Aantekeningen periode 2.2
Algemene inleiding cursus leerpsychologie
Wat is nu precies logopedie? De kern van het beroep logopedie kan samengevat worden als het
aanleren, versterken en/of afleren van gedrag.
Onder het aanleren van gedrag wordt verstaan:
- Het samen met de cliënt zoeken naar en uitvoeren van beproefde methodes om een nieuw
of gewenst gedrag eigen te maken.
Voorbeeld: een kind komt bij je met een articulatieprobleem. Een bekend voorbeeld zijn
kinderen die slissen. Zij spreken de ‘s’- klank uit met de tong tussen de tanden
(interdentaliteit). Zij dienen te leren de ‘s’- klank op een nieuwe manier te maken, dus met
hun tong achter de voortanden. Maar je kunt ook denken aan iemand die bijvoorbeeld na een
hersenletsel een articulatieprobleem heeft, zoals dysartrie. Hij spreekt hierdoor de ‘f’- klank
heel blazend uit. Hij dient dan opnieuw te leren hoe de juiste articulatiestand van deze klank
was en dit toe te passen in zijn spraak.
Onder het versterken van gedrag wordt verstaan:
- Wanneer iemand het gedrag wel al beheerst, maar nog niet in voldoende mate of het niet in
alle gewenste situaties toepast.
Voorbeeld: Een kind van 4 jaar heeft bijvoorbeeld een taalontwikkelingsachterstand en heeft
moeite met zinsbouw. Hij spreekt wel in zinnen, maar meestal hebben deze zinnen maar twee
woorden zoals: ‘Papa bal’. Een kind van 4 jaar dient tenminste 5 - 8 woord zinnen te kunnen
maken. Dus: ‘Papa speelt met de bal’. Je leert het kind de zinnen uit te breiden en te
experimenteren met woordsoorten en zinsconstructies.
Onder het afleren van gedrag wordt verstaan:
- Het voorkomen van schadelijk gedrag.
Voorbeeld: Iemand komt bijvoorbeeld bij je met stemproblemen. Hij klinkt erg hees, heeft
vaak keelpijn en je ziet dat zijn halsgebied erg gespannen is. Verder is hij ook nog stevige
roker. Het afleren van gedrag houdt hier in een reductie van spanning in het halsgebied. Dus
minder kracht zetten op de stembanden. De stembanden worden nu overbelast. Hierdoor zal
de heesheid alleen maar erger worden en het kan zelfs tot stembandknobbels leiden. Stoppen
met roken zal ook een advies zijn, daar roken de stemproblemen in stand houden.
Het logopedisch handelen, bestaat uit het constant nemen van weloverwogen behandelbeslissingen,
waarin je drie belangrijke aspecten mee dient te nemen:
1. De behoefte en toestand van je cliënt. Je dient o.a. de hulpvraag, wensen en mogelijkheden
van je cliënt helder te hebben.
2. De evidentie van logopedische therapie. Is de zorg die je wilt aanbieden wel inhoudelijk
correct en effectief?
3. Je eigen expertise en deskundigheid. In hoeverre ben je in staat om de gewenste therapie op
de juiste wijze uit te voeren.
,HC 1 Leren en gedrag
Sanne Diepeveen
- Video’s bekijken conditionering.
Biopsychosociale model
Er spelen verschillende kenmerken/rollen
mee bij het gedrag. Je kan deze indelen in het
model. Er wordt gekeken naar de totale
persoon, de totale persoon zou je in het witte
vakje kunnen plaatsen. Je kijkt dus goed naar
waar het probleem zit.
Psychologisch: zie video HAN
Biologisch: iemand reageert anders dan je had
verwacht, bijv bij een bepaalde soort
dementie. Iemand kan bijvoorbeeld ook erg moe zijn en dan niet mee kunnen doen met een
bepaalde behandeling.
Sociaal: support van de omgeving, of niet. Maakt ook dat iemand betere stappen kan maken.
Sociaaleconomische status: mensen die behandelingen/hulpmiddelen niet kunnen betalen of de
mogelijkheid niet hebben om goed te kunnen oefenen, doordat ouders van het kind hard werken.
Wat in hersenscans gezien wordt heeft niet altijd een overlap in de uiting van het gedrag. Momenteel
worden er vooral psychologische testen gedaan als het gaat om bijvoorbeeld dyslexie en geen
hersenscan.
Manieren van leren
Theorie en info heeft invloed op het leren zelf.
Er zijn verschillende manieren van leren:
- Leren door sociale interactie
- Leren door directe ervaring
- Leren door het verwerken van theorie
- Leren door nadenken (reflectie):
Individuele reflectie: wat ben ik aan het
doen/wat heb ik gedaan, dit heeft invloed
op je leereffect. Wat ook invloed heeft is
de reflectie met anderen.
Al deze processen kun jij gebruiken als logopedist.
Verschillen in leren
- De mate van bewustzijn:
Wanneer een kind bijvoorbeeld heel druk is, zal hij/zij minder opletten. Wanneer je bewust
bent zorgt dit ervoor dat je een beter effect krijgt.
- Interactie tussen omgeving en individu:
Als jij als logo niet lekker in je vel zit, zal de cliënt ook minder uit de behandeling kunnen
halen. Andersom is dit net zo. Het is lastig om enthousiast te blijven en iemand te motiveren.
Dit is een wisselwerking, soms heb je hier geen invloed op.
- Aansluiting tussen referentiekader en nieuwe informatie
- De mate waarin er in de sociale omgeving consensus is over de betekenisgeving
,Wat goed werkt is vragen: wat weet jij hier al van? Bijvoorbeeld stoppen met drinken/roken. Je kunt
dan adviezen geven, dit werkt vaak niet. Het is belangrijk om aan te sluiten op de persoon en
aanhaken op wat de persoon zegt.
1. Activeren van voorkennis
2. Leren
3. Initiëren van activeren van voorkennis
4. Ondersteunen activeren van voorkennis
5. Voorkennisniveau
6. Ondersteunen activeren van voorkennis
Als iedereen in je groep rookt en jij stopt met roken, is dat heel lastig. Consensus hebben over iets
wat wel of niet de regel is, is dit belangrijk voor gedragsverandering. Je mag een andere mening
hebben.
Bewust zijn van leren
Leren gaat bewust en onbewust, beide kun je inzetten in je
behandeling.
Onbewust: soms handig voor automatiseren (denk aan Sensorische
integratie)
Bewust: uitgelokt door communicatie. Dit is maar een klein deel.
Er gaat heel veel onbewust bij gedrag (wiebelen met je voet, tikken met pen).
Dit gedrag kan voor een ander een bepaalde betekenis hebben en kan bij mensen bepaalde reacties
geven.
Sniffy = een conditioneringsprogramma (een rat).
Gedrag en leren
Er is interactie tussen de persoon, het gedrag dat je laat zien en de
omgeving. Het kan ook zijn dat de fysieke omgeving ook iets kan
triggeren bij mensen. Stel je bent bang om te vliegen, moet naar het
vliegveld en gaat vliegen. Dan reageer je mogelijk heftiger op vragen
dan wanneer je thuis op de bank zit.
Kinderen die veel operaties hebben gehad, kunnen bang zijn in het
ziekenhuis, ook wanneer er alleen een Schlichting test moet worden
afgenomen. Omgeving kan ook een rol spelen in hoe je je gedraagt.
Vraag je altijd af: is dit gedrag normaal?
Wat is gedrag?
Normen en waarden spelen altijd een rol in hoe je je
gedraagt (onbewust en bewust).
Ben je onzeker zal je een heel ander gedrag tonen dan
wanneer je zeker van je zaak bent.
Wat je denkt en wat je wilt bepaalt uiteindelijk wat je
doet. Ook de persoon met wie je in interactie bent en
de omgeving.
, Gedrag is altijd een gevolg op iets wat gebeurt, of iets wat in je zit (honger). De oorzaak is niet altijd
onderdeel van therapie. Voorbeeld kind: net begonnen met Schlichting woordproductie en fruit
kwam er gelijk uit. Later bleek dat het kind geen fruit wilde eten. Dan geef je een signaal naar de
buitenwereld dat je dus geen fruit wilt eten. Ruzie tussen een echtpaar kan invloed hebben op hoe
de man/vrouw in je behandeling zit. Gedrag is contextafhankelijk (vliegveld kan bepaald gedrag
triggeren) en is ook cultureel bepaald (hoe wij als logopedisten reageren, zullen wij bij iemand die de
koptelefoon heel hard heeft staan gelijk een seintje geven naar andere logopedisten. Wij zijn dus een
cultuur. Dit maakt dat je op een bepaalde manier reageert.
Gedrag en leren hangen samen
- Door bepaalde gedragingen te herhalen (te trainen met een beloning) leren mensen hiervan
(oorzaak-gevolg, conditioneren).
- Door gedrag te observeren bij andere mensen leer je (observerend leren of sociaal leren).
Voordoen helpt voor de client om het uiteindelijk goed te kunnen doen (sociaal leren).
- Door fouten te maken (is gedrag) leer je (trial & error). In het verleden zijn er verschillende
onderzoeken geweest over de puzzle box. Dit is een experiment voor katten (uitgang vinden
en dan krijgen ze een beloning). Door fouten te maken weet je dat er een weg niet goed is.
Kinderen weten dit nog niet zo bewust, ouderen wel. Kinderen en mensen met een
beperking hebben dit pas later door, wij kunnen nadenken over dit was niet de goede optie,
wij kunnen beredeneren.
Bij beren bijvoorbeeld: jonge beren proberen van alles (verliezen veel energie) en denken
niet goed na over wat ze doen, dit leidt dus vaak tot een mislukking. De oudere beren
hebben al geleerd dat bepaalde technieken niet lukken.
- Leren door de metacognitie in te schakelen. Wij kunnen de metacognitie gebruiken om van
je fouten te leren en een andere weg te zoeken. Dit kan ook als je al jaren iets doet, maar ziet
dat iemand anders het op een andere manier doet die jou ook aanspreekt.
Conditioneren
Wat is klassieke conditionering?
Beloning geven wanneer je iets
goed hebt gedaan.
Onderzoek klassieke
conditionering
Pavlov bijvoorbeeld: hij heeft
onderzoek gedaan naar hoe
honden leren en hoeveel speeksel
honden produceren. Hij
vermoedde dat het produceren
van speeksel een reflex was. De
honden produceerde speeksel wanneer hun tong in aanmerking kwam met eten: de kwijlreflex. De
honden hadden dit na een tijdje door en begonnen al met kwijlen, voordat hij begon met prikken. Ze
wisten dus dat er voedsel in aantocht was.
Na een tijdje probeerde Pavlov iets anders. Hij liet een klokje tikken wanneer hij het vlees door het
raampje schoof. Na een tijdje begon de hond het verband te zien tussen het tikken en het eten.
Daardoor begonnen de honden al te kwijlen wanneer ze het tikken hoorden (ze dachten dat er eten
aan kwam). Dit noemde Pavlov de conditioneerde reflex.
Gaat echt om eten en reactie wat daarbij volgt. Dit gaat minder bewust. Het gaat hier echt over of
het gedrag volgt op wat er gebeurt (hond hoort voetstappen, gaat vervolgens kwijlen).
Dit kun je gebruiken bij fobieën