Community based werken
Community based werken.......................................................................................1
Hoofdstuk 1: Vermaatschappelijking.........................................................................2
1. What’s in a name?...........................................................................................2
2. Huidige context...............................................................................................4
3. Positieve aspecten...........................................................................................5
4. Aandachtspunten.............................................................................................5
5. Kort samengevat.............................................................................................6
Hoofdstuk 2: Formele en informele zorg....................................................................6
1. Betekenis voor het individu...............................................................................6
2. Betekenis voor de context.................................................................................8
3. Betekenis voor de organisatie van zorg.............................................................11
Hoofdstuk 3: Mantelzorg........................................................................................13
1. Steunpunt mantelzorg....................................................................................13
2. Wat is mantelzorg?.........................................................................................15
3. Jonge mantelzorgers......................................................................................15
4. Wat is het mantelzorgstatuut?.........................................................................16
5. Zelfzorg bij mantelzorgers...............................................................................18
6. Diensten en hulplijnen....................................................................................18
Hoofdstuk 4: Netwerkversterking............................................................................20
1. Sociale netwerkversterking..............................................................................20
2. Netwerkvorming op lokaal niveau.....................................................................27
Hoofstuk 5: Outreachend werken............................................................................29
1. Achtergrond..................................................................................................29
2. Definitie en waarom outreachend werken..........................................................29
3. Moeilijkheden (heden)....................................................................................31
4. Ons onderzoek (heden)...................................................................................32
5. Typologie......................................................................................................33
Hoofdstuk 6: Casemanagement..............................................................................36
1. Context.........................................................................................................36
2. Casemanagement..........................................................................................40
Hoofdstuk 7: Herstelacademie en kwartiermaken.....................................................42
1. Herstelacademie............................................................................................42
2. Kwartiermaken..............................................................................................44
Hoofdstuk 8: Inclusie vanuit de residentie (deel 1)...................................................46
1. Inleiding tot crustatieve zorg...........................................................................46
1
, 2. Ervaringsperspectief, toekomst en kritische reflectie...........................................50
Hoofdstuk 9: Inclusie vanuit de residentie (deel 2)...................................................53
1. Institutionalisering en de-institutionalisering......................................................53
2. Idealen onder druk.........................................................................................54
3. Alternatieve kijk en interpretatie......................................................................54
4. Een sociaal-ruimtelijk perspectief als hefboom...................................................55
5. Over een positief leefklimaat...........................................................................55
6. Naar een burgerschapsklimaat.........................................................................56
Hoofdstuk 10: Professionele competenties...............................................................56
1. Individuele competenties................................................................................56
2. Cliëntadvocatuur: een tweesnijdend zwaard......................................................58
Hoofdstuk 1: Vermaatschappelijking
1. What’s in a name?
1.1 Vermaatschappelijking is hot
- Populaire term met een hoge aaibaarheidsfactor
- Tegelijk: containerbegrip dat vele ladingen dekt
o Dezelfde terminologie, andere invulling/visie
2
, o Onderhevig aan discussie en kritiek
Wie draagt er de verantwoordelijkheid?
Vermaatschappelijking: iets actief dat de overheid (maatschappij) inzet
Maatschappij die zich mee verantwoordelijk voelt
1.2 Socio-historische ontleding
1.2.1 Laag 1: de sociale relatie tussen overheid en burger
- 1830: klassiek-liberale staatsopvatting
o De overheid komt zo min mogelijk tussen in private aangelegenheden
o Geen uitkeringen
- Eind 19de eeuw: sociale kwestie
o Slechte leefomstandigheden en grote kindersterfte zorgden voor sociale
onrust (opstand)
- Eind 19de-begin 20ste eeuw: van afstandelijke naar sociale relatie tussen overheid
en burgers/gezinnen
o Vb. 1914: invoering leerplicht
Eerste vorm van vermaatschappelijking
o Vb. gesubsidieerde liefdadigheid
o Vb. sociaal beleid en sociale voorzieningen
1.2.2 Laag 2: deïnstituationalisering en ‘community care’
- 1960-1970: kritiek op de residentiële zorg
o Sluiting grote psychiatrische instellingen
o Begrip ‘community care’: extramuralisering van de zorg
= de zorg buiten de muren brengen van de voorziening en in de
gemeenschap brengen
o Onderscheid in de (gezondheids)zorg tussen eerste, tweede, derde en
nulde lijn
Nulde lijn = eigen omgeving
1.2.3 Laag 3: solidariteit
- Koude solidariteit
o Gebaseerd op interafhankelijkheid: iedereen is van elkaar afhankelijk
o Na WO II: uitbouw van de verzorgingsstaat
o Via de sociale zekerheid:
Levenslange sociale bescherming voor iedereen (onder andere door
belastingen)
(Vb. gezinsbijslag, pensioenen, werkloosheidsuitkering,
ongevallen-/ziekteverzekering,…)
Solidariteit tussen mensen die elkaar niet persoonlijk kennen
(‘koud’ = rationeel, vanop afstand)
- Warme solidariteit
o Leidend principe: subsidiariteit
= zorg in private sfeer (mensen die je dichtbij hebt)
o Zorg wordt in de eerste plaats verwacht in de informele en private sfeer
3
, (‘warm’ = dichtbij, rechtstreeks)
o Burgers worden aangesproken op een ‘morele plicht’ om de zorg en
ondersteuning voor medeburgers feitelijk op te nemen
o Burgers beslissen zelf over de spelregels: wie dit ‘verdient’ en wie niet
1.3 Nieuw begrip? Of historische constante?
- Vormgeving aan de relatie tussen overheid en burgers
o Moet overheid meer gaan doen of net minder?
- Rol van formele hulpverleners (professionals) en informele hulpverleners
(mantelzorg, buren, vrijwilligers,…)
o Moeten vooral formele hulpverleners verantwoordelijkheid dragen of
informelere hulpverleners?
- Verbonden met solidariteitsopvattingen
2. Huidige context
2.1 ‘Vermaatschappelijking’ in het recente beleidsdiscours
‘Verschuiving binnen de zorg waarbij ernaar gestreefd wordt om mensen met
beperkingen (van lichamelijke, verstandelijke of psychische aard), chronisch zieken,
kwetsbare ouderen, jongeren met gedrags- en emotionele problemen, mensen die in
armoede leven,… met al hun mogelijkheden en kwetsbaarheden een eigen zinvolle
plek in de samenleving te laten innemen, hen daarbij waar nodig te ondersteunen en
de zorg zoveel mogelijk geïntegreerd in de samenleving te laten verlopen.’
(Vandeurzen, 2012)
‘De lokale besturen nemen ten volle hun regierol op inzake de vermaatschappelijking van
de zorg. Dit betekent dat ze voluit ondersteuning geven aan de mantelzorgers,
vrijwilligerszorg en buurtzorg.’ (Vlaamse Regering, 2019)
‘We blijven verder inzetten op de vermaatschappelijking van de zorg.’ (Vlaamse Regering,
2019)
2.2 Een verhaal in verschillende contexten
- Geestelijke gezondheidszorg art. 107
o ‘De Koning kan in specifieke financieringswijzen voorzien om, op
experimentele basis en beperkt in de tijd, een prospectieve en
programmageoriënteerde financiering van zorgcircuits en netwerken
mogelijk te maken.’ (Vlaamse Regering, 2008)
- Ondersteuning voor mensen met een beperking perspectief 2020
o ‘Gewoon als het kan, bijzonder als het moet.’
- Integrale Jeugdhulp
o ‘De jeugdhulpverlening ‘vermaatschappelijken’ of met andere woorden
maximaal een beroep doen op de eigen krachten van de gebruikers van de
jeugdhulpverlening en van hun omgeving.’ (Vlaams Parlement, 2013)
- Ouderenzorg
o ‘Een leeftijdsvriendelijk Vlaanderen versterkt de positie van de ouder
wordende personen in de samenleving, beklemtoont hun eigen regie en
biedt toegankelijke en kwaliteitsvolle zorg en ondersteuning op maat en
4
, tegemoetkomingen wanneer kwetsbaarheid de overhand neemt.’ (Vlaamse
Regering, 2022 - Vlaams ouderenbeleidsplan 2020-2025)
o Ageing in place: ‘de mogelijkheid voor oudere personen om veilig,
onafhankelijk en comfortabel in hun eigen huis en omgeving te blijven
wonen, ongeacht hun leeftijd, inkomen of intrinsieke capaciteiten.’ (WHO,
2015)
2.3 Centrale begrippen
- Deïnstitutionalisering
- Community care
- Inclusie
- Verbinding maken, netwerken
- Contextgericht werken
- Eigen kracht vooropstellen, zelfredzaamheid
- Vraagsturing, zelfbepaling
- Respijtzorg
o Ondersteuning aan mantelzorgers
- Solidariteit: koud warm
3. Positieve aspecten
3.1 ‘Vermaatschappelijking genereert kansen
- Vermaatschappelijking streeft naar een solidaire samenleving
- Erkenning dat elke burger recht heeft op een volwaardige plaats in de
samenleving én het recht heeft die mee in te vullen
o (~ recht op participatie en zelfbepaling)
- Erkenning van de kracht en de eigen expertise van burgers
- Voorkomt dat mensen gereduceerd worden tot hun problemen
- Voorkomt dat mensen geïnstitutionaliseerd worden en daarbij geen deel meer
uitmaken van de samenleving
- Stimuleert zorginnovatie
- Opent de ogen voor de mogelijkheden in de buurt en eigen leefomgeving
4. Aandachtspunten
4.1 Mogelijke risico’s en valkuilen
- Inclusief burgerschap: structurele en sociale component
o Fysieke aanwezigheid is NIET gelijk aan erbij horen, deel uitmaken
van
o Is de samenleving hier klaar voor?
- Verbinding, autonomie en participatie, MAAR…
o Gebrek aan sociale cohesie als probleem én oplossing?
o Mensen in kwetsbare situaties moeten het meest beroep doen op hun
(kwetsbare) netwerk (als dat al bestaat)
o Gebaseerd op een fictief mensbeeld: de mondige, gemotiveerde,
autonome en rationele burger
o Nadruk op eigen verantwoordelijkheid en autonomie kan nadruk op
eigen schuld worden
5
, o Mogelijkheden creëren en voorwaarde vervullen voor participatie is NIET
gelijk aan mensen dwingen tot participatie
o Te sterk en onterecht dichotomisch denken: autonomie (thuis) -
afhankelijkheid (professionele zorg)
5. Kort samengevat
5.1 Vermaatschappelijking: positieve en negatieve lezing
Positieve lezing
- Recht op een volwaardige deelname aan de samenleving
- Ondersteuning in (in plaats van weg van) de samenleving
Negatieve lezing
- Zorg door de gemeenschap in plaats van door professionals
- Professionals zijn te duur, er zijn te veel zorgvragen
Hoofdstuk 2: Formele en informele zorg
1. Betekenis voor het individu
6
, 1.1 Verhaal van Germaine
‘Tot voor kort woonde Germaine zelfstandig in een huurwoning. Van daaruit reed ze
meer dan twintig jaar lang met een bromfiets naar haar werk in een beschutte
werkplaats. Na het overlijden van haar moeder, die ook haar administratie en financiën
regelde, bouwde Germaine echter een schuldenlast op. Met behulp van budgetbeheer via
het OCMW kon ze die uiteindelijk van zich afschudden en creëerde ze een bescheiden
spaarboek. In deze periode kwam ze via de beschutte werkplaats ook in contact met een
voorziening voor personen met een verstandelijke beperking, die haar – na een periode
op de wachtlijst – drie keer per maand mobiele begeleiding bood. Daarnaast ontving ze
ook hulp van een vriendin. Na een plotse, zware beroerte kon Germaine haar werk niet
langer voortzetten. Ze werd opgenomen in het ziekenhuis en extra thuisondersteuning,
Familiehulp en het Wit-Gele-kruis, werd opgestart. Deze interventies, in combinatie met
de mobiele bezoeken, werden door de betrokken professionals niet voldoende geacht om
Germaine van gepaste ondersteuning te voorzien. Wanneer duidelijk werd dat haar
toestand achteruit bleef gaan, werd de mobiele begeleiding daarom tijdelijk ingeruild
voor perioden van kortverblijf in een VAPH-voorziening, in afwachting van een meer
duurzame oplossing. We ontmoeten Germaine voor het eerst in de periode dat de
zoektocht naar een langdurige, kwaliteitsvolle ondersteuning volop aan de gang is.’
‘De zoektocht naar een geschikte verblijfplaats voor Germaine, waar ze ook de nodige
ondersteuning kan vinden, blijkt niet eenvoudig. Verschillende professionals die haar
goed kennen, vertellen ons dat een verblijf in een leefgroep voor haar het meest
aangewezen zou zijn. Op korte termijn kan ze hiervoor binnen de VAPH-sector niet
terecht. Haar zorgnood wordt er geïnterpreteerd op basis van de inschatting van haar
situatie en behoeften van voor de beroerte, waardoor ze vandaag enkel aanspraak kan
maken op rechtstreeks toegankelijke hulpverlening, zoals 36 mobiele begeleidingen aan
huis, verspreid over een jaar. Een omscholing van haar huidige zorgzwaarteprofiel dreigt
een lang proces te worden. En de tijd dringt. Er wordt daarom besloten om
woonzorgcentra te contacteren.’
‘Om financiële redenen kan Germaine slechts in een beperkt aantal woonzorgcentra
terecht. De aanvraag tot residentiële opname wordt hier bovendien beoordeeld via de
Katz-schaal, een document waarmee een arts haar afhankelijkheidsgraad kan scoren.
Zes elementen staan daarbij centraal: zich wassen, zich kleden, zich verplaatsen,
toiletbezoek, incontinentie en eten. Hoe zwaarder de score op de Katz-schaal, hoe groter
de kans dat ze in het woonzorgcentrum terecht zal kunnen. Greta’s score blijkt in
combinatie met haar jonge leeftijd – ze is op dat moment 60 jaar – echter te laag om in
aanmerking te komen. Haar budgetbeheerder van het OCMW vertelt hierover: “Als ge
vraagt of ze zelfstandig kan eten: ja, zij kan zelfstandig eten. Maar ge moet er bij wijze
van spreken bij zitten om haar te zeggen dat ze moet eten. “Kan ze zelfstandig
wandelen?” Ja, op zich kan ze zelfstandig wandelen, maar mentaal gezien gaat dat niet.
Wat er medisch gezien of fysisch kan stemt niet altijd overeen met hoeveel courage dat
mensen nog hebben om dingen effectief te doen. Letterlijk kan ze die dingen. Ze kan het
in de nabijheid van mensen, maar laat haar alleen leven… Dan komt ze gewoon haar bed
niet meer uit. Dan ligt ze gewoon te verkommeren in haar bed. Zij gaat ook niet meer
eten bijvoorbeeld dan.
Tuurlijk, ze kan zelfstandig eten. Ze kan inderdaad haar zelfstandig verplaatsen. Maar
gewoon niet alleen, denk ik. Ze kan, maar niet alleen.’
7
,‘Germaine verhuist een tijd van kortverblijf, terug naar huis, naar kortverblijf, naar
kortverblijf. Gelukkig geven de professionals rond haar de zoektocht niet op. Op een
gegeven moment vullen zowel de thuisverpleegkundige, haar huidige mobiele begeleider,
de huisarts, haar budgetbeheerder van het OCMW,… een Katz-schaal in, volgens hun
interpretatie van Germaines werkelijke zorgnoden. Hiervan wordt een gemiddelde
gemaakt, en die inschatting wordt aan het woonzorgcentrum bezorgd, waarbij ook heel
transparant wordt geduid hoe de score precies tot stand is gekomen. De professionele
partners die in het woonzorgcentrum worden gevonden, houden hun blik open en
stappen mee in de redenering, waardoor Germaine er uiteindelijk een meer duurzame
plaats kan vinden.’
Het verhaal van Germaine wijst ons op de noodzaak om naast het ‘objectief, feitelijke’
ook naar het ‘meer subjectief, wenselijke en menswaardige’ te kijken. De beide zijn van
belang. Bovendien is wat - bijv. via zorginschalingsinstrumenten - als ‘objectief’ wordt
voorgesteld, ook altijd het gevolg van een keuze: welke focus wordt gelegd? Naar wiens
stem wordt geluisterd? Wat wordt gemeten? En wat wordt gemist?
Welke focus wordt gelegd?
o Op haar verblijf, op basis van een schaal
Naar wie wordt er geluisterd?
o Niet naar Germaine zelf
o Discretionair handelen: afwijken van regels ten goede van de cliënt,
omdat je weet dat dit beter is en werkt
2. Betekenis voor de context
2.1 Mogelijke risico’s en valkuilen
Eerst kijken naar wat je zelf kan opnemen (zelfzorg), daarna naar het gezin, dan
vrienden, vrijwilliger en ouders en zo verder
Subsidiariteit vs complementariteit?
- Subsidiariteit: professionele hulp vervangen door niet professionele hulp
o Het ene vervangen door het ander
- Complementariteit: professionele hulp en niet professionele hulp naast elkaar
laten bestaan maar dan komt er een nieuwe rolverdeling
o Kunnen elkaar aanvullen en versterken
o Inzetten zodat ieder zijn rol het beste kan blijven vervullen
Verhouding/spanningsveld tussen het recht op professionele ondersteuning
en de plicht om beroep te doen op je sociaal netwerk
8
,Inzetten op ambulante hulpverlening en het eigen netwerk
- Vanzelfsprekendheid van ondersteuning door het eigen netwerk
o MAAR wordt dit netwerk momenteel inderdaad onvoldoende
aangesproken?
o MAAR kan een mantelzorgers zijn ‘mantel’ nog afleggen (zonder
schaamte)?
o MAAR wat met de belangen en zorgvragen van mantelzorgers?
o MAAR wat met andere rollen?; kan een kind nog ‘kind’ zijn?
Veranderende relaties en machtsdynamieken
PARADOX: mensen zonder netwerk worden geacht te beroepen op een
onbestaand netwerk TUP (= trek uw plan)?
COMMUNITY CARE is niet zomaar een synoniem voor
deïnstitutionalisering (bedden sluiten)
Als je aan communicy care doet gaan er een aantal spelers in
de community geactiveerd worden, maar als professional ga
je ook nog steeds ondersteunen
- Budgettaire overwegingen
o MAAR ambulante hulpverlening is niet per se goedkoper
o Ook privatisering is niet per sé een garantie voor kostenbesparing
De overheid onderbouwt de keuze voor ambulante zorgverlening, mantelzorg, informele
netwerken,… met het argument dat de zorg betaalbaar moet blijven (bijv. als je ouder
wordt: zo lang mogelijk thuis blijven wonen).
Overigens durven we betwijfelen dat vermaatschappelijking van de zorg, waarbij onder
andere meer wordt ingezet op ambulante hulpverlening van hulpvragers en hun netwerk,
zal zorgen voor budgettaire verlichting: ambulante hulpverlening is niet de facto
goedkoper dan residentiële hulpverlening. En doordat mensen met een lichtere
zorgvraag hulp zullen ontvangen in hun eigen omgeving en niet meer in residentiële
hulpverlening, zal de ernst van de problematieken binnen residentiële
hulpverlening relatief verhogen, waardoor er voor die laatste hulpverlening
weer meer budgetten moeten worden vrijgemaakt.
Persoonsvolgende financiering
- Het persoonsvolgend budget (PVB) is een som geld die je krijgt om je
ondersteuning te betalen
o Het is een budget dat je van het Vlaams Agentschap voor Personen met
een handicap (VAPH) krijgt om persoonlijke assistentie te betalen
o Vroeger werden voorzieningen voor volwassenen met een beperking
rechtstreeks gesubsidieerd, nu krijg je zelf het budget in handen
Dat geld mag je vrij inzetten om je assistentie en ondersteuning te
betalen
2.2 Randvoorwaarden
Niet of-of maar en-en gaat niet over ene of andere, maar een combinatie
9
, - Alliantie tussen zorgvrager, formele en informele zorg
o Focus op wat de cliënt op dat moment nodig heeft, op maat van de cliënt
- One-size-fits all is utopie: op naar een ‘lerend beleid’ met lokale oplossingen en
samenwerkingsverbanden
- Gedeelde verantwoordelijkheid in plaats van verdeelde verantwoordelijkheid
o Gedeeld: iedereen neemt deeltje op
- Onvoorwaardelijk recht op hulpverlening bewaken
- Koude én warme solidariteit
o Combinatie = beste
Enkel inzetten op koude bepaalde systemen krijgen waardoor
dingen onder gefinancierd blijven
Enkel inzetten op warme pleidooi om sommige doelgroepen in de
kou te laten staan (minst populaire)
Als we mensen met de nodige ‘ruggensteun’ een volwaardige rol willen laten spelen in de
samenleving, wordt binnen ‘community care’ zorg gezien als iets wat niet alleen verstrekt
wordt door professionals, maar waarbij zorg ruimer wordt geïnterpreteerd en ook
verwijst naar onderlinge sociale verhoudingen in de samenleving, waarbij mensen
aandacht hebben voor elkaar, zich bekommeren om elkaar. De Engelse socioloog Bulmer
spreekt hier over ‘Caring for’ en ‘Caring about’: Caring for verwijst naar formele zorg
(care in the community) terwijl ‘caring about’ verwijst naar informele zorg (care by the
community): beide vormen van care hebben elkaar iets te bieden; Vandaar dat een
alliantie tussen formele en informele zorg én de zorgvrager zelf cruciaal wordt geacht.
Een sterk sociaal netwerk is voor elke burger een meerwaarde en dus zeker voor een
persoon met een handicap. Dat blijkt ook uit onderzoek bij personen met een beperking.
Maar het wordt problematisch als dat netwerk verplicht wordt om de ondersteuning op
zich te nemen, zeker als er sprake is van een zware ondersteuningsnood.
We zullen moeten evolueren van een push-plan, waarbij cliënten uit voorzieningen in de
samenleving worden ‘geduwd’, naar een pull-plan.
Vandaag lijkt er een verschuiving te zijn van koude naar warme solidariteit; maar je ken
die twee vormen van solidariteit niet loskoppelen. Mensen doen veel inspanningen om
elkaar te helpen, maar de ruimte om die taken op te nemen is niet altijd voor iedereen
even groot. Vermaatschappelijking zou die ruimte voor iedereen groter moeten maken.
Het moet gaan over meer gelijke kansen op een menswaardig bestaan, voor iedereen.
Vermaatschappelijking kan maar slagen als basisrechten voldoende worden gerealiseerd.
Daarom is het belangrijk om voldoende te investeren in sociale zekerheid en bijstand.
Vermaatschappelijking van de zorg biedt enkel perspectief als het gebaseerd is op koude
solidariteit: levenslange sociale bescherming voor iedereen. Een koude solidariteit die de
warme solidariteit in de informele zorg koestert; maar niet op een manier dat die
informele zorg aan diggelen wordt geslagen met morele verplichtingen.
Ondersteuning
- Ondersteuning burger
10