KNGF Richtlijn Osteoporose Domenica Krens
KNGF Richtlijn Osteoporose
Jaar 3 kwartaal 3
Studiejaar 2018/2019
KNGF-richtlijn Osteoporose
Domenica Krens
Osteoporose is geen verwijsindicatie voor fysiotherapie, maar wel in combinatie met een
samenhangend probleem zoals pijn, bewegingsangst, houdingsproblemen, verminderde spierkracht
of een afgenomen balans, fysiotherapeutische behandeling.
Primaire osteoporose: botverlies dat samenhangt met het normale verouderingsproces, zonder
verdere aanwijsbare oorzaak. Het kan te wijten zijn aan een verhoging van de botafbraak, eerder dan
aan een afname van de botaanmaak, of aan een abnormaliteit in het koppelingsmechanisme tussen
botaanmaak en botafbraak. Wordt onderverdeelt in:
- Postmenopauzale osteoporose: komt voor bij vrouwen tussen de 51-61 jaar, bij wie sprake is
van een duidelijk verhoogd verlies van trabeculair botweefsel. Dit verlies van botweefsel kan
tot wervelfracturen leiden
- Ouderdomsosteoporose: komt bij mannen en vrouwen ouder dan 65 jaar voor. Deze
aandoening wordt gekenmerkt door een verlies van trabeculair er corticaal botweefsel, dat
kan leiden tot heupfracturen en wervelinzinkingen.
Secundaire osteoporose: als het botverlies een aanwijsbare oorzaak heeft. Aandoeningen die het
risico op osteoporose verhogen: inflammatoire darmziekten, coeliakie, osteogenesis imperfecta,
anorexia nevosa, hypogonadisme, malabsorptiesyndroom, primaire hyperparathyreoïdie,
maagresectie, syndroom van Cushing en chronische reumatoïde artritis. Ook corticosteroïden leiden
vooral in het eerste jaar van gebruikt tot omvangrijk botverlies.
Bij patiënten met secundaire osteoporose kan de primaire aandoening een adequate uitvoering van
deze richtlijn in de weg staan en aanleiding zijn om af te wijken van het beleid zoals beschreven in de
richtlijn.
Osteoporose is een aandoening van het skelet die wordt gekenmerkt door een lage
botmineraaldichtheid (BMD) en een verstoring van de samenhang (microarchitectuur) van het bot,
die het bot brozer maken en het fractuurrisico vergroten. Er wordt onderscheidt gemaakt in
verschillende gradaties van osteoporose op basis van een BMD-meting.
- Geen osteoporse: BMD > 1 standaarddeviatie (SD) onder de gemiddelde botdichtheid
(piekbotmassa) van jongvolwassenen (25-30 jaar)
- Osteopenie: BMD is verminderd en ligt 1 – 2,5 standaarddeviatie (SD) onder de gemiddelde
botdichtheid (piekbotmassa) van jongvolwassenen (25-30 jaar), maar er is nog geen sprake
van osteoporose.
- Osteoporose: de BMD ligt meer dan 2,5 standaarddeviatie (SD) onder de gemiddelde
botdichtheid (piekbotmassa) van jongvolwassenen
- Ernstige osteoporose: osteoporose die gepaard gaat met osteoporotische fracturen.
De piekbotmassa wordt overwegend bepaald door genetische factoren. Daarnaast spelen voeding en
leefwijze (lichaamsbeweging) een belangrijke rol. Na het 40ste levensjaar gaat de afbraak
overheersen, wat resulteert in een geleidelijk botverlies van 0,3-0,5% per jaar. Mannen verliezen
gedurende de rest van hun leven 20-30% van hun botmassa. Bij vrouwen verloopt het botverlies
rond de menopauze gedurende enkele jaren versneld (3-5% per jaar). Bij sommige vrouwen loopt het
totale verlies aan botmassa op tot 40-50%.
1
, KNGF Richtlijn Osteoporose Domenica Krens
Op basis van huisartsenregistraties wordt de prevalentie van osteoporose geschat op 1,9 per 1.000
mannen en 16,1 per 1.000 vrouwen. Omdat osteoporose in veel gevallen niet gediagnosticeerd is, zal
de werkelijke prevalentie hoger liggen. Karakteristieke locaties van osteoporotische fracturen zijn de
(thoracale) wervelkolom, de heup en de pols.
De oorzaak van fracturen is bijna altijd een val, maar bij ernstige vormen van osteoporose kunnen
fracturen ook spontaan ontstaan of het gevolg zijn van een gering trauma.
Risicofactoren voor het ontstaan van osteoporose:
- Ouderdom
- Vrouwelijke geslacht
- Laag lichaamsgewicht
- Osteoporose in de familie
- Roken
- Weinig lichaamsbeweging
- Deficiente voeding (onvoldoende calcium en vitamine D tekort)
- Sterk verhoogde homocysteïnespiegel
- (alcoholgebruik) zou een factor kunnen zijn, maar dit is nog niet duidelijk
Een wervelfractuur hoeft geen klachten te geven, maar het kan wel gepaard gaan met een episode
van hevige pijn. De pijn verdwijnt meestal na 1-3 maanden. Het kan leiden tot een vergrote thoracale
kyfose, die in de loop van de tijd tot problemen aanleiding kunnen geven zoals, rib-crista-
iliacawrijvingen, compressie op interne organen en chronische rugklachten. Mensen kunnen hierdoor
sneller uit balans raken.
Na een heupfractuur is een opname in een ziekenhuis bijna altijd noodzakelijk. Op de lange termijn
heeft een heupfractuur de meest ingrijpende gevolgen zoals, beperkingen in het voortbewegen en
soms verlies van zelfstandigheid en langdurige zorg in een verpleegtehuis.
Onderarmfracturen veroorzaken bij de meeste patiënten alleen een tijdelijk functieverlies van de
desbetreffende arm.
Risicofactoren voor een fractuur:
- Vrouwen hebben een hoger fractuurrisico met mannen
- Ouderen
- Eerdere fractuur
- Laag lichaamsgewicht
- Geringe activiteit
- Balansstoornissen
- Verminderde spierkracht of mobiliteit van de gewrichten van de onderste extremiteit
- Visusstoornissen
- CVA
- Medicijnen met een sedatieve werking
De rol van de fysiotherapeut bestaat uit 3 delen:
1. Verminderen van het risico op (nieuwe) fracturen door het verhogen van de BMD en het
verlagen van het valrisico.
2. Secundaire preventie van met osteoporose samenhangende klachten van het houding- en
bewegingsapparaat.
3. Begeleiden van patiënten, het geven van informatie over osteoporose en de gevolgen
hiervan. Het adviseren van de patiënten in relatie tot een actieve leefstijl, en het instrueren
ten aanzien van het gebruik van eventuele (loop)hulpmiddelen.
2