,De tweestrijd tussen immuniteit van
internationale organisaties en
artikel 6 EVRM
Onderzoeksopzet
Anne-Sophie Hoedjes
2598298
Werkgroep 11
R.N. Vos
1510 woorden
, Inleiding en structuur
Par in parem non habet imperium, ofwel gelijken hebben geen rechtsmacht over
elkaar. Dit beginsel schetst het basisprincipe van immuniteit van jurisdictie, er wordt
wel gezegd dat er geen principe van internationaal recht is dat fundamenteler of
universeler geaccepteerd is dan deze.1 Immuniteit van jurisdictie houdt letterlijk in
‘officiële vrijstelling van gerechtelijke procedures of aansprakelijkheid’. 2 Gevolg
hiervan is vrijstelling van gerechtelijke oordelen bij eventuele geschillen voor staten,
regeringsleiders en ministers van Buitenlandse Zaken, maar ook voor een specifiek
aantal internationale organisaties zoals de Verenigde Naties.
In geval van een geschil waar een dergelijke organisatie die immuniteit geniet partij
bij is, is een nationale rechter niet bevoegd om te oordelen over dit geschil.
Internationale organisaties genieten immuniteit om zo zonder inmenging van staten
hun taken zo functioneel mogelijk uit te kunnen voeren.
Immuniteit houdt in beginsel in dat de staat, diplomaat, internationale organisatie et
cetera onaantastbaar is. Voor staten vloeit de onaantastbaarheid voort uit
gewoonterecht, voor internationale organisaties blijkt dit uit de oprichtingsverdragen
ervan.
Dit betekent echter niet dat er zonder toezien en ongestraft gehandeld kan worden,
immuniteit kent wel grenzen. Zo ‘dekt’ de immuniteit van bijvoorbeeld een diplomaat
alleen alle handelingen verricht tijdens zijn zittingsperiode, en zijn staatshoofden niet
immuun voor schendingen van het volkenrecht (onder andere misdrijven tegen de
mensheid en genocide).3
De immuniteit van internationale organisaties kan echter op gespannen voet staan
met staatsverplichtingen, zoals het verlenen van rechtsbescherming aan haar
burgers door het verzekeren van het recht op toegang tot de rechter. 4 Dit was
bijvoorbeeld het geval in de zaak van de Europese Octrooiorganisatie (EOO). Het
betrof een geschil over de vaststelling van arbeidsongeschiktheid van een individuele
werknemer van de organisatie. Het Hof stond hier voor een normconflict tussen
enerzijds het respecteren van de immuniteiten van de EOO, en anderzijds het
respecteren van de effectieve bescherming die artikel 6 EVRM biedt. 5
Mensenrechten zijn vandaag de dag nog steeds enorm belangrijk en dienen ten alle
tijden in acht genomen te worden, zeldzame uitzonderingen daargelaten. Na de
Tweede Wereldoorlog werd met de Universele Verklaring van de Rechten van de
Mens, twee jaar later opgevolgd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de
Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), beoogd om een deel van deze rechten
en vrijheden een karakter te geven die juridisch bindend is. 6
1
Y. Dinstein, Par in Parem non Habet Imperium, Cambridge University Press 1966, p. 407.
2
Vertaald uit het Engels: ‘Officially granted exemption from legal proceedings or liability’,
https://en.oxforddictionaries.com/definition/immunity
3
Lord Browne-Wikinson, Judgement – In Re Pinochet, House of Lords, 17 december 1998.
4
Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV), Advies inzake
aansprakelijkheid van internationale organisaties, Den Haag, december 2015.
5
C Ryngaert, F. Pennings, Fundamentele arbeidsrechten en immuniteit: De zaak tegen de Europese
Octrooi Organisatie, Nederlands Juristenblad (2015) pp. 1212 – 1218.