Groepsdynamica
Hoofdstuk 7 alleen 7.1 weten
De student kan benoemen wat een groep is en hoe een groep zich ontwikkelt
aan de hand van de theorie van Tuckman, Johnson e.a. De student kan
verklaren in welke fase een groep zich bevindt aan de hand van de casus.
Wat is een groep?
- Doel
- Interdependentie
- Interactie
- Perceptie van groepslidmaatschap
- Gestructureerde relaties
- Wederzijdse beïnvloeding
- Motivatie
Soorten groepen:
- Pseudogroep
o Leden werken onvrijwillig met elkaar (hebben daar geen belang bij)
o Competitiedrang, werken elkaar tegen
o Er is negatieve interdependentie
- Traditionele groep
o Te horen gekregen dat ze samen moeten werken en accepteren dat
o Geloven dat ze individueel beoordeeld worden
o Samenwerken tot minimum, sommige doen meer werk andere doen minder werk
o Bijv. een werkgroep die door een docent bij elkaar is gebracht. Sommige doen niks,
anderen gaan druk aan de slag voor tentamen.
o Proberen info te winnen maar niet gemotiveerd om info aan andere te geven
- Effectieve groep
o Meer dan de som der delen
o Inzet leden groot voor zichzelf en de groep
o Leden krijgen de opdracht om samen te werken en willen dit ook
o Positieve interdependentie (succes afhankelijk van alle leden)
o Werken aan: het realiseren van helderen doelen, wederzijdse communicatie,
gedeeld leiderschap en deskundigheidsmacht.
o Ruimte bij besluitvormingsproces voor inbreng/vraagtekens en constructieve
conflicten.
o Iedereen doet zijn deel en helpen anderen met het bereiken van hun prestatie
- Zeer succesvolle groep
o Beantwoordt aan alle criteria van een effectieve groep en presteert boven
verwachtingen.
o Erg veel betrokkenheid
o Ervaren zelf ook het succes van de groep
o Emotionele band tussen leden, vorm van ‘liefde’, geven om elkaar
o Wederzijdse zorg voor elkaars ontwikkelingen maakt mogelijk dat groep ver boven
verwachtingen presteert
o Veel plezier beleven
,Zich herhalende fase:
Bij de zich herhalende fase theorie staat steeds 3 thema’s centraal:
- Afhankelijkheid van leiding
- Paarvorming (emotionele steun)
- De vecht-vluchtreacties op bedreigingen.
Ook zijn er 3 vraagstukken die zich vaak tegelijk afspelen:
- Affectie
- Opgenomen worden in de groep
- Controle
Fases van Tuckman
Beginfase (forming)
Kennismakingsfase, afwachtend, afhankelijk van leiding. Werkoverleg, taakverdeling.
Periode van onzekerheid, waarin de groepsleden hun plaats in de groep en de procedures en regels
van de groep proberen te bepalen
Conflictfase (storming)
Er ontstaan subgroepen en conflicten. Tegenafhankelijk van leiding. Eerste aanzet voor maken regels,
normen, waarden, conflicten.
In deze fase ontstaan problemen. Groepsleden gaan zich tegen de invloed van de groep en het
uitvoeren van taken verzetten. De leden confronteren elkaar en het oplossen van conflicten staat
centraal.
Normerende fase (norming)
Teams komen uit de conflictfase, goed met elkaar, weten hun normen en waarden, conflicten zijn
opgelost. Leidinggevende niet nodig, wel handig om de groep te prikkelen. Lang overleg en ruimte
voor iedereen. Samenwerken, teamcultuur, feedback.
Groepsleden hebben een overeenstemming over de groepsrollen en normen. Betrokkenheid en
groepscohesie nemen toe.
Productieve fase (performing)
Onafhankelijk, het nut van dingen zijn. Feedback wordt gewaardeerd als het nuttig is.
Autonomie, zelfstandigheid, eigenaarschap, interne en externe contacten.
Ze verstaan de kunst van het samenwerken.
Model van Johnson en Johnson:
1. Definiëren en structurerende procedures (leiden)
Leden vragen zich af wat er van hen verwacht wordt. Willen weten wat er gaat gebeuren. De
leden verwachten van de groepsleider dat hij uitlegt hoe de groep te werk zou gaan en met
ieders persoonlijke behoeften tegemoetkomt.
- Bij eerste bijeenkomst legt groepsleider de procedures, de groepsdoelen uit en brengt de
interdependentie tot stand.
2. Volgen van groepsprocedures en onderlinge kennismaking (leiden)
- Leren elkaar en de groepsprocedures kennen door volgen en onderling contact
- Op gegeven moment gaan groepsprocedures hen moeiteloos af
- Leren zwakke en sterke punten van elkaar kennen
, - Afhankelijk van begeleider voor geven van richtlijnen en verduidelijken
groepsdoelen/procedures
- Begeleider moet verschillende normen benadrukken: nemen verantwoordelijkheid voor
eigen verrichtingen en die van de ander, neem besluiten eensgezind, staan klaar voor de
ander, ziet en lost problemen in functioneren op.
- Groep heeft contact met elkaar en volgen procedures maar voelen zich nog niet persoonlijk
betrokken.
3. Onderkennen gemeenschappelijke belangen en opbouwen van vertrouwen (begeleiden)
- Beginnen hun interdependentie te onderkennen
- Groet het onderlinge vertrouwen
- Leden beginnen verantwoordelijkheid te nemen voor elkaars verrichtingen en vertonen
gewenst gedrag
- Het vertrouwen groeit doordat de leden dingen met elkaar gaan delen/uitdrukken, en de
andere daar positief op gaat reageren
4. Verzet en differentiatie (conflicten) (steunen)
- In deze fase staan meningsverschillen en conflicten centraal. Leden onderling hebben
conflicten, om zich van elkaar te kunnen onderscheiden
- Groepsleden zetten zich tegen groepsleider en procedures af.
- Groepsleden trekken de autoriteit, oprechtheid en betrokkenheid van leider in twijfel
- Normaal proces waar groepen doorgaan, en waardoor de groepsleden hun grenzen en
autonomie aangeven.
- Groepsbegeleider dient open en accepterend te reageren.
5. Betrokkenheid bij groepsleden (vorming) (steunen)
- In deze fase wordt de afhankelijkheid van de begeleider vervangen door de afhankelijkheid
van de groepsleden. De groep is niet meer van de begeleider, maar van de groepsleden.
- Ze zien zelf het belang van de groepsdoelen en procedures
6. Productief functioneren (delegeren)
- In deze fase is de begeleider meer op de achtergrond.
- De autonomie en de productiviteit van de groep is ontwikkeld.
- De groep werkt als één aan de groepsdoelen en hecht veel waarde aan het goedhouden van
de onderlinge relatie. De groep is relatie en doelgericht.
- Rol van leider is meer raadsman zijn.
7. Afsluiten (delegeren)
- Dit is het einde van de groep.
- De doelen zijn bereikt en afgerond, ieder gaat weer zijn eigen weg.
- Bij groepen die een effectieve groep hebben ontwikkeld, kan deze fase emotionele
problemen geven.
- Groepsleden moeten afscheid van elkaar nemen om de groepservaring achter zich te laten
en hun weg kunnen vervolgen.