismen instorten en de persoon
uitgeput raakt. Dit kan negatieve gevolgen hebben, zoals een burn-out, als de stress
niet vermindert. Dit model suggereert dat psychologische factoren geassocieerd met
stress een belangrijke rol spelen in onze lichamelijke problemen, zoals hartziektes. Het
verschil met de fight-or-flight reactie is dat het GAS langer duurt. Op de werkvloer
komt vooral de langdurige, chronische stress voor (GAS).
Bronnen van stress
Op het werk kunnen veel verschillende soorten stressors zijn. Cooper verdeelde de meest
voorkomende bronnen van stress in verschillende categorieën
Categorie 1: intrinsieke factoren op het werk.
Werkomstandigheden: hieronder vallen zaken als repetitief werk, slechte uren, en een
slechte directe omgeving (door slechte verlichting of veel lawaai)
Shift work: ploegendienst heeft een negatief effect op de lichamelijke functies
(bloedtemperatuur, spijsvertering, bloedsuikerspiegel) en op de motivatie, en het zorgt
voor verstoringen in het slaapritme, wat weer psychologische en fysiologische
problemen tot gevolg heeft;
Lange uren: te lange uren kunnen zorgen voor gezondheidsproblemen, waaronder
hart- en vaatziekten;
Te zware werklading: ook dit is geassocieerd met gezondheidsproblemen, en hier zijn
twee vormen van;
- Kwantitatieve overload: de persoon moet te veel werk doen;
- Kwalitatieve overload: de persoon moet te moeilijk werk doen.
, Risico en gevaar: banen met gevaar zorgen voor stress, omdat mensen door het risico
in een constante staat van arousal verkeren, die op de lange termijn negatieve effecten
op de gezondheid kan hebben;
Nieuwe technieken: door de veranderingen op de werkvloer moeten mensen zich
steeds aanpassen, wat leidt tot stress.
Categorie 2: rol in de organisatie (job stressors).
Rolambiguïteit: de persoon heeft geen duidelijk beeld van wat van zijn rol op het
werk verwacht wordt (bijvoorbeeld omdat het een nieuwe baan is), en dit leidt tot
stress, depressie, minder zelfvertrouwen, minder voldoening, en minder motivatie;
Rolconflict: de persoon heeft verschillende rollen, bijvoorbeeld thuis en op het werk,
en de eisen van deze rollen botsen met elkaar, wat kan leiden tot minder
werktevredenheid en fysieke symptomen van stress;
Verantwoordelijkheid: hoge verantwoordelijkheid voor mensen en dingen
(bijvoorbeeld voor geld of voorraden) kan leiden tot stress.
Categorie 3: persoonlijkheid.
Mensen met meer anxiety en minder flexibiliteit lijden eerder aan rolconflict;
Mensen met een lage tolerantie van ambiguïteit krijgen eerder stress door
rolambiguïteit
Mensen die het idee hebben dat ze meer controle hebben, zullen eerder iets aan hun
stress proberen te doen;
Mensen met veel neuroticisme zullen eerder lijden aan stress.
Categorie 4: relaties op het werk.
Relatie met superiors: een slechte relatie met de baas (bijvoorbeeld doordat deze te
strenge taken geeft) kan stress veroorzaken, en een inspirerende baas kan zorgen voor
minder stress;
Relatie met subordinates: een leidinggevende kan gestrest raken als er veel nadruk
ligt op participatie van zijn ondergeschikten;
Relatie met collega’s: stress kan ontstaan door competitie en persoonlijke conflicten,
en doordat er weinig steun is; meer steun zorgt juist voor minder stress.
Categorie 5: carrièreontwikkeling.
Frustratie van het bereiken van het carrière plafond en het idee niet meer hoger op te
kunnen komen, leidt tot stress (minder voldoening, burn-out, minder work
performance, etc.);
De overgang naar pensioen kan zorgen voor gebrek aan structuur en onzekerheid, wat
kan leiden tot stress (vooral als mensen negatieve redenen hebben, zoals ziekte, om
met pensioen te gaan);
Het evalueren van werkprestaties kan tot stress leiden.
Categorie 6: organisatiecultuur en- klimaat.
Organisatiecultuur: hieronder vallen de waarden, aannames en normen die worden
gedeeld door leden van de organisatie, en die individueel en collectief gedrag
beïnvloeden (iemand ervaart stress als hij deze waarden niet deelt);
Organisatieklimaat: hieronder vallen de percepties van de werknemers over hoe de
organisatie functioneert (er kan stress ontstaan als de persoon denkt dat de organisatie
oneerlijk, onduidelijk of onvoorspelbaar werkt). ‘