Bedrijfseconomie tentamen 2
1. Ondernemingen en hun functie in de economie
§1.1 economie en bedrijfseconomie
Economie
- Productiehuishoudingen bedrijven, vervaardigen goederen en diensten en
verkopen deze aan consumenten voor een bepaalde prijs.
- Economische wetenschap houdt zich bezig met vraagstukken die samenhangen
met het streven naar de welvaart van de mens.
- Algemene economie bestudeert relaties tussen consumenten en producenten en
de producenten onderling.
Micro-economie theorie van de marktvormen
Macro-economie economische problemen van de maatschappij als geheel,
zoals inflatie en werkloosheid.
Bedrijfseconomie
Economisch handelen binnen productieorganisaties. Fysieke goederen, handel en verlenen
van diensten.
§1.2 kenmerken van ondernemingen
Een onderneming is een productieorganisatie
Opereert op twee markten: inkoop- en verkoopmarkt. Duurzame productiemiddelen zijn
gebouwen, machines, enz. Ook grondstoffen en arbeid nodig om tot eindproduct te komen.
Grondstoffen en duurzame productiemiddelen kapitaal. Formeel karakter rechten en
plichten betrokken participanten vastgelegd: in statuten en taakomschrijvingen
bevoegdheden aandeelhouders, directie en medewerkers opgeschreven.
Onderneming streeft naar winst
Grootte winst afhankelijk van efficiëntie (doelmatigheid productieproces, met zo weinig
mogelijk middelen) en effectiviteit (doelgerichtheid productieproces, mate voldoen eisen
afnemers) productieproces. Winstcijfer maatstaaf hiervoor: saldo omzet en kosten.
Winst vormt het doel, de activiteit het middel. Kanttekeningen:
- Streven naar winst tot elke prijs meestal niet aan de orde; Continuïteit ook belangrijk
uitgangspunt. Winst op lange termijn.
- Lijkt soms niet streven naar zo groot mogelijke winst maar naar zo groot mogelijke
omzet.
- Ondernemingen zelf hun doel laten beschrijven: winststreven meestal niet
prominent naar voren, maar juist bijv milieu.
§1.3 kenmerken van non-profit organisaties
- Overheidssector--. Nationale, staats-/ provinciale en lokale overheden. Vooral
collectieve goederen en diensten, geen marktmechanisme maar budgetmechanisme:
gedwongen bijdragen. Steeds meer privatisering.
- Particuliere non-profit instellingen: amateursportverenigingen, goede doelen
organisaties.
,Verschillen met ondernemingen
- Doel om bepaalde voorzieningen tot stand te brengen. Activiteiten direct verbonden
met dat doel.
- Non-profit organisaties zijn economisch niet zelfstandig. Afhankelijk van donaties,
schenkingen enzovoort. Kunnen wel op de markt opereren door bijvoorbeeld T-shirt
met opdruk te verkopen.
- Beoordeling effectiviteit veel moeilijker er is geen sprake van een winstcijfer. De
effectiviteit kan bijvoorbeeld wel gemeten worden door de wachttijden, enquête of
door de kostprijs te berekenen.
§1.4 ondernemingsactiviteiten
Sectoren
Aard omzettingsproces:
- Primaire sector: land- en bosbouw, visserij en mijnbouw.
Gebruik maken van de rijkdommen van de natuur
Relatief weinig grondstoffen, dus weinig kosten
- Secundaire sector: industrie
Bouwbedrijven.
Stukproductie: maatwerk, specifieke wensen, eerst verkoop dan productie.
Massaproductie: product in grote hoeveelheden, voorraden
Serie-stukproductie: klant eigen individueel product, kosten besparen door
componenten in grotere aantallen te maken
Serie-massaproductie: varianten van standaardproducten, een x in de zoveel
tijd machine instellen naar andere variant.
- Tertiaire sector: handel
Geen nieuwe producten, geen transformatieproces.
Ongelijkheid tussen productie en consumptie: grootte, samenstelling, tijdstip
en plaats.
Detailhandel: levert rechtstreeks aan de eindgebruiker van de goederen.
Groothandel: koopt in bij fabrikant en verdeeld over detailhandels.
Investeringen in logistieke systemen voor optijd bezorgen.
- Quartaire sector: dienstverlening
Verrichten prestaties zonder een nieuw concreet product te vervaardigen of
een bestaand product over te dragen. Zoals: horeca, transport, financiële-,
ICT-, of facilitaire dienstverlening.
Geen tot nauwelijks grondstoffen ingekocht bij leveranciers.
Duurzame productiemiddelen en arbeid erg belangrijk.
§1.5 bedrijfskolom en bedrijfstak
- Bedrijfskolom totale keten van bedrijven die betrokken zijn bij de voortbrenging
van een product of dienst, gehele stadia wat product doorloopt.
- Bedrijfstak gezamenlijke bedrijven in een schakel.
- Integratie onderneming neemt een schakel in de voortbrenging in eigen beheer die
vroeger door een afzonderlijke onderneming werd verricht.
- Parallellisatie het gaan uitvoeren van activiteiten uit dezelfde schakel van een
andere bedrijfskolom, dus van een ander productieproces.
, - Conglomeraat opereren in verschillende schakels van verschillende
bedrijfskolommen, goed voor de risicospreiding.
Later niet meer populair, moeilijk voor centrale leiding om mix van verschillende
bedrijfsonderdelen te besturen. Tegenwoordig ‘back tot he core business’:
ondernemingen centeren op hun kernactiviteiten en verkopen bedrijfsonderdelen
die daar niet in passen.
§1.6 samenwerkingsvormen tussen ondernemingen
Fusie en overname
Overnemen bedrijf vaak makkelijker dan zelf een opstarten, kan wel mislukken als er weinig
toegevoegde waarde is van de samengevoegde onderneming ten opzichte van de
oorspronkelijke aparte onderneming, door bijv cultuurverschillen, of onvoldoende
kostenbesparing. Bij fusie smelten twee gelijkwaardige partijen samen.
Joint venture
Samenwerkingsverband tussen twee bedrijven waarbij ze samen een nieuw bedrijf opzetten.
Voordelen zijn; snel realiseren schaalvergroting, gebruik maken van elkaars kennis,
technologie en verkoop- en distributiesystemen. Opereren van buitenlandse markt bij
samenwerking met een buitenlandse partner als land directe import verbiedt of hoge
heffingen.
Franchising
Hechte vorm van samenwerking tussen juridisch zelfstandige ondernemers, franchise gever
en franchisenemer die onder gebruikmaking van een gemeenschappelijke naam en met
uniforme uitstraling producten en diensten aanbieden aan afnemers. Zelfstandige
ondernemer sluit aan en maak gebruik van inkoop, marketing en winkelinrichting en betaald
een vergoeding.
Kartelvorming
Zelfstandige producenten maken afspraken die de vrije concurrentie beperken. Komt niet
voor bij monopolie omdat er geen concurrentie is. Kartel bij oligopolie verboden.
2. Ondernemingen
§2.1 rechtsvormen van ondernemingen
Vastgelegd hoe de juridische relaties binnen de onderneming en tussen de onderneming en
buitenwereld in elkaar zitten. Wie heeft het voor het zeggen en zijn die personen dan
juridisch aansprakelijk, welke manier kan onderneming financieringsmiddelen aantrekken,
welke waarborgen kunnen voortbestaan uit onderneming, wat is de fiscale positie en
hoeverre deze cijfers openbaar maken.
- Rechtspersoonlijkheid zelfstandig lichaam met eigen vermogen en eigen rechten
en plichten. NV of BV en non-profitorganisaties
- Natuurlijk persoon
Eenmanszaak geen rechtspersoonlijkheid en een eigendom van een
persoon.
Vof/ commanditaire vennootschap of maatschap meerdere eigenaren
zonder rechtspersoonlijkheid.