Samenvatting kennistoets 3.2: Ontwikkelingen in zorg en maatschappij
OM les 1.1
Leerdoelen:
De visie op gezondheid en ziekte volgens de WHO definiëren:
In de visie van de commissie staat het functioneren van mensen centraal en levert de
gezondheidszorg een bijdrage aan het bevorderen daarvan. Functioneren houdt in dat mensen in
staat zijn om zoveel mogelijk het leven te leiden dat ze willen leiden. Het omvat lichamelijk, psychisch
en sociaal functioneren. De International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) van
de WHO (2001) beschrijft het functioneren in termen van functies (fysiologische en mentale
eigenschappen van het menselijk organisme), activiteiten (onderdelen van iemands handelen) en
participatie (deelname aan het maatschappelijk leven). Fysieke en psychische problemen kunnen
leiden tot ernstige belemmering en vermindering van de dagelijkse activiteiten.
Functioneringsproblemen worden niet alleen bepaald door iemands gezondheidstoestand. Naast
verouderingsprocessen en chronische aandoeningen spelen ook persoonlijke en externe factoren
een rol, zoals de levensfase waarin iemand verkeert en de levensomstandigheden (wonen, werk,
fysieke en sociale omgeving). Functioneren is daarmee individueel bepaald, maar heeft ook een
contextuele en collectieve dimensie. Zorg dient aan te sluiten bij wat voor iemand persoonlijk
belangrijk is om te kunnen functioneren in het dagelijks leven, én betreft interventies op collectief
niveau, bijvoorbeeld gericht op de leefomgeving.
De visie op zorg in 2030 volgens de RVS benoemen:
Als de inzet is gericht op het functioneren van burgers dan dient de vraag centraal te staan: wat is
hiervoor nodig? Welke zorg draagt bij aan het behoud of herstel van het functioneren? Inzicht in de
toekomstige zorgvraag levert onderbouwing voor wat er straks nodig is aan zorg, beroepen en
opleidingen. Gekozen is voor 2030 als stip op de horizon: ver genoeg weg om de gewenste
veranderingen te bewerkstelligen en dichtbij genoeg om toekomstbeelden te schetsen. Met dit
inzicht kunnen we ook vaststellen welke innovaties wel en welke niet passen bij de toekomstige
zorgvraag. Het centraal stellen van functioneren betekent in de eerste plaats dat de te verwachten
functioneringsproblemen in kaart moeten worden gebracht. Tot nu toe hebben de prognoses
betrekking op ziekten en aandoeningen. Een belangrijke toevoeging is het functioneren van ouderen
met behulp van de door TNO ontwikkelde functioneringsprofielen
De relatie herkennen tussen de definitie van de WHO op gezondheid en ziekte en de visie op zorg
in 2030:
Een nieuw concept van gezondheid: veerkracht en eigen regie Bij het centraal stellen van het
functioneren past een nieuw dynamisch concept van gezondheid (Huber, et al., 2011): ‘Gezondheid is
het vermogen van mensen zich aan te passen en eigen regie te voeren in het licht van fysieke,
emotionele en sociale uitdagingen van het leven’. In dat concept betekent gezond zijn 3 Zie bijlage 1
voor een omschrijving van de begrippen. Naar nieuwe zorg en zorgberoepen: de contouren 14 het
zich kunnen aanpassen aan verstoringen, veerkracht hebben, een balans weten te handhaven of te
hervinden in lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk opzicht. Het nieuwe concept van gezondheid
is geformuleerd als reactie op de kritiek op de nog steeds gehanteerde definitie van de WHO uit
1948. Die definitie beschrijft gezondheid als een staat van volledig fysiek, mentaal en sociaal welzijn.
Volgens deze definitie is bijna niemand gezond. Het ideaal van volledig welzijn draagt volgens de
critici bij aan medicalisering. Bovendien zegt de statische definitie niets over het dynamische
vermogen van mensen om adequaat om te (leren) gaan met ziekte of beperkingen.
ABCD-Model:
a. Voorzorg:
Voorzorg betreft de gehele Nederlandse bevolking, het is van ons allemaal en voor ons
allemaal. Voorzorg is slechts in beperkte mate gezondheidszorg, het gaat veel meer over
maatschappelijke betrokkenheid en eigen verantwoordelijkheid. Voorzorg is voornamelijk
1
, zorg voor burgers, door burgers, en is gericht op het voorkómen van problemen en
aandoeningen, dat wil zeggen op gezond leven vanaf de geboorte tot het einde van ons
leven. Iedereen heeft een persoonlijk leef- en ontwikkeldossier (PLOD).
b. Gemeenschapszorg:
Als er zorg nodig is wil iedereen het zoveel mogelijk zelf, samen en in de buurt regelen.
Daarbij zijn ook andere voorzieningen zoals de woningbouw betrokken. Woningen en
buurten dienen mogelijkheden te bieden die functioneringsproblemen voorkomen en
daarnaast geschikt te zijn voor mensen met functioneringsproblemen
c. Laagcomplexe tot complexe zorg:
Laagcomplexe tot complexe zorg is basiszorg en gespecialiseerde zorg, zowel voor acute als
planbare zorg, met een hoge mate van voorspelbaarheid van de benodigde kwantitatieve en
kwalitatieve inzet en van het beloop. Van groot belang is hier de beoordeling die aan de
behandeling is voorafgegaan. C is in principe toegankelijk voor iedereen, maar niet zonder
meer. Functioneren is het uitgangspunt. Steeds dient gekeken te worden naar wat nodig is
en niet naar wat kan. Ook in C speelt technologie een grote rol, niet alleen bij behandeling,
maar ook bij communicatie en informatie is technologie een belangrijk middel. Functioneren
als uitgangspunt betekent ook dat mensen zo snel mogelijk weer in staat gesteld moeten
worden zelfstandig te zijn. Laagcomplexe en complexe zorg kan in verschillende
organisatievormen worden aangeboden, afhankelijk van de gehanteerde schaalgrootte.
d. Hoogcomplexe zorg
Onder hoogcomplexe zorg valt de zeer complexe behandeling met een lage mate van
voorspelbaarheid van de benodigde kwantitatieve en kwalitatieve inzet en van het beloop,
en waarbij interventies continu worden bijgesteld op grond van nadere diagnostiek en
observatie, en grote gezondheidsrisico’s in het geding zijn. Dit uitgangspunt heeft
concentratie van hoogcomplexe zorg tot gevolg. Ook hier blijft het uitgangspunt
functioneren. In veel gevallen zullen mensen, na behandeling, weer in staat zijn om min of
meer (zelfstandig) te kunnen functioneren. Hoogcomplexe behandeling zal in een
multidisciplinaire en hoogtechnologische omgeving worden vormgegeven. Hoogcomplexe
zorg voor mensen met ernstige verstandelijke en/of psychische aandoeningen, ouderen met
ernstige dementie en mensen in de terminale fase zal zoveel mogelijk in kleinschalige
(woon)zorgvormen of thuis worden georganiseerd.
Op basis van de visie en uitgangspunten van de commissie en het brede draagvlak bij zorgvragers,
professionals, bestuurders, opleiders en lokaal bestuur introduceert de commissie het ABCD-model.
Dit model presenteert een integrale en dynamische benadering van de Nederlandse gezondheidszorg
in 2030 en het professioneel handelen in de context die hierbij relevant is.
2