1 BIOPSYCHOSOCIAAL MODEL EN ICF SCHEMA
DE DIO:
Heeft kennis gemaakt met het Biopsychosociaal model.
Heeft inzicht in de relatie Biopsychosociaal model en het ICF-schema.
Kan de biologische, psychische en sociologische factoren afzonderlijk benoemen in het
biopsychosociaal model
BRONNEN
Onderwijs online:
- Het artikel over het Biopsychosociaal model (scan heel §1.2 bestudeer en lees heel §1.3)
- Het ICF-schema.
1
,1.1 BIOPSYCHOSOCIAAL MODEL
Biopsychosociaal model: Uit dit model wordt duidelijk waarom je stress ervaart en waarom je depressief kan
worden. Bij mensen die kwetsbaarder zijn zullen dus ook eerder een depressie krijgen. Mensen die minder
kwetsbaar zijn krijgen dit dus later. Je kijkt dus breder naar de oorzaken, niet alleen door het probleem maar er
zijn verschillende redenen waarom je bijvoorbeeld depressief wordt. Dit is een uitbreiding voor het medische
model van menselijk functioneren waar ook aandacht is voor psychologische en sociale factoren.
De factoren die hierin een rol spelen, zijn onder andere:
Biologische factoren: aanleg, erfelijkheid, stress bij moeder tijdens zwangerschap, lichamelijke
ziekten, voeding, algehele conditie
Psychologische factoren: perfectionisme, onzekerheid, behoefte aan bevestiging van buitenaf, kortom
iemands persoonlijkheid
Sociale factoren; moeilijkheden op het werk, emotionele verwaarlozing tijdens de jeugd, conflicten
met anderen, eenzaamheid enzovoorts.
Deze stress kan ook bijdragen aan lichamelijke ziekte. Diagnostiek heeft drie stappen: informatieverzameling,
classificatie en structuurdiagnose.
1. Informatieverzameling over de volgende facetten:
Somatische situatie en eventueel lopende behandelingen.
Wijze waarop iemand zijn stoornis, de gevolgen en de eventuele behandeling beleeft. Het gaat erom
hoe iemand met zijn ziekte omgaat (ziektegedrag).
De sociale context. Het gaat daarbij om de leef en woonsituatie (het eerste milieu), het werk (het
tweede milieu), en het contact met familie, medeburgers, vrienden, kennissen en dergelijken (derde
milieu) en de mate van steun die de patiënt daaruit ontvangt. Ook de cultuur, religieuze of politieke
overtuigingen horen daarbij.
Het is ook van belang dat de verpleegkundige zich een indruk vormt van de wijze waarop al deze aspecten zich
gedurende het ontstaan van de stoornis hebben ontwikkeld. Met name is het van belang zich een indruk te
vormen van de ervaring met vroegere behandelaars. Ook enige kennis over hoe iemand biopsychosociaal
functioneerde voor hij ziek werd, dat wil zeggen van zijn lichamelijke gezondheid, zijn persoonlijkheid en
psychische gezondheid, zijn sociaal functioneren en eerdere ervaringen met de gezondheidszorg.
2. Classificatie
Welke officieel erkende ziekte heeft de cliënt. Hier zijn twee systemen voor: DSM-5 (American Psychiatric
Association) en ICD-10 (World Health Organization).
3. Structuurdiagnose
Hoe is de stoornis tot stand gekomen en waarom blijf hij bestaan.
2
,1.2 ICF-SCHEMA
3
, 2 DETERMINANTEN OVERGEWICHT
DE DIO KAN:
De oorzaken van overgewicht benoemen.
De symptomen en factoren per oorzaak overgewicht benoemen.
Per oorzaak overgewicht voorbeelden benoemen.
Benoemen wat de belangrijkste determinanten van overgewicht zijn.
BRONNEN
- Bekijk de oratie van Liesbeth van Rossum:
https://avleg.nl/nieuws/liesbeth-van-rossum-over-oorzaken-obesitas/
- Lees onderstaande artikelen goed door van Liesbeth van Rossum:
https://avleg.nl/wp-content/uploads/2018/10/Oratie-Liesbeth-van-Rossum.pdf
https://avleg.nl/wp-content/uploads/2018/10/obesitas-in-de-spreekkamer.pdf
- Bestudeer de determinanten van gedrag door het openen van onderstaande link:
https://www.volksgezondheidenzorg.info/verantwoording/determinanten-van-ongezondheid/
indeling-determinanten
4