College 1: introductie
Economie
Economie gaat over alle economische interactie tussen individuen, bedrijven en overheden.
Wanneer deze interactie toeneemt spreken we van economische groei.
Economische groei is een relatief “jong” fenomeen. Tot het jaar 1600/1700 was er geen economische
groei. Voor 1600/1700 waren er alleen monarchieën, daarna kwamen pas eigendomsrechten (burgers
hebben recht op hun bezit eerst konden koningen zeggen “nu is dit van mij”, bv. Winst van een
bewijst).
Economische groei
Waarom is er economische groei?
Productiviteit met dezelfde hoeveelheid tijd/geld meer goederen maken
Waarom is er productiviteitsgroei?
Kapitalisme:
o Privaat eigendom. Waarom zou je productiever worden als je er niks voor terug krijgt?
o Specialisatie & schaalvoordelen. Specialisatie: iedere stad/regio/bedrijf specialiseert zich in
iets waar hij/zij/het relatief goed in is. Je kan je pas specialiseren als er veel handel is. Dus:
hoe meer handel, hoe meer specialisatie.
o Technologie. Wordt in geïnvesteerd door bv. Bedrijven.
o Bedrijven. Gebruiken schaalvoordelen en specialisatie.
1) Specialisatie in goederen: bv. Medische apparatuur
2) Binnen het bedrijf: werknemers die zich specialiseren
o Markten. Ze maken meer dan dat ze zelf nodig hebben.
We worden allemaal geprikkeld om productief en efficiënt te zijn
Vaak conflict tussen efficiency (grootte van de taart hoe rijk zijn we allemaal bij elkaar opgeteld?)
En ongelijkheid (verdeling van de taart succes/productiviteit wordt geprijsd)
Economie
• De economie is de optelsom van alle individuele keuzes van personen en bedrijven.
• Overheden gebruiken wetten en prikkels om deze keuzes mogelijk te maken en te beïnvloeden bv.
2000 euro collegegeld ipv 10.000
• Hoe maken we deze keuzes?
• Binnen de traditionele economie gaan we uit van “rationeel” en “optimaliserend”
gedrag/keuzes
• Inmiddels veel aandacht voor “bounded rationality” (we zijn niet slim genoeg om alle
informatie te verwerken) en “cognitive biases” (wij maken veel denkfouten). Vb cognitive
biases: iedereen vindt zijn eigen product het meest waard
• Het economische probleem
• Wat moet er worden geproduceerd?
• Hoe moet dit worden geproduceerd?
• Wie krijgt de geproduceerde goederen en diensten?
Productiemiddelen
• Land, arbeid, kapitaal (en ondernemerschap)
• Beloning: pacht, loon, rente & winst
De behoeften “oneindig”, de middelen beperkt
• Voor ons (consumenten) voornamelijk tijd en geld
Schaarste keuzes
Schaarste competitie efficiency (& ongelijkheid)
Het relatieve inkomen (ivm anderen) is belangrijker dan het absolute inkomen.
Opportunity costs = opofferingskosten
Schaarste keuzes (tradeoffs) opportunity costs
• “there is no such thing as a free lunch”: zelfs als de lunch gratis is, moet je er wel tijd aan
besteden. In die tijd had je ook iets anders kunnen doen.
, Opportunity costs = de “netto waarde” van je tweede keuze.
• Netto waarde: “de waarde van de tweede keuze” – “de kosten van de tweede keuze”. Stel je
voor: het alternatief is een uurtje sporten.
De waarde van de tweede keuze = je wil 20euro betalen voor sporten
De kosten van de tweede keuze = het was 10 euro. Dus netto = 10 euro
Opportunity costs beïnvloeden gedrag en keuzes
• Invloed salaris op gedrag als je veel verdient dan zijn de opofferingskosten hoger
• De supermarkt voor statiegeld kan je of doneren of ophalen bij de kassa (maar: kassa heeft
opofferingskosten, bv. 1 euro omdat je in de rij moet staan)
• Ikea zitten veel opofferingskosten in, bv. Kast kopen en in elkaar zetten etc. Voor
nederlanders lage kosten, omdat we niet heel veel tijd kwijt zijn met werken.
• “voor die prijs……. Kan ik het ook zelf maken” maar… opofferingskosten!!!
Opportunity costs voorbeeld
Je hebt een gratis kaartje gewonnen voor een concert van adele (kaartje is niet overdraagbaar). Rihanna geeft
op dezelfde avond een concert, en is jouw tweede keuze. Een kaartje voor adele kost €60, een kaartje voor
rihanna kost €40. Je bent bereid maximaal €50 te betalen voor het concert van rihanna. De overige kosten van
het bezoeken van beide concerten zijn gelijk. Wat zijn de “opportunity costs” (opofferingskosten) van het
bezoeken van het concert van adele?
= 10,- potentiële winst als je naar rihanna was gegaan (50-40)
Je bent van plan een pretpark te bezoeken met een toegangsprijs van €35. Je schat dat de totale kosten van
vervoer en horeca een extra €45 zullen bedragen. Om het pretpark te bezoeken moet je vrij nemen van je
parttime baan. Je schat hierdoor 6 uur aan werk mis te lopen, met een salaris van €10 per uur. De
opofferingskosten (opportunity costs) van het bezoeken van het pretpark zijn gelijk aan:
= 60 euro opofferingskosten. 35 + 45 + 60 = 140. Dus het moet je meer waard zijn dan 140euro.
Wat is de “echte” prijs van het kopen van een product?
Het alternatieve product dat je hierdoor niet kan kopen de echte prijs is het geen je er niet voor kan
kopen
Absolute vs relatieve prijzen (tov de rest)
Als een hamburger €4,- kost en een cola €2,-:
o Prijs hamburger = 2 cola
o Prijs cola = ½ hamburger = relatieve prijs
Als een bedrijf 100 tv’s of 70 laptop kan maken in 1 uur
o Kosten laptop = 10/7 tv
o Kosten tv = 7/10 laptop = relatieve prijs
Marginale analyse = hoeveel moet je produceren?
• Bij opportunity costs zien we welke keuze “optimaal” is bij twee mogelijkheden.
• De volgende vraag is hoeveel van iets moeten we kopen, produceren, onze tijd aan besteden? Wat
is de optimale hoeveelheid?
“rationeel” en “optimaliserend” gedrag:
Welke keuze levert de hoogste uitkomst?
Met andere woorden: wat is de meest efficiente keuze? Welke hoeveelheid levert de hoogste winst,
het meeste geluk, het meeste nut op?
Hiervoor moeten we gebruik maken van marginale analyse
Marginale opbrengsten: wat levert één extra product op? Neemt vaak af: je eerste hamburger is meer waard
dan je tweede. Een eerste computer vergroot je productiviteit heel sterk, maar een tweede heeft veel minder
nut. Elke hoeveelheid heeft een ander “nut”.
Marginale kosten: wat zijn de kosten van één extra product? Je hebt andere opofferingskosten: bijv. Bij meer
werken, meer vrije tijd opgeven.
,Dit is niet altijd constant (meestal niet)! diminishing/increasing marginal costs/benefits
• Opportunity costs spelen ook hier een rol
• Meest efficiënte punt: marginale opbrengsten= marginale kosten
• Netflix en spotify hebben geen marginale kosten, maar wel opbrengsten!!
Hoeveel koffie moet ik dinken?
skip to main content
1819 Intro. Economics and Business (E&EB) (1 V)
Select a course...
als het 3,20 kost voor een koffie. Moet je stoppen met drinken na kop 4.
Marginale analyse
Hoeveel moet een bedrijf produceren? In het begin nemen de marginale kosten af. Bij het snijpunt is de winst
maximaal.
Hoeveel drankjes moet je drinken op een avond? Je eerste paar drankjes verhogen je plezier, hoog nut. Het
optimale punt van consumptie is bij snijpunt (drankje ervoor = meer winst dan kosten, drankje erna = meer
kosten dan winst). Je telt alle winst van voor het punt bij elkaar op!!!
Het economische probleem
Terug naar het economische probleem
• Wat moet er worden geproduceerd?
• Hoe moet dit worden geproduceerd?
• Wie krijgt de geproduceerde goederen en diensten?
Kapitalisme
• Productiemiddelen zijn privaat eigendom
• Het economisch probleem wordt via markten en prijzen “opgelost”.
• De samenleving bepaalt via vraag en aanbod wat en hoe er wordt geproduceerd
individuele beslissingen bedrijven en personen
• Door winst hebben ondernemers/bedrijven prikkels productiever te worden en risico’s te
nemen
• Alle actoren zouden opportunity costs mee moeten nemen in afweging en marginale analyse
moeten gebruiken bij hun keuzes
• Prijzen=“invisible hand” beinvloeden opportunity costs en optimale keuzes
, Prikkels (en “unintended consequences”)
• Prijzen (en daarmee opportunity costs) sturen de economische keuzes
• Echter, soms “ moeten” de keuzes van mensen worden beïnvloed
Prikkels (incentives) (goed) gedrag
Accijns, subsidies, prijzen, nudging
Bonussen. Blijkt niet te werken bij cognitieve taken, bv. Iq test.
Hypotheekrenteaftrek versus pensioenen. Elke maand krijg je een bonus als je een schuld hebt:
belastingkorting omdat je een grote schuld hebt. Tegelijkertijd krijg je ook een bonus als je veel geld
spaart (pensioen). Uitkomst: hoge schulden en veel sparen. Onbedoelde neveneffecten van de prikkels
(zorgen dat je een huis kan kopen & leuk leven na je 73e)
Odd-in systeem vs odd-out. Odd out houdt in dat je iets wel bent totdat je je afmeld. Dit doe je niet
snel. Odd-in is dat je het niet doet totdat je je aanmeldt. Odd-out werkt beter omdat je niet snel
buiten de boot wil vallen. Bv: orgaandonaties
Prikkels unintended consequences
Kinderopvang in israël. Probleem: veel ouders komen te laat hun kind ophalen. De kinderopvang wou
hier een prikkel voor implementeren. Consequentie: boetes. Werkt averechts: ipv schuldgevoel
gewoon 5 euro betalen.
Bank deposito garantiestelsel = spaargeld wordt gegarandeerd door de overheid. Is zodat mensen niet
massaal hun geld van de bank halen als de bank omvalt. Neveneffect was dat het de mensen niet meer
uitgaat hoeveel risico het is om je geld bij een bepaalde bank neer te zetten (bv. Ijsland hoge rente
en hoog risico, maar maakt niet uit want garantie).
Economische groei
De grootte van de economie wordt gemeten via bbp (gdp)
• De optelsom van alle inkomens/alle productie in een bepaalde periode. Dit is gelijk, als je iets
produceert is dat gelijk aan iemands inkomen.
• Productie (aanbod) inkomen vraag (says law)
Bbp per capita = per inwoner.
Probleem: na een natuurramp is er enorme economische groei, omdat er weer opgebouwd moet worden (=
extra productie = extra inkomen = groei). Whatsapp is slecht voor de economie (want gratis ipv smsen), dus
minder groei, maar leidt niet tot minder welvaart!
Economische groei = groei bbp per capita
Productiviteit! per uur, per persoon kunnen we volgend uur meer maken dan nu
o Investeringen
o Technologie
o Handel (zowel nationaal als internationaal). Alle kopen en verkopen.
Productiviteitsgroei
• Privaat eigendom
• Bescherming
• Materieel en immaterieel
• Kapitaalgoederen
• Markten
• Wederkerig
• Bedrijven/organisaties
• Markten & bedrijven:
arbeidsverdeling, specialisatie, handel, technologie & schaalvoordelen
productiviteitsgroei