Verslag Communicatieve vaardigheden
Naam: Marsha Stoop (642973)
Datum: 28 maart 2019
Hogeschool Inholland
Docent: Yvonne Prins
1
,Inhoud
1 Leeruitkomst 1.....................................................................................................................................3
1.1 Situatie 1 Evaluatiegesprek cliënt................................................................................................3
1.2 Situatie 2 Faalangst kind..............................................................................................................4
1.3 Situatie 3 Woning van kennis.......................................................................................................5
2 Leeruitkomst 2....................................................................................................................................6
2.1 Situatie 1 Niet op tijd komen.......................................................................................................6
2.2 Situatie 2 Opruimgedrag..............................................................................................................7
2.3 Situatie 3 Gaming.........................................................................................................................8
3 Leeruitkomst 3 reflectie 360 graden-feedbackformulier.....................................................................9
4 Zelfreflectie........................................................................................................................................14
5 Literatuurlijst.....................................................................................................................................15
2
, 1 Leeruitkomst 1
1.1 Situatie 1 Evaluatiegesprek cliënt
Bij De Blauwe Zon, dagbehandelcentrum voor kinderen met autisme, is gekozen om regelmatig in
gesprek te gaan met ouders. Elke 6 weken wordt er een gesprek gepland met de ouders over de
voortgang van het kind. In dit geval betreft het een evaluatiegesprek waarin we de gestelde doelen
doornemen met de ouders. Per doel bepalen wij of deze behaald is op De Blauwe Zon of wat de
voortgang is. Moeder komt alleen, helaas is vader er bijna nooit bij. Moeder is van Turkse afkomst, zij
spreekt en verstaat redelijk goed Nederlands. In het gesprek ben ik aanwezig met de dtt-mentor en
onze orthopedagoog. Om moeder niet het wij-zijgevoel te geven zitten we gemengd door elkaar aan
een grote vierkante tafel (Oomkes F. en Garner, E. 2001a).
In het gesprek let ik goed op verschillende aspecten van non-verbale communicatie (Oomkes F. en
Garner, E. 2001b). Ik let bijvoorbeeld of mijn houding genegenheid uitstraalt, dit kan ik door een
vriendelijke gezichtsuitdrukking en een open houding (armen niet over elkaar). Ook vind ik het
belangrijk dat moeder zich ontspannen voelt. Hier heb ik invloed op door mijn open houding en mij
niet dominant op te stellen. Moeder ziet er ontspannen uit, zij laat haar schouders wat hangen en
heeft haar benen los van elkaar. Wel is zij erg oplettend en zie ik aan haar gezichtsuitdrukking dat ze
dit gesprek toch ook wel spannend vindt. Ook zegt haar gezichtsuitdrukking dat zij zich verdrietig
voelt door de informatie die zij van ons krijgt. Ik merk dat ik daardoor wat zachter en rustiger ga
praten (stemtaal). Ik zoek goed oogcontact met haar om haar gerust te stellen en haar respect te
tonen.
Ik neem haar lichaamshouding waar en zie haar onzekere blik. Ik interpreteer daaruit dat zij mij niet
begrijpt. Zij vertelt mij niet dat ze me niet begrijpt, ze knikt af en toe zelfs bevestigend. Ik besluit
daarom haar een wedervraag te stellen om te polsen of zij mij goed begrepen heeft. Zij antwoord
hierbij dat zij niet goed heeft begrepen wat ik zei. Zij gebruikte dus in de eerste instantie een
Façadetechniek, zij wilde niet laten merken dat ze mij niet begreep omdat ze wellicht bang was dat
wij haar dom vonden. De façadetechniek is terug te lezen in het boek 'Hoe bedoelt u?' (Thun, F,
Schulz von, 2010).
Doordat ik bij moeder om de week op huisbezoek kom, merk ik dat we dan vaak te maken hebben
met interculturele communicatie zoals Jan Ten Thije (2012) in zijn artikel omschreef. Tijdens een
huisbezoek is zij namelijk vaak meer bezig met de kinderen, neemt zij haar telefoon op en loopt ze af
en toe even weg om naar het eten te kijken. Zij is niet compleet gefocust op ons gesprek maar is met
verschillende activiteiten bezig op eenzelfde moment. Dit laat mij zien dat ik met een polychrone
cultuur te maken heb. Ikzelf ben dat niet gewend, ik leef in een monochrone cultuur en ben op dat
moment alleen met het gesprek bezig. Waarom ik dit huisbezoek benoem, is omdat ik in het
evaluatiegesprek hiervan niets merk. Zij lijkt zich helemaal aan te passen aan mijn manier van een
gesprek hebben. Haar aandacht ligt bij ons en ons gesprek. Dit valt mij direct op.
In het relationele aspect van een boodschap zitten twee dimensies, de stuurdimensie en de
emotionele dimensie (Thun, F. Schulz von, 2010). Ik vind het belangrijk dat moeder zich in het
gesprek gewaardeerd en zich prettig voelt. De emotionele dimensie is gebaseerd op waardering. Wel
merk ik dat ik af en toe moeder een bepaalde richting op stuur. Ik zie bij moeder een aantal punten in
de omgang met haar zoon waarbij een verandering nodig is om onze gezamelijke doelen te bereiken.
Moeder is bijvoorbeeld betuttelend naar haar zoon maar wil wel graag dat hij zelfstandiger wordt.
3
, Zijn zelfredzaamheid vergroten is een doel dat we samen opgesteld hebben. Ik vertel haar
bijvoorbeeld dat zijn jas aan- en uittrekken bij ons geoefend wordt maar het vertraging oplevert als
het thuis voor hem wordt gedaan. Dat betreft dan duidelijk de stuurdimensie. Ik stuur moeder in de
richting om haar zoon thuis ook zelf te laten proberen.
In deze situatie komen niet alle begrippen aan bod aangezien ik degene ben die veel praat en het
veel eenrichtingsverkeer is.
1.2 Situatie 2 Faalangst kind
Deze situatie bevindt zich in mijn privésfeer. Het betreft een kind dat niet lekker in zijn vel zit
wanneer er toetsen gemaakt moeten worden op school. Ik zie mijn zoon steeds vaker met een
verdrietig gezicht. Hij is wat meer prikkelbaar en negatief. Zo ook vandaag, hij kijkt verdrietig, is
kortaf, en zit in zijn eigen wereld ( Vonk, R. 2006). Dat is mijn eerste indruk van hem vandaag. Ik ga
een gesprek met hem aan. In dat gesprek zie ik in de eerste instantie weerstand en hij zegt gewoon
moe te zijn. Ik denk zelf dat de toetsen hem te veel worden en hij te goed wil presteren. Ik zeg hem
wat ik zie aan hem. Het is een zakelijk aspect van de boodschap. Het is duidelijk voor hem wat ik zie.
Aangezien hij mij goed kent, zal hij zien dat het me raakt en dat ik geïnteresseerd ben. Dit is het
expressieve aspect van de boodschap. Dit gaat over mij en hoe de ontvanger mij ziet op dat moment.
Door dicht bij hem te gaan zitten, hem af en toe een knuffel of aai te geven zie je het relationele
aspect van de boodschap. Dit betreft mijn relatie tot hem. Onbewust zit er een appelerend aspect in
mijn boodschap. Ik vertel hem namelijk dat het vervelend is maar dat hij niet onzeker en angstig
hoeft te zijn. Dat wanneer hij in de klas goed oplet, hij een toets al voldoende moet kunnen maken
en dat hij altijd de juf kan vragen om hem te helpen. Ik vertel hem eigenlijk onbewust dat opletten
tijdens de les belangrijk is dat hij naar de juffrouw kan gaan om hem te helpen (Thun, F. Schulz von,
2010).
Ik merk dat ik met hem eerder communiceer op betrekkingsniveau dan op inhoudsniveau (Endt-
Meijling van M. 2007). Ik vind de inhoud natuurlijk erg belangrijk maar het gaat in dit geval ook om
het gevoel dat mijn zoon krijgt tijdens ons gesprek. Hij wil begrepen en getroost worden. Hij wil niet
direct een oplossing. Er is ook sprake van een impliciete boodschap (Endt- Meijling van M. 2007).
Mijn zoon houdt zich namelijk meer vast aan de manier waarop ik met hem spreek en mijn intentie
met de boodschap dan dat hij de letterlijke woorden in zich opneemt (expliciete boodschap).
Uiteraard is de expliciete boodschap ook belangrijk in dit geval. Ik wil hem duidelijk vertellen dat
wanneer hij zijn best doet, dat ik al trots op hem ben. Ik vertrouw er op dat hij mijn boodschap
decodeert (Thun, F. Schulz von, 2010). Dat alles in de booschap die ik verstuur, zoals gedachten en
gevoelens , ook zo bij hem binnen komt. Ik denk dat dit wel het geval is aangezien hij wat meer
ontspannen en vrolijk oogt na het gesprek. Ik ben me wel bewust dat het angstige gevoel om te falen
niet na één gesprek weg is, het blijft een emotie.
4